Australiërs pronkten met vreemde sterren Fonteyn en Noerejev

Béjart voor uitverkochte zalen te Parijs

De Standaard 24 Nov 1965Dutch

item doc

Parijs, 23 november. – De negen opvoeringen die het Australian Ballet te Parijs gaf, gingen voor uitverkochte zalen (en dat betekent naar goede Franse gewoonte een gemiddelde van twee toeschouwers per plaats: één betalen en één uitgenodigde. Met als verder gevolg dat de eerste twintig minuten verloren gaan voor de toeschouwer. Of liever: dat het spektakel van de scène naar de zaal verplaatst wordt).

Hoe kan zo’n jong gezelschap (3 jaar oud) uit een land dat het westers ballet verafgelegen moet zijn, zoveel volk trekken? Welk exotisme verwacht het publiek van een typisch ‘Brits’ gezelschap? Het staat nl. onder leiding van twee grote beroemdheden uit de Engelse balletwereld, Peggy van Praagh en Robert Helpmann, en heel wat Australische dansers zoals Kathleen Gorham en Elaine Fifield, die in Groot-Brittannië werkzaam waren zijn naar hun geboorteland teruggekeerd. Door deze goede relaties met het moederland was het ook mogelijk Margot Fonteyn en Rudolf Noerejev als gast aan het ballet te verbinden. Vanzelfsprekend is dit dan ook de reden voor de massale opkomst. De aanwezigheid van twee sterren van zulk formaat kan voor een beginnend gezelschap inspirerend werken: de manier waarop zij dansen mag als voorbeeld dienen voor elk danser. Als toeschouwer is het kontrast echter te sterk: naast Fonteyn lijken alle danseressen houterig en naast Noerejev alle dansers plomp. Het is ook de reden waarom de Parijse pers zo meedogenloos streng was voor een gezelschap dat, beslist, nog veel te leren heeft, maar anderzijds ook aanmoediging verdient.

Het eerste programma bestond uit een avond vullend ballet in drie bedrijven van Rudolf Noerejev zelf: Raymonda. Van de oorspronkelijke versie van Petipa zou hij enkel de variaties uit het eerste bedrijf en de ‘grand pas classique’ uit het laatste bedrijf overgehouden hebben. De onbegrijpelijke intrige heeft hij tot een minimum herleid; de dansnummers volgen elkaar op als evenzovele balletjes. Alleen de titel en de muziek van Glazoenov bleven. Eigenlijk nog te veel! Vooral daar de partituur balletmuziek aan de lopende band is – en trouwens door Petipa ook ‘sur mesure’ besteld. Vergeefs zal men enige koreografische oorspronkelijkheid zoeken, nl. kan men zeggen dat het eerste bedrijf heel wat gaver is dan het laatste met zijn Hongaars en Spaans divertissement. Noerejev kent de knepen van de klassieke danstaal door en door zodat het ten slotte toch een vrij volle koreografie werd.

Virtuoziteit

De tweede avond zette in met Le Conservatoire naar Bournonville, een klassiek virtuoziteitsballet dat de krachten van het Australian Ballet te boven gaat. Brille was er voldoende in de pas-de-deux uit Le Corsaire (koreografie van Noerejev, naar Petipa). Noerejev vertoonde hierin zijn ongelooflijke ‘jetés’, maar opvallender nog is zijn wijze om de ruimte a.h.w. voor zich op te eisen, van alle zijden te beheersen. Wat hoegenaamd niet betekent dat hij een slechte partner zou zijn in de pas-de-deux. Hij verdwijnt echter niet achter Margot Fonteyn, maar is haar volwaardige tegenspeler (wat heel duidelijk zal blijken in Giselle).

Men had voorzichtigheidshalve Melbourne Cup vervangen door The Display (men weet hoe gevoelig het Franse publiek is voor elke vorm van chauvinisme, behalve het zijne natuurlijk). Dit werk van Robert Helpmann is een kortademige Robbins (die van West-Side Story, onvermijdelijk) maar heel wat pretentieuzer. De werkelijk vulgaire muziek van Malcolm Williamson maakt het helemaal ongenietbaar.

