Dansen totterdood, tot de lente wederkeert

Vaslav Nijinski leeft verder in de talrijke interpretaties van Le sacre du printemps

De Morgen 23 Jan 2004Dutch

item doc

In 1889 werd Nijinski geboren uit Poolse ouders, beiden dansers. Ze verhuisden naar het Russische Sint-Petersburg, waar de Keizerlijke Balletschool was gevestigd, die overigens deel uitmaakte van de tsaristische hofhouding. Afgezien van wat dansonderricht door zijn vader, is het daar allemaal begonnen voor de jonge Nijinski, naar verluidt met een sprong. Op de auditie bleek het jongetje geweldig te kunnen springen: een krachtige afzet en een soepele, geruisloze landing. Voor een kind was dat opmerkelijk, in zijn latere carrière zou de sprong het waarmerk worden van Nijinski.

Na zijn afstuderen in 1907 kon Nijinski meteen aan de slag in het Marijinski-theater, danste algauw solopartijen en kon er op zijn twintigste een luxueuze levensstijl op nahouden. Het was echter door de ontmoeting met Serge de Diaghilev enkele jaren later dat hij wereldberoemd zou worden. Deze kunstminnaar en gewiekste zakenman richtte de befaamde Ballets Russes op en exporteerde de artistiek hoogstaande Russische ballettraditie naar