Roemeens ballet heeft Westen een neus gezet

De Standaard 19 Nov 1965Dutch

item doc

Parijs, 16 november. – Het Ballet van de Opera van Boekarest was tot nu toe in het westen totaal onbekend gebleven. Het mag dus wel als een positief element van het Internationale Balletfestival beschouwd worden, dat het dit gezelschap aan de westerse toeschouwers heeft voorgesteld. Een revelatie is het niet geworden; ‘dansgenot’ heeft het ons ook weinig geschonken, daarentegen wel denk- en studiemateriaal. Geschoeid op de Russische leest: dat merk je al dadelijk in het 2de bedrijf van Giselle, in een niet zo heel gelukkige koreografische bewerking van Vasile Markov, met een zeer krachtige Albrecht en een precieuze Giselle.

Het sovjetkarakter valt nog duidelijker op in Sheherazade op de muziek van Rimski-Korsakov, dat als ballet een spiegelbeeld is van de bekende Bolsjoi Walpurgisnacht. Maar dan met ontoereikende koreografische verbeelding en uitwerking (weer: Markov) die deze orgie van wansmaak en dit kitsch-festival op alle niveaus oninteressant maakt. Terecht werd dit ballet dan ook bij de première uitgejouwd (niet meer op de voorstelling die ik ervan zag).

Wereldkreatie

Plichtmatig werk er ook ‘Boe’ en ‘Bravo’ geroepen na de wereldkreatie van Le marteau sans maître. Een grote overtuigingsgraad in de pro en contra’s kon men echter niet ontwaren. Een sympatieke poging werd gedaan om ‘modern’ aan te doen (of om te ‘choqueren’ zullen anderen zeggen): bijgevolg is het dan ook maar billijk dat de toeschouwer positie kiest! Het vergt inderdaad verbeelding om een ballet te zetten op de partituur van iemand die aan de spits van het westers avant-gardisme staat, Pierrre Boulez, en ook bij ons niet zomaar erkend wordt. Het Festival bood de Roemenen een mooie gelegenheid; hoe dat dan verder in het patroon moet passen, tussen Giselle en Sheherazade, ziet men niet zo duidelijk in.

Voor westerlingen is het bekijken van zo’n werk een hele beproeving (veel meer dan een opwindende gebeurtenis). We voelen de poging om aan te knopen met de moderne danswereld. Het is echter meer alsof men deze een spiegel zou voorhouden, waarin al haar hebbelijkheden vergroot en als karikatuur te voorschijn treden. Ziet men ons modern ballet werkelijk zó in het oosten? We herkennen onszelf nauwelijks. (Men kan niet zeggen: het heeft iets van Robbins, Cunningham, Taylor of Béjart.) Maar zoals in elke karikatuur zit ook hier een grond van waarheid in. Onrustwekkend voor ons, maar erger voor het die deze ‘karikatuur’ niet als zodanig bedoelen! De robotachtige koreografie van Stere Popescu (een danser uit het gezelschap) is niet meer dan een opgekalefaterde oude dame uit de jaren 20-30 (naar Schlemmermode opgedirkt) die zich als avant-garde wenst te gedragen.

Overproduktie

Een niet-onaardig niemendalletje, Concertino, betekende een verademing tussen al die kitsch, museale traditie, en verschraald modernisme. Dinu Lipatti’s partituur bezit een Mozartiaanse elegantie, die door Gelu Matei vrij handig werd gevisualizeerd in de gemoedsferen: ‘onschuld’; ‘droefheid’; ‘koketterie’. Het laatste (vreugde) viel zonder enige verklaring weg.

Het decor is weer een voorbeeldje van wat men in Roemenië (en ook bij ons, wees gerust!) modern noemt. De Parijse toeschouwers, die enkele maanden terug ook de music-hall van Boekarest zagen, zullen de wit-grijze pruiken herkend hebben. Er moet momenteel in Roemenië een overproduktie van zulke pruiken bestaan!