Politisering van de esthetiek, niet andersom

Financieel-Economische Tijd 26 May 2005Dutch

item doc

Kunstenfestivaldesarts stak nooit onder stoelen of banken dat kunst niet om zichzelf bedreven wordt, maar ook steeds een maatschappelijke relevantie moet hebben. Dat zoiets niet hoeft te stranden in de naïviteit van het vormingstoneel van 3 decennia geleden, bleek hier uit twee werken die groot esthetisch raffinement koppelen aan een authentieke blik op de politieke en maatschappelijke werkelijkheid.

Een dia-voorstelling is zelden synoniem voor een spannend avondje uit. Wie heeft immers een boodschap aan beelden die enkel bij de maker herinneringen oproepen? ‘Objects for meditation’ van William Yang, een Australiër van Chinese afkomst, is de spreekwoordelijke uitzondering op deze regel: zijn dia-avond is een fascinerende belevenis, vooral omwille van het verhaal er rond. Zijn beschouwingen brengen je in een verzaligde staat die lang nazindert.

Yang pakt het subtiel aan. Zijn verhaal begint heel klein, bij zijn nieuwe flat in een voorstad van Sydney. Een anekdote over een boom, zijn interieur, een kommetje water voor de vogels passeren met dia’s de revue. De kunstenaar gunt zo een blik op zijn intimiteit. Herkenning is hier troef: Meteen toont Yang ook hoe het banaalste en onooglijkste belang heeft en zelfs een bron van kennis kan worden. Niet toevallig is de ‘Tao Te Ching’ van Lao Tse zijn geestelijke leidraad in het leven.

In dit huis-en-tuin-verhaal plant hij echter zorgvuldig de eerste sporen van een grotere context. Een Libanees meisje uit de buurt verwijst naar de ontheemding die velen anno 2005 treft. Dat geldt ook voor de kunstenaar: hij is een ethnische Chinees, maar tegelijk Australiër. Als bewoner van een ex-kolonie van de UK heeft hij een gespannen verhouding met dat land. Dat hij ook homoseksueel is en als kunstenaar steeds op reis is zijn extra redens om zich ‘displaced’ te voelen. Zijn verhaal waaiert dan ook van zijn woonst uit naar plaatsen over de hele aarde. Bij de anekdotes over die plekken bevraagt hij zich telkens weer over de manier waarop mensen met kwesties als identiteit, ontheemding en onderdrukking omgaan.

Uit zijn verhalen spreekt veel mededogen voor de ander en een sterk besef van de beperkingen van de menselijke geest. Bitterheid of cynisme zijn Yang vreemd. Hij maakt bijvoorbeeld geen grapjes over een wat wereldvreemde commune waar hij vaak vertoefde. Naaktlopen en een alternatieve economie beginnen mag dan weinig ‘hip’ zijn, Yang toont vooral de sterkte van deze mensen: hun genereuze aandacht voor elkaar en de natuur. Wat hem niet belet om zelf te kiezen voor wat meer stedelijke opwinding.

Wellicht werken Yangs dia’s wel hierom: Yang verkoopt geen ideologie maar geeft ons een heldere, wat onthechte blik, op de wereld. Die blijkt dan soms toch een mooie plek te zijn. Het gaat niet over wat we belangrijk horen te vinden, maar over wat bijzonder, uniek – soms ook bedroevend – kan zijn in het alledaagse. Het persoonlijke is bij hem nog altijd politiek. Een stellig statement tegen de oorlog ligt voor hem op één lijn met een innige aandacht voor de kleine dingen van het leven.

‘Three atmospheric Studies’ van de William Forsythe Company dompelt je onder in een wereld waarin angst en ideologie de boventoon voeren. Toch is dit geen rechtstreeks politiek commentaar. Alles speelt zich af in een grijze, gesloten doos waarin lange TL-strips een steeds wisselende atmosfeer oproepen. In het eerste deel maken één, hooguit twee dansers, telkens voor enkele minuten, onnavolgbare kronkelbewegingen. Een andere danser spreekt ondertussen waarschuwingen, bedreigingen, bezweringen uit, alsof hij/zij het tegen een kind had dat geïntimideerd of gedresseerd moet worden. Deze beweging eindigt in een echte dressuur, met alle dansers, willen of niet, op één lijn.

In een tweede deel duikt een schilderij van een wolkenhemel op. Onder het onregelmatig flikkerende licht schieten de dansers heen en weer over het podium. Het lijken grillige, schichtige gedachten die verdwenen zijn nog voor ze helder geworden zijn. Het schilderij duikt weer op in het derde deel, aan een opening in een hoge houten wand, een rudimentair huis. Naast dat huis zit een vrouw wezenloos voor zich uit te staren op een stoel. Een man becommentarieert tegelijk de wolkenformaties op het doek, en gaat zonder onderbreking door met de beschrijving van oorlogspuin en lijken. Puin noch lijken zijn echt aanwezig, maar krijgen vorm in de actie van de dansers. Wat zij doen tart elke verbeelding. Met uitgekiende klankeffecten maken zij akoestisch een nauwelijks te harden misbaar, dat verdubbeld wordt door een orgie van chaotische bewegingen. Forsythe zit je hier werkelijk op de huid door het ontketende podiumgeweld. De identificatie met de met wezenloos toekijkende vrouw is compleet.

Die verstomming wordt woede als een danseres deze vrouw benadert. Haar stem is zo gemanipuleerd dat ze klinkt als een Amerikaanse man met een zuiderse ‘drawl’. Ze komt niet om te helpen, maar om zichzelf te rechtvaardigen en de andere diets te maken dat haar ellende niets te betekenen heeft in het licht van een ‘bigger picture’. Dat dit werk over Irak gaat hoeft na anderhalf uur onderdompeling in cynisme en ideologisch bullebakken nauwelijks nog betoog.