Mama, waarom praten wij?

Choreograaf Jérôme Bel over de creatie van ‘The Show Must Go On 2’

De Morgen 16 Oct 2004Dutch

item doc

Contextual note
Dit is de originele auteursversie van het interview dat in sterk ingekorte versie in de krant De Morgen verscheen.

Drie jaar na zijn successtuk Show Must Go On, heeft de invloedrijke Franse choreograaf Jérôme Bel de sequel klaar, die expliciet aangekondigd wordt als ‘theater’. Natuurlijk was de man altijd al evenveel taalkunstenaar als choreograaf, maar wellicht wilde hij ook de definitiestrijd van wat hedendaagse dans nu eigenlijk is nogmaals een zetje geven. Bel wil immers de DNA-code van het theater achterhalen, ervan overuigd dat die wel eens heel erg op die van psychische, sociale en politieke structuren zou kunnen lijken. Als antwoord op de verwijten die hem als conceptueel theatermaker te beurt vallen, zet Bel de puntjes graag op de i.

Omdat Bel het al te druk heeft met de voorbereidingen van The Show Must Go On 2, verloopt het interview per e-mail. We communiceren in citaten, woordspelletjes en afgemeten blokjes tekst, wat de man meteen typeert: Bel is niet enkel een taalkunstenaar maar ook een controlefreak, die graag elk woord precies wil overbrengen. Zo verloopt ook het werkproces, waarbij Bel een corpus van tekstfragmenten verzamelt waar hij op kan terugvallen om zijn werk te formuleren. In het programma staat een citaat van Samuel Becket afgedrukt als motto: “C'est ça le spectacle, attendre le spectacle (...) attendre seul, dans l'air inquiet, que ça commence, que quelque chose commence, qu'il y ait autre chose que soi.” En daarnaast nog een van Jean-Luc Godard: “- Maman, c'est quoi le langage?/- C'est la maison où habitent les hommes.

Wat spreekt hem aan in die tekstfragmenten? “Om te beginnen zijn Beckett en Godard enkele van mijn persoonlijke superhelden, zoals ook Andy Warhol, Marcel Duchamp of Michel Houellebecq,” vertelt Bel. “Maar er is natuurlijk het theater, met die aangrijpende woorden van Beckett. Hij geeft antwoord op de vraag die zou kunnen luiden: ‘Maar waarom moet de voorstelling verdergaan?’ En ik geloof dat ook ik in deze voorstelling probeer te antwoorden, nog altijd, op die vreemde noodzaak dat er theater is, dat er voorstellingen zijn. Wat is de inzet van al die voorstellingen voor ons, volwassen vrouwen en mannen aan het begin van de eenentwintigste eeuw? Wat komen we hier dus zoeken? Een goede voorstelling, een schone avond, leuke, verrassende, meeslepende, schone dingen? Neen, dat denk ik niet. Er is iets wat gebeurt, elke avond weer in de theaters, wat veel belangrijker is dan dat, wat veel essentiëler is voor ons dan enkel dat.”

“Het citaat van Godard is belangrijk voor mij omdat het materiaal van het nieuwe stuk de taal is, en het is voor het eerst dat ik die op zo’n frontale manier gebruik. En dat huis waar Godard van spreekt, betreft de taal als de grootste bijzonderheid van het menselijke wezen, het is een van onze definities: dier toegerust met taal.”

The Show Must Go On 2 wordt uitdrukkelijk al ‘theater’ aangekondigd. Waarom?

Jérôme Bel: “Aangezien ik ditmaal taal gebruik als basismateriaal, heb ik besloten het stuk als theater te presenteren. Sommigen die mijn werk kennen zullen ongetwijfeld glimlachen, want men kan moeilijk beweren dat mijn vroegere voorstellingen echt ‘pure dans’ waren! Maar goed, er zijn nog toeschouwers en critici die altijd zeggen ‘Maar dat is geen dans!’. Dus heb ik aan mijn producenten, waaronder Kaaitheater, gevraagd of ze het nieuwe stuk wilden presenteren als ‘theater’ en dat hebben ze alle geaccepteerd. Misschien zullen er mensen zijn die zeggen ‘Maar dat is geen theater!’. Bon, dan probeer ik volgende keer iets anders, zo erg is dat niet… dat alles is natuurlijk een kwestie van taal, telkens weer!”

