Handen warmen rond een laptop

Commerce te gast op het Leuvense festival voor kunst en nieuwe media Artefact

Sarma 10 Feb 2004Dutch

item doc

Contextual note
Dit is de originele versie van een interview dat wegens plaatsgebrek geweigerd werd door de krant De Morgen, en er uiteindelijk in gewijzigde en sterk ingekorte vorm verscheen (zie elders op Sarma).

Deze week slaan het Leuvense kunstencentrum STUK en de provincie Vlaams-Brabant de handen in elkaar voor de tweede editie van het festival Artefact rond kunst en nieuwe media. Diverse kunsttakken laten zich vandaag in met nieuwe technologieën, Artefact brengt dan ook een mix van concerten en DJ-sets, installaties, performances, dans en videokunst. Kern is een driedaagse rond het danscollectief Commerce: Campfire, naar het beeld van kunstenaars die zich in het open veld rond een laptop scharen.

De vijfkoppige Duits-Britse groep Commerce ontstond in 1999 uit een samenwerking met choreografen Nik Haffner en Thomas McManus in Pause, en werkt sindsdien als collectief. Ze waren de afgelopen jaren geregeld te gast in STUK en kunnen nu met het project Campfire hun ideeën uitgebreid ontvouwen. Waar staat Commerce dan voor? “We werken weliswaar alle vijf in het dansveld, maar hebben niettemin een uiteenlopende achtergrond. Uitwisseling is dan ook belangrijk voor ons werk en vandaar komt ook de groepsnaam Commerce. Dat begrip is namelijk ouder dan de uitvinding van het geld, aanvankelijk ging het om de uitwisseling van ideeën, opinies en gevoelens, later van goederen en uiteindelijk over de markt en geld. Aangezien je producten maakt, ontkom je als kunstenaar natuurlijk ook niet aan die markt,” vertelt Nik Haffner.

Een fascinatie voor technologie en disciplinaire kruisbestuiving is een andere constante in het werk van Commerce, en meteen de link met Artefact. Ondanks het zorgvuldig samengestelde programma kondigt het festival zich ietwat pompeus aan als ‘een multimediale en interdisciplinaire smeltkroes’. Hoe kijken kunstenaars aan tegen zo’n gegoochel met hippe termen die riskeren volstrekt nietszeggend te worden? “Dat is inderdaad een probleem,” beaamt Haffner. “Mij interesseert het namelijk om verschillende kunstenaars in hun specifieke medium te zien werken en kennis te maken met hun inzichten. De vraag of je technologie gebruikt of niet, komt voor mij op de laatste plaats. Door te spreken met mensen die in andere disciplines werken, besef ik echter hoezeer dans een open kunstvorm is, waarin kruisverbanden zich als vanzelfsprekend aandienen. Als muzikanten of beeldend kunstenaars gevraagd worden in een interdisciplinair project te stappen, komt het initiatief meestal uit de hoek van dans en performance.”

Een van de vijf gasten die Commerce uitnodigt is de Londense componiste Angie Atmadjaja, die vanuit haar muziekpraktijk vragen heeft bij het interdisciplinaire. “In het project Campfire is er simpelweg niemand die zich louter met één discipline bezighoudt, iedereen staat open voor meerdere richtingen. We hebben weliswaar onze specialisatie, maar laten ons uiteindelijk in met alles tegelijk, toch alles wat met zintuiglijkheid te maken heeft. Dan kun je ook op een punt komen je rollen inwisselt, niet om interdisciplinaire redenen, maar gewoon omdat het zich voordoet in je onderzoek. Misschien bevinden we ons vandaag in een ander soort kunst, waarin je de samenstellende delen niet meer precies kunt onderscheiden omdat ze één entiteit vormen. Daarom is het ook vreemd om nog steeds van disciplines te spreken, alles staat met elkaar in verbinding.”

“Dat wisselen van rollen dook inderdaad spontaan op tijdens een improvisatie,” vult Haffner aan, “maar dat was vooral om een beter begrip te hebben van de positie en werkwijze van de ander, niet zozeer om materiaal te ontwikkelen. Mijn training in dans is vanzelfsprekend de basis, en soms is het moeilijk om die opzij te zetten. Zo’n neutraal of puur terrein is er simpelweg niet, maar als ik zonder opleiding of traditie achter de piano ga zitten voel ik me wel erg vrij.”

Atmadjaja probeert haar notie van eenheid verder te definiëren, omdat die niet over authenticiteit gaat, maar precies voorbij specialisatie ligt. “Zelfs de simpele beweging van een lichaam dat de ruimte oversteekt creëert geluid. Of als ik componeer met de computer beweegt mijn lichaam eveneens, als een reactie op datgene waarnaar ik luister. Sprekend over beeld en geluid: als ik een sobere partituur schrijf, delicaat en dun als stof op een oppervlak, dan betekent dat niet dat er niets is. Er is de beweging van de dansers in de ruimte, het geluid en de ademhaling van de toeschouwers op hun stoelen, de akoestiek van de ruimte: dat maakt allemaal deel uit van het uiteindelijke stuk. Het is als vormen uitsnijden in de omgeving.”

Wie de disciplinaire specialisatie van het modernisme achter zich laat, alsook de visuele canons die ermee gepaard gaan, komt vroeg of laat uit bij een kunstvorm die draait rond nabijheid en omgevingsbewustzijn. Het model van Campfire is ook helemaal in die zin opgevat, met een lounge waarin kunstenaars en bezoekers samen tijd kunnen doorbrengen. In die ontmoetingsruimte zijn verder de persoonlijke archieven van de kunstenaars ondergebracht, waarin iedereen naar hartelust kan snuffelen. Elke avond bestaat uit een korte lezing, een performance of concert, en vervolgens een videoprogramma, experimenten en gesprekken.

“Als toeschouwer hou ik van de pauzes, de momenten waarop de indrukken nog vers zijn en je die kunt delen in een gesprek,” vertelt dramaturge Astrid Sommer. “Ik denk dat je ook een ruimte kunt aanbieden die precies dat toelaat. Tussen de evenementen is er elke avond veel zwevende ruimte, waar het publiek niet gedisciplineerd en stil hoeft te zijn, maar kan praten, lezen of video’s bekijken. Het is erg delicaat om daarin comfort te vinden, de juiste spanningsboog voor een hele avond. Omdat we in de labozaal zijn ondergebracht, spelen we ook met het idee van het chemische experiment. Na het experiment is er nood aan een analyse, waaraan iedereen kan bijdragen. We nodigen het publiek dan ook uit om actief hun parcours en ervaring te delen.”