De pseudo-Japanse partituur voor Yugon (van de pseudo-Japanner (?) Yuzo Toyama) is al even onverdraaglijk, zoals het ganse ballet trouwens dat is voor een Westerse toeschouwer die toch een weinig gevoeliger aan het worden is voor de Oosterse wereld, dank zij de film, en nu ook, toneelopvoeringen. Nu merkt men pas ten volle hoe schitterend Balanchine in zijn Bugaku die geest heeft weten om te zetten in een westerse danstaal. Na de première was er boe-geroep. Hopelijk krijgen de Japanners dit werk nooit te zien.

Van de drie moderne balletten was Just for Fun (een kollektieve koreografie ?) dat de beste indruk naliet. Op en kermisachtig muziekje van Sjostakovitsj is het een bloemlezing van wat men ‘musical’-koreografie zou kunnen noemen. Los, jeugdig, sportief en simpel. In vertolking miste het echter dynamiek en kracht.

Romantiek

Dit laatste werkje zette het derde programma in, dat hoofdzakelijk bestond uit de integrale uitvoering van Giselle. De versie die Peggy van Praagh ervan brengt is ontdaan van het gemakkelijke folklorisme van de boerendansen (die b.v. de versie van Anton Dolin kenmerkt) of de houterigheid die we vorige week nog van de Roemenen zagen. Het is lyrischer, en, misschien romantischer. Het eerste bedrijf heeft altijd de neiging uiteen te vallen in pas d’actions en zuiver dans. Margot Fonteyn overwint dit euvel op magistrale wijze: in haar dramatische verschijningen zowel als in de gedanste, en vooral tussen beide, zit een ongelooflijke kontinuïteit. Zij nuanceert heel goed de evolutie tot bosnimf, over de gevaarlijke waanzin-scène heen, zonder daarbij vergeten te dansen.

Haar grote muzikaliteit en elegantie zijn het gevolg van een grote precisie. Haar balance is perfekt, de port-de-bras uitstekend., buitengewoon sekuur in virtuoze passages, en heeft daarbij iets dat ik biezonder op prijs stel: gratie die niet voortspruit uit geaffecteerdheid. Dit merk je in een detail zoals haar handen. Nooit zal je bij Fonteyn van die precieuze vingermaniertjes vinden, maar haar hand en vingers zijn los, en daarom ook zo buitengewoon lyrisch. De elegantie is er niet opgeplakt, maar zit in die ‘nuchterheid’ van uitvoering. Opvallend bij Noerejev in de rol van Albrecht is de manier waarop hij de romantische figuur tekent, door gewoonweg een hedendaagse jongeling te zijn. Ongedwongen, sportief, zou men bijna kunnen zeggen. Jammer dat men deze moderne visie die men in de hoofdpersonen uitgevoerd vindt afwezig blijft de gehele conceptie van een werk als Giselle. Deze briljant-perfekte vertolking heeft mij bijna doen vergeten dat ik eigenlijk niet zo heel veel voor dit klassiek-romantisch werk voel! Het is een vertolkingsglans die ik oprecht weet te waarderen, en hoegenaamd niet wens te onderschatten? Het laat bij mij echter een leegte na, een leegte die grote koreografie weet te vullen.

In mijn vorige bespreking schreef ik hoe sympatiek, maar tevens ook hoe navrant, het would-be modernisme van Le marteau sans maître was, waarmee het Roemeens gezelschap te Parijs gasteerde. Ik schreef ook dat ik dit werk moeilijk zag in het Roemeense patroon. Waarschijnlijk heeft de koreograaf ervan, Stere Popescu, dit zelf ingezien: met nog een danser uit het gezelschap is hij in Parijs gebleven. Of zijn koreografisch werk echter in ons danspatroon zal passen is een andere vraag…

Volgende week is het de beurt aan het enige modern balletgezelschap dat aan dit Festival deelneemt: het Ballet der XXste eeuw van Béjart. Hij komt naar Parijs met de Wagnertrilogie, waarvoor Paolo Bortolluzzi een nieuwe koreografie gemaakt heeft, die het ongelukkige middenpaneel van Milko Sparemblek moet vervangen. Ook Béjarts jongste reeks kreaties (Prospective) zullen vertoond worden. Over beide programma’s die voor uitverkochte zalen gaan, werd hier uitvoerig geschreven zodat ik er niet hoef op terug te komen.