Oefeningen in blind kijken

Jan Ritsema en Sandy Williams creƫren 'BLINDSPOT' in Kaaitheaterstudio's

De Morgen 25 Mar 2005Dutch

item doc

Contextual note
Dit is de originele auteursversie van de recensie die in de krant De Morgen verscheen.

De afgelopen jaren zocht theatermaker Jan Ritsema in experimentele settings en in dansvoorstellingen naar een horizontaal, democratisch theater, en vooral naar manieren om de toeschouwer een plaats te geven daarin. Dat performers en toeschouwers op gelijke voet staan, dezelfde kennis delen en in volle luciditeit aan het theatrale handelen deelnemen. Het is een onmogelijk theater, dat al spannende oefeningen in communicatie en observatie opleverde. Want dat is de paradox van dit open, transparante theater: er is ook meer ruimte voor zwarte gaten, illusies en spoken. En zijn niet precies die betekenisvol?

Gelijkaardige vragen zijn uitgangspunt voor BLINDSPOT, waarin Ritsema in dialoog treedt met de jonge Canadese danser Sandy Williams. Beiden brengen op enigszins ironische wijze verslag uit van hun lectuur en discussies, zoeken antwoorden in gedachte-experimenten en persoonlijke verhalen en doceren elkaar over de blinde vlek die elk kijken met zich brengt. "Je ziet wat je ziet en niet wat je niet ziet." Kunnen we tegelijk een stuk maken en toekijken? En wat met de toeschouwer, kan die zijn eigen kijken observeren?

Vervolgens dansen Ritsema en Williams een klein uur op vioolsonates en -partita's van Bach, de toeschouwers zitten rondom en kunnen de dansers en elkaar observeren. Misschien is dit alles nog het best te beschrijven als 'blindspotting', oefeningen in blindkijken, oefeningen om te gaan met de eigen blinde vlekken. De fragmentarische dans gaat vaak met horten en stoten vooruit, beide dansers zoeken een verhouding tot de ruimte, tot de toeschouwers, tot zichzelf, niet tot elkaar. Via ruggelingse en zijdelingse bewegingen traceren Ritsema en Williams grote blinde ruimtes, fysieke beperkingen die de mentale ruimtes van verbeelding en projectie naar voren halen. En herinneringen, want daarvan zijn de losgeslagen brokken bewegingen doortrokken. Het kijken kan niet anders dan delen in die versplintering en pogingen ondernemen om betekenis te sprokkelen. En waar de blik afketst op de dansers, zijn er telkens nog de verbaasde, geamuseerde, verveelde en geconcentreerde gezichten van de andere toeschouwers om naar te kijken.

Het is een interessant experiment, maar de choreografie van BLINDSPOT is te weinig specifiek om de toeschouwer tot scherpe (zelf)observaties te drijven. Waarom wil Ritsema als amateur per se dansen? Waarom choreografie als medium? Is dans een manier om woorden uit te wissen? Om te tonen wat niet gezegd kan worden? Op die punten blijft BLINDSPOT al te zeer in het ongewisse, waardoor een uitdagende conceptuele vraagstelling plaats maakt voor ietwat naïeve verlangens omtrent de antwoorden die dans zou kunnen bieden. Dat leidt hier eerder tot hermetisme dan tot een interessant falen.