De Soldaten van Hochhuth lopen teatraal uit de pas

Bedoelingen van de auteur onverdacht

De Standaard 14 Oct 1967Dutch

item doc

West-Berlijn, oktober.

Het voorspel op de opvoering van het nieuwe stuk van Rolf Hochhuth, de beruchte auteur van Der Stellvertreter, mag bekend worden geacht. Het feit dat de beheerraad van het Britse National Theatre, waar het stuk oorspronkelijk gecreëerd zou worden, het beledigend vond voor de nagedachtenis van Churchill heeft de nieuwsgierigheid doen stijgen. Ook de stof-keuze van de nieuwe Hochhuth is reeds bekend door de vele artikels die hij er sedert maanden in de internationale pers – van Playboy tot Die Zeit – aan wijdt. Hochhuth is ditmaal vertrokken van een boek van David Irving, The Destruction of Dresden, en is daarbij gestoten op een tamelijk duistere zaak: Churchill zou iets te maken hebben gehad met de dood van generaal Sikorski, Pool minister-president. Over deze duistere affaire is vorige week ook een boek uitgekomen van dezelfde Irving (Accident genaamd). Hoe dan ook, het fijne van de hele zaak weet men niet na het zien van de opvoering noch na lezing van het stuk. Hochhuth zou (het is weer allemaal erg mysterieus) geheime verklaringen in een Zwitserse Bank gedeponeerd hebben die het allemaal verduidelijken wie ‘schuld’ heeft: maar deze dienen nog vijftig jaar te blijven rusten. Waarom dan eigenlijk nu al een stuk hierover schrijven?

De hele zaak zit publicitair erg mooi in elkaar. Dat de uitgeverij Rowohlt de tekst van Soldaten uitbracht, heeft de spanning bij de recensenten nog vermeerderd. (Slechts een handvol prominente Duitse critici hadden het stuk vooraf in lezing gekregen). Na de première zijn de recensenten dus vlijtig aan het lezen gegaan en hebben de 199 pagina’s doorgewerkt om na te gaan of ze, uit de volledige tekst, die in de opvoering op de helft ongeveer herleidt werd – en toch nog drie lange uren duurt – veel wijzer zouden worden. Regisseur Hans Schweikart heeft echter de coupures met zorg aangebracht. Geen enkele scène verdween (behalve de epiloog, die echter op de generale repetitie nog behouden was), maar de tekst werd doorlopend uitgedund. En er viel nogal wat in te snoeien.

Oprecht

Het mag dan publicitair nog een erg opgeblazen evenement zijn, aan de oprechte bedoelingen van Hochhuth twijfel ik geen ogenblik. Helaas, ze worden nergens teatraal waar gemaakt. Naast een heleboel neventema’s die gaan van de huidige politiek situatie in Duitsland over, terloops, de Vietnamoorlog en in enkele zinnen op het einde, de atoombedreiging, zijn er twee duidelijkere interessepolen te ontdekken: een pleidooi voor een ‘Luftkriegkonvention’ en de affaire-Sikorski. Maar het stuk hinkt van het ene onderwerp naar het andere, en mankt eigenlijk konstant.

In een soort raamhandeling – inleiding en epiloog – wordt het pleidooi gehouden voor een internationale konventie die het bombardement van burgerlijke doeleinden zou moeten verbieden. Een dergelijke overeenkomst bestaat voor de oorlog die gevoerd wordt te land en te zee, niet voor de luchtoorlog. Deze tesis wordt met ongenuanceerde geobsedeerdheid ingehamerd, alsof ons lot hier enkel en alleen van afhing.

Persoonlijk vind ik dit bewogen ‘humanisme’ een beetje kortzichtig, en mag ik het ook zeggen, een weinig verdacht. Het lijkt me een indirekte verdediging van ‘das Militär’ te zijn. Dat ik dit niet zomaar uit de lucht grijp, moge blijken uit een citaat uit de open brief die Hochhuth aan president Lübke geadresseerd heeft en waar hij hetzelfde pleidooi hield met de volgende nuancering: “zo’n akkoord zou kunnen beschouwd worden als een eerste stap in de richting van een humanizering van het militaire denken”. Alsjeblief.

