Dansende schimmen in je hoofd

Choregraaf Boris Charmatz te gast op ‘Verwantschappen #2’ in CC Maasmechelen

Sarma 6 Nov 2004Dutch

item doc

Contextual note
Deze tekst werd geschreven voor de krant De Morgen maar niet gepubliceerd. Wel verscheen onder de titel 'Elke beweging heeft een geschiedenis' op 6 nov. 2004 een versie van de tekst die door de redactie grondig werd ingekort en herschreven. Deze niet-geautoriseerde dagbladversie is niet op Sarma beschikbaar.

Hoeveel weerstand moeten dansende lichamen bieden aan de toeschouwersblik om die voorbij verwachtingen en conventies te dwingen? Hoeveel weerstand om een mentale choreografie op gang te brengen, een spel van herinnering en projectie? In zijn weerbarstige en onstuimige werk is het de Franse choreograaf Boris Charmatz om die vragen te doen: fundamenteel onderzoek naar de verhouding van lichaam, waarneming en voorstellingswereld. Na twee jaar is een van de belangrijkste internationale dansvernieuwers terug in ons land met de dansfilm Les Disparates, een improvisatie en de performance La Chaise.

Het is alweer vijf jaar geleden dat Boris Charmatz met con forts fleuve een ‘klassieke’ voorstelling maakte. Sindsdien onderzocht hij het virtuele lichaam in de expo Statuts, trok met een groep kunstenaars de Alpen in, nam deel aan improvisatieprojecten, creëerde met de ‘pseudo-voorstelling’ héâtre-élévision een soort video-installatie voor één toeschouwer, schreef met Isabelle Launay het boek Entretenir, voerde onderzoek naar blindheid en zette gedurende een jaar de nomadische dansschool BOCAL op. Een atypisch choreograaf dus, die steeds weer de vraag stelt waar dans zich eigenlijk afspeelt, en er actief nieuwe plekken voor zoekt. Letterlijk, in het theater, op straat, of tussen bloemen in de wei – zo volgt César Vayssié in de dansfilm Les Disparates Charmatz tijdens enkele omzwervingen. Figuurlijk, in de hypnotische blik die zich verliest in videopixels, of in het opgeschrikte toeschouwersverlangen naar afgelijnde beelden en paradijselijke lichamen.

Voor Charmatz zijn er niet eerst dansende lichamen, dan een presentatiecontext en dan de waarneming ervan: die betekenisruimtes zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Choreografie gaat er dan ook om de complexiteit van die ‘plaats’ bloot te leggen, waarbij de spookachtige zones tussen fysieke, symbolische en mentale ruimtes tot leven komen. “De betekenis en ervaring van een simpele beweging, bijvoorbeeld zich uitstrekken op de vloer, verschilt al naargelang die plaatsvindt in een wei op het gras tussen de wilde bloemen, of op een stenen vloer in een zeventiende-eeuwse kerk,” vertelt Charmatz.

“Die ruimtelijke gegevenheid maakt fundamenteel deel uit van het gebaar, zoals ook alle keuzes in het theater ermee verknoopt zijn. Dat gaat op voor zowel danser als toeschouwer. Er worden voortdurend zaken aangesproken die boven het loutere beeld uitstijgen: het gaat om de hele geschiedenis die aan een beweging kleeft, haar culturele inbedding, de receptie ervan in het theater. Als danser organiseer je voortdurend je innerlijk, door het incorporeren van de ruimte, het licht, het culturele kader. Daarom zit het hele betekenispotentieel dus ook niet zozeer rond maar in de beweging, en dat de hele tijd al.”

Door het opleggen van fysieke beperkingen wil Charmatz een actief waarnemingsproces bij de toeschouwer uitlokken. Ook ons kijken vindt namelijk ‘plaats’, zowel in lichamelijk-zintuiglijke als in culturele zin, al zijn we ons daar zelden van bewust. In de performance La Chaise (2002) confronteren Boris Charmatz en Julia Cima de kijker met blindheid om een mentale dans aan te wakkeren.

Centraal in een galerieruimte staat een stoel waarop een toeschouwer mag plaatsnemen met de ogen gesloten, terwijl Charmatz en Cima een kleine dansvoorstelling voor hem improviseren. Inzet is een ‘gesuggereerde dans’, waarbij de dansers zonder fysiek contact een verandering in de ervaring en houding van de zitter trachten uit te lokken. De dansers werken met extremen, gebruiken nabijheid en afstand, bewegen traag of uitermate energetisch, produceren lawaai met objecten, zingen, lezen teksten, voeren de belichting op of dompelen de ruimte in volslagen duisternis.

De kijkervaring van de toeschouwers vermenigvuldigt zich: zij zien zowel de explosieve dans van Charmatz en Cima als de ingetogen houding van de blinde getuige. Wat La Chaise in alle scherpte weet op te roepen is een nevenschikking van de eigenlijke kijkervaring en het mentale theater dat het kijken betreft, een spel van indrukken en projecties dat eigenlijk altijd aan de orde is in dans. Charmatz heeft er een formule voor: “Mentale reconstructie, dat is de kern van de zaak als je met dans bezig bent. Het feit dat we zien, horen en voelen, die zintuiglijke input is belangrijk, maar de verwerking van al die gegevens, het geheugenwerk achteraf en de hele mentale wereld die we creëren op basis daarvan staan centraal. Vraag in mijn onderzoek naar blindheid is dan ook hoe je de blik kunt modificeren.”

“In La Chaise trachten we het actieve waarnemingsproces van de geblinddoekte toeschouwer te stimuleren. Hij zal misschien meer aandacht hebben voor de ademhaling van de dansers, hun vermoeidheid, geur en lichaamswarmte, maar toch is het ons vooral te doen om zijn mentale reconstructie van de dans die zich rondom hem afspeelt. Tegelijk kijken er ook mensen toe, die op hun beurt ook op de stoel zouden kunnen plaatsnemen. Zo heeft de toeschouwer dus een directe toegang tot het gebeuren, maar ook een indirecte: hij gaat zich inbeelden wat de zitter voor hem meemaakt. Sterker, je ziet wat die meemaakt, omdat zijn houding aandacht, angst of verveling uitstraalt. Op dat punt maken we dus letterlijk mentale reconstructieprocessen zichtbaar. La Chaise toont niet enkel het beeld, maar ook wat het teweegbrengt: het theater van het kijken, dat wat zich afspeelt voorbij datgene wat men ziet.”

Die mentale choreografie van projectie en suspens raakt aan de kern van Charmatz’ werk: “Terwijl we trachten te begrijpen wat iemand beleeft, terwijl we gissen en voorspellen wat er gaat gebeuren, werken we eigenlijk aan onszelf, we hebben voortdurend onze eigen mogelijkheden en grenzen in het vizier. Misschien verlangen we van een danser dat hij dingen doet die we zelf niet kunnen, misschien het tegendeel. Misschien schiet onze verbeelding of ons geheugen tekort om een rijke voorspelling te doen van wat komen gaat of komen kan. Eigenlijk is het niets anders dan aan jezelf werken doorheen het kijken naar anderen.”