De Nederlandse Dansdagen

TM 1 Nov 2002Dutch

item doc

Contextual note
Andere teksten over danskritiek in Nederland zijn terug te vinden onder de keywords ‘dance & discourse’ en ‘fantomen’.

Tijdens de Nederlandse Dansdagen is le tout van de danswereld in Maastricht bijeen. Het was dus een goed idee om een debat over danskritiek te programmeren op het moment dat makers, critici, programmeurs en liefhebbers in vergadering verenigd zijn. De danskritiek ligt, zoals dat heet, onder vuur. De dansmakers en -programmeurs haten de critici omdat zij cynisch, oppervlakkig en impotent zouden zijn; hoofdredacteuren van de dag- en weekbladen haten dans en geven haar beperkte ruimte in hun kolommen. Het toegestroomde publiek maakte zich op voor een knallende bokswedstrijd in de foyer van Theater aan het Vrijthof.

En het begin was in die zin ook veelbelovend. Annette Embrechts (dansrecensente van de Volkskrant) die het debat namens de Kring van Nederlandse Theatercritici had georganiseerd, was erin geslaagd enige cracks van de danskritiek voor de microfoon te slepen: Eva van Schaik (Trouw), Ingrid van Frankenhuyzen (NRC Handelsblad) en Francine van der Wiel (Het Parool). Op zichzelf al een prestatie, want een openbaar debat was tot nu toe nooit gelukt. Daartegenover zaten de dansmakers: Ger Jager (namens Danswerkplaats Amsterdam) en Harijono Roebana (van Leine & Roebana). Constant Meijers (hoofdredacteur TM) las een lijst met stellingen voor die zouden worden bediscussieerd en Pieter C. Scholten (van Emio Greco|PC) declameerde een prikkelende tekst: “Waarom wordt danskritiek niet gepresenteerd als een liefdesrelatie: our love is special, different and unique”. Hij riep op tot meer polemiek en hulde zich vervolgens in zwijgen.

Wat beloofde een spannend discours te worden, verzandde al snel in gebabbel. Gesprekleider Tjitske van Ossewaarden slaagde er niet in sturing aan de discussie te geven. Ze verzuimde gezamelijke uitgangspunten te benoemen en algemene vragen te stellen als ‘wat is de functie van danskritiek?’ of ‘wat is de macht van danscritici?’ De gespreksdeelnemers werden niet op hun uitspraken vastgespijkerd, stellingen werden niet uitgediept en uiteindelijk derailleerde de discussie in een kakofonie waarin eenieder zijn stokpaardje kon berijden, zijn persoonlijke gram kon halen of schielings de zaal kon verlaten (Harijono Roebana: “Ik moet er vandoor, ik heb een CKV-voorstelling vanmiddag”). Natuurlijk waren de boosdoeners van de danskritische ellende snel gevonden. Het waren alweer die vervloekte hoofdredacteuren die niet geïnteresseerd zijn in dans; maar ook de eindredacteuren die namen van dansers en ontwerpers uit de recensies knippen; de dansmakers en -gezelschappen die hermetisch gesloten zijn en geen nieuws doorspelen naar de recensenten én ja hoor, de schuld ligt vooral bij de danscritici die zich hebben ontwikkeld tot cynische, beledigende en subjectief oordelende columnisten. Toen de danscritici erop werden gewezen dat het een taak van de journalist is om zijn plek in de krant te bevechten (“Waarom krijgt Anna Tilroe wel een hele pagina over beeldende kunst voor elkaar?”) stapte Ine Rietstap (NRC Handelsblad) naar de microfoon en zei: “Dames en heren, ik vecht al meer dan dertig jaar, ik word er gek van!” Jammer genoeg liet ze het daarbij zitten en keerde ze terug naar haar stoel. Want juist zij had het debat de inhoudelijke draai kunnen geven die het zo node miste. Bij de opening van de dansdagen werd Rietstap de Prijs van de Nederlandse Dansdagen verleend. Daarbij werd gerefereerd aan haar uitspraak “vakmanschap is toetsbaar”. De perfecte insteek voor een inhoudelijk debat. Want hoe toetst de recensent? Waar staan de recensenten in dat eindeloze, grenzeloze gebied dat ‘dans’ heet? Hoe ontwikkelen zij hun visie op dans? Hoe leerden zij kunst beschouwen? Wat is dans? Juist over dat type vragen moet het veelgeroemde maar nog steeds niet gevoerde discours gaan.

Maar enfin, de kop is er af. Er is een begin van een debat. De grieven zijn verwoord, de verdediging heeft gesproken en de schuldigen zijn aangewezen. Nu nog de inhoud. En de vorm. En het podium (op internet zoals via de website van Emio Greco|PC, in TM, in nieuwe talkshows of toch de dag- en weekbladen? Kan Directie Overleg Dans (DOD) niet eens een debat met hoofdredacteuren organiseren?). En wellicht moeten we ook eens kijken naar het publiek. Want opeens stond daar in Maastricht een mevrouw voor de microfoon die zei namens het Nederlandse danspubliek te spreken: “Wij willen helemaal geen moeilijke artikelen over dans, ik hoef niet te lezen wat Plato met dans heeft. Ik wil weten wanneer er een dansvoorstelling is, wie die gemaakt heeft en waar het over gaat.” Een serviciepagina dus? “Ja, met nog wat aanvullingen.”

De hoofdredacteuren van de Volkskrant, Het Parool, NRC Handelsblad> en Trouw zouden in hun handen hebben geknepen.