Kortzichtig

Toch twijfel ik niet aan de oprechte bewogenheid van Hochhuth, al vind ik ze ietwat kortzichtig, en vooral, dramaturgisch onuitgewerkt. De raamhandeling, die dit tema hoofdzakelijk behandelt, speelt zich af in Coventry in 1964. Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het Rode Kruis wordt er voor de genodigden een opvoering gegeven van een stuk geschreven door een ex-piloot die deelgenomen heeft aan de bombardementen op Hamburg en Dresden, en die nu ijvert voor die internationale konventie.

Het stuk dat opgevoerd wordt zijn de drie middenbedrijven: ze verplaatsen ons naar Londen elf jaar vroeger. Nu wordt ineens het geval-Sikorski languit geschilderd, met op de achtergrond de bombardementen op Hamburg (Gomorra). Volgens Hochhuth zou Churchill in deze bedrijven moeten uitgroeien als een tragische held die tussen twee kwalen – het doen verdwijnen van Sikorski en het Hitler-gevaar – moet kiezen. De tragische dilemma is in het stuk zoek geraakt en Churchills twijfel, laat staan, gewetensknagingen zijn onbestaand. Blijft over: een zeer banale figuur, respektvol door Hochhuth getekend in de details, maar onverklaarbaar in zijn daden. De figuur wordt in de geschreven tekst aangevuld door ellenlange beschrijvingen die echter dramaturgisch niets kunnen verhelpen. En dan ineens, rond het einde van het derde bedrijf krijgen we terug een aanknoping met het eerste tema: Dr. Bell komt Churchill in een vals-patetische scène verwijten dat hij “niet alleen vijanden, maar ook families doodt”. En dan beginnen weer ellenlange diskussies over wie mag doden en waarom? Tussenin loopt dan nog een soort liefdesintrige: braaf en moreel zuiver gehouden. Het deed me denken aan de meest cliché-achtige situaties uit een sociaal-realistisch drama. Ook de taal , een soort vrije pers, gebruikt dezelfde bombast. (“Soldaten müssen sterben, aber durch ihren Tod… stärken sie das Volk, das sie geboren hat“) en gevleugelde uitdrukkingen (“Soldat is, wen kein Zweifel schwächt“) als in het allerslechtste politiek patronagetoneel gebruikt worden. Het meest irriterende is dan nog wel dat er voortdurend in citaten gesproken wordt. “Ihr versteckt euch hinter Maximen” is het verwijt dat de zoon aan zijn vader de ex-piloot maakt. Het is van toepassing op Hochhuth zelf.

Sober

Eigenlijk voel ik er meer voor om mee te lijden met het tragische lot van regisseur Hans Schweikart en zijn akteurs dan met Churchills pseudo-dilemma. De opvoering in de Volksbühne wordt gekenmerkt door: een zeer grote soberheid in de regie (waarschijnlijk en terecht dacht de oude teaterrat Schweikart dat er zo al genoeg patetiek was) en een zeer prestigieuze rolbezetting. Rudolf Forster zegt een paar clausen bij de aanvang, verdwijnt dan een uur of drie in de coulissen om dan terug in de epiloog nog een paar gevleugelde wijsheden mede te delen. Hans Christian Blech doet zijn best om er getormenteerd uit te zien als ex-piloot. Dieter Borsche mocht Sikorski belichamen; de eer om Churchill voor het eerst op de scène gestalte te geven werd aan O.E. Hasse toevertrouwd. Wat de rol niet bezit, en dat is het voornaamste, kan hij een beetje aanvullen door zijn presence als akteur. Wel is het zo dat men anderzijds nooit in hem Churchill ziet maar konstant Hasse.

Is er een minder slechte opvoering dan deze mogelijk? Ik betwijfel het sterk. Toch zullen er nog vele volgen. Ik schrijf dit allemaal zonder het minste leedvermaak neer: Der Stelvertreter leek en lijkt me nog altijd een belangrijke gebeurtenis in de jongste geschiedenis van het toneel. Het heeft de stoot gegeven voor een nieuwe doorbraak van het dokumententeater, een nieuwe vorm van politiek teater. Maar misschien willen de historie, Hochhuth in hun geleden opnemen; voor het teater lijkt hij mij onvoorwaardelijk verloren te zijn. Al belooft hij ons nu een komedie. Nog één.