Purcell in eenzame tijden

De Standaard 5 Mar 2004Dutch

item doc

Het samenbrengen van hedendaagse en klassieke elementen in danstheater wil nogal eens uit de hand lopen. Ofwel verdrinken de muzikanten in het rumoerige oproer van het jonge geweld op de scène, ofwel worden ze naar een uithoek van het podium verwezen als veredeld behangpapier. Het is dan ook een verademing om een voorstelling te zien, waar het Purcell-repertoire vrijwel moeiteloos wordt gelinkt aan de weerbarstige composities van Guy Van Nueten. Eén en ander ligt ongetwijfeld aan de ontwapenende, laconieke podiumprésence van contratenor Steve Dugardin. Maar tevens aan de sterk ingehouden performance die Koen Augustijnen en zijn dansers op het podium zetten.

Voor Bâche liet choreograaf Koen Augustijnen zich inspireren door de foto’s van Carl De Keyzer en zijn Magnum-collega’s. Vooral de foto’s van de gevangeniskampen in Rusland spraken tot zijn verbeelding. Bâche is dan ook een volledig ‘mannelijke’ voorstelling geworden, met dansers uit de meest uiteenlopende genres. Circusacrobaten, hedendaagse dansers, breakers en improvisators, staan naast elkaar op de planken. Waar dit opzet vaak uitmondt in een wat doelloos opvoeren van kunstjes uit alle mogelijke hoeken, heeft Bâche een veel geconcentreerdere focus. Niet het performatieve masculiene staat hier centraal, maar een veel complexere mannelijkheid. Van een danser die keer op keer toegeeft aan de vermoeidheid, van slap wegzakkende lichamen die door collega’s worden gemanipuleerd, van een wanhopige drang naar geborgenheid die gevaarlijk parasitaire trekjes vertoont.

Dit materiaal krijgt in combinatie met de bij momenten ijselijk mooie eenvoud van de Purcell-interpretatie van Dugardin, een ontroerende tristesse. Die zelfs niet teniet wordt gedaan door déjà-vu-effect van sommige stukken van Augustijnens bewegingsmateriaal. Er straalt van de performers een grote aanwezigheid uit. Hun verhalen klinken herkenbaar, in alle eenvoud. Hun lichamen spreken van een desolate eenzaamheid, die door het ‘onder mannen’-geschmier van het ensemble nergens wordt verzacht.

Bâche is een voorstelling over verlorenheid, over de angst voor je eigen afgrond. Onder de groene plastic dekhoes – bâche? – op het podium ligt een omgevallen standbeeld verborgen. Het is onduidelijk wie nu precies van zijn sokkel is gevallen, omdat het hoofd nooit in beeld komt. Maar in een wereld waar lichamen op metalen étagères liggen opgebaard, en de enige vorm van communicatie schuilt in nauwelijks verholen agressieve uithalen, lijkt de enige hoop te zijn verankerd in de ijle zoete tonen van Dugardins Purcell.