“Wat me aan taal bevalt is dat het ons meest gesofisticeerde middel is om te communiceren en we desondanks ongelofelijk veel misverstanden produceren!! Het meest uitgewerkte middel voor communicatie tussen ons is zo onvolmaakt. Ik wacht met ongeduld op het moment dat de menselijke evolutie ons in staat zal stellen om direct te communiceren via telepathie, waarbij mijn mentale voorstelling op perfect identieke wijze overgebracht zal kunnen worden in de hersenen van mijn gesprekspartner, en we het medium taal dus niet langer nodig zullen hebben.”

Wat een interessante paradox: communicatie zonder medium, betekenis zonder incarnatie, is zoiets wel mogelijk, laat staan wenselijk? Of nog: een kunst die strikt conceptueel is en zich bijvoorbeeld bevrijd heeft van het medium theater, kan die nog betekenisvol zijn?

“Het medium is slechts een instrument, het is geen doel op zich. Belangrijk is de betekenis, niet het middel. Dus als theater, schilderkunst en cinema nog bestaan dan komt dat omdat er nog nood is aan deze media om ideeën uit te drukken, maar op een zeker ogenblik zullen ze niet langer noodzakelijk zijn en ook dat is goed! Het is bijvoorbeeld duidelijk dat met de DVD de cinema als ruimte vanzelfsprekend gaat verdwijnen, ik heb er al minstens twee jaar geen voet binnengezet. Nee, ik ben gaan kijken naar de prachtige film Notre Musique van Godard en naar Tarantino’s Kill Bill 1 & 2.”

Aha, het fenomeen van de sequel: heeft dat in het theater een bijzondere betekenis?

The Show Must Go On is een soort gimmick die ik ga blijven gebruiken, je moet toegeven dat het een perfecte titel is: Waarom een nieuw stuk? Omdat de voorstelling moet verdergaan… en hop! Dus ik hoop ooit nog met een derde aflevering uit te pakken, zoals de series Mission Impossible 1&2, Austin Powers 1&2, Terminator 1&2&3, Alien 1&2&3&4, Rocky 1&2&3&4&5&6&7 enz.”

“Betekenisvol is natuurlijk ook dat achter zo’n opeenvolgende reeks voorstellingen een artistiek project schuilgaat, dat enkele jaren geleden begonnen is en zich steeds verder toespitst. Mijn werk evolueert eigenlijk niet, het involueert, het zoekt in zichzelf: hoe meer ik vooruit geraak, hoe complexer de zaken me toeschijnen. Mijn werk graaft dus in wat het al voortgebracht heeft. Het is experimenteel werk dat op zoek gaat naar wat er achter het theater zit, dat de DNA-code van het theater tracht te ontcijferen – die heel goed onze psychische DNA-code zou kunnen zijn. Want het theater interesseert me niet op zich, wel als een instrument voor het analyseren en mogelijk uitleggen van bepaalde menselijke processen.”

Om terug te keren naar het verwijt dat er niet meer gedanst wordt: Dominique Frétard introduceerde in Le Monde de term ‘non-danse', hekelt de kritische terreur van de experimentele choreografen en kondigde een terugkeer naar de ‘schone dans’ af. Dat vraagt om een reactie, niet?

“Gelukkig werkt ze intussen niet langer voor die krant, Dieu merci, want door alle onzin die ze schreef als critica had ze al lang haar credibiliteit verloren in het choreografische debat – wat trouwens ook opgaat voor haar collega van Libération. Die term ‘non-danse’ is volledig absurd. Het is duidelijk dat de malaise voortkomt uit het feit dat de kunstenaars die ze aanvalt een gearticuleerd discours hebben dat vaak veel gecultiveerder is dan het hare. Dat van die terreur klopt overigens niet wat mij betreft, ik heb altijd gezegd dat mijn werk zich niet tegen de dans keert, maar zich ernaast plaatst, als andere mogelijkheid, als alternatief. Frétard daarentegen probeert verschillende ‘stromen’ van de dans tegen elkaar uit te spelen, waarbij ze een karikaturale visie geeft op de hele choreografische wereld. Nee, dat doet meer kwaad dan goed om de inzet te helpen begrijpen van het actuele creatieve werk, dat erg rijk en divers is op dit ogenblik. Persoonlijk vind ik het een erg opwindende periode.”

Ondanks verwijten van neo-academisme, uitholling van de avant-garde en weinig zin voor deconstructie die u incasseerde, blijft Marcel Duchamp niettemin een van uw superhelden.

“Zonder Marcel Duchamp zou de kunst waar ik van hou en die me helpt in contact te treden met de wereld niet bestaan. En aangezien ik altijd ook gepassioneerd ben door de kunstgeschiedenis, kan ik evenmin de geschiedenis schrappen van een kunstenaar die zo bepalend is geweest voor een eeuw die op zijn einde loopt. Het lijkt me dat de problematieken die zijn werk aan de orde heeft gesteld verre van uitgeput zijn. Overigens is The Show Must Go On geen deconstructie van het theater, het probeert dat in tegendeel opnieuw te betoveren! En nummer twee zet dat werk verder. Het tracht een theater voor te stellen dat gelijke tred houdt met de huidige wetenschappelijke kennis en blijk geeft van een esthetische en politieke luciditeit.”


Wie is Jérôme Bel?

Wie Geboren in 1964, startte de Fransman Jérôme Bel zijn carrière als danser bij onder anderen Angelin Preljocaj, Daniel Larrieu en Caterina Sagna. Hij was de assistent van Philippe Découflé voor de de ceremonies van de Olympische Winterspelen in Albertville in 1992. Daarna hield Bel het dansen voor bekeken en trok hij zich twee jaar terug om zich te verdiepen in filosofie. In 1994 creëerde hij Nom donné par l’auteur om sindsdien het ene meesterwerk na het andere af te leveren. Vorig jaar ging hij voor het eerst als curator aan de slag voor het festival Klapstuk #11 in Leuven.
Gefascineerd door de codes van het theater en de manieren waarop taal ons dagelijks leven vormgeeft, exploreert Bel in zijn werk de verwantschappen tussen beide. In zijn stukken nemen verder thema’s als auteurschap, identiteit, popcultuur en entertainment een centrale plaats in. Door zijn uitgesproken conceptuele benadering van dans en theater heeft Bel mee de vraag waar hedendaagse dans voor staat serieus opgerekt en een hele generatie makers beïnvloedt.

Enkele voorstellingen in een notendop

Nom donné par l’auteur (1994)
Strak afgemeten maar hilarische choreografie voor woordenboek, zoutvat, stofzuiger, tapijt, voetbal, schaatsen, kruk, bankbiljet, zaklamp, twee mensen en nog een reeks objecten. Via een vernuftig spel wordt een aantal basisprincipes van choreografie tastbaar gemaakt.

Jérôme Bel (1995)
Op zoek naar de ‘oerscène’ van de moderne dans voert Bel vier naakte dansers, een gloeilamp en een geneuriede Sacre du printemps op. Wat in de handelingen en taalspelletjes wordt geofferd is de fictie van het natuurlijke lichaam en zijn puurheid: we bevinden ons altijd al in een metafoor.

Shirtologie (1997)
In de openbare ruimte geven we onze identiteit op de meest lapidaire manier vorm via tekeningen en opschriften op T-shirts. Haal de kleerkast van enkele jongeren ondersteboven en de rest wijst zichzelf wel uit: ultiem choreografisch portret van de H&M-generatie.

Le dernier spectacle (1998)
Schaamteloos intellectualistisch theater, waarin André Agassi een balletje komt slaan en Hamlet in de coulissen verdwijnt wanneer hij ‘niet is’. En natuurlijk is er de expressionistische dans van Susanne Linke, opgevoerd door Bel in travestie die niettemin claimt: “Ich bin Susanne Linke.”

The Show Must Go On (2001)
Via een reeks popsongs en gepaste dansjes, krijgt het theater vorm in de verbeelding en via interactie met de toeschouwers: van flirtpartijen over zwaaien met aanstekers tot luidkeels meezingen. Tussendoor zinkt de Titanic, maar de show gaat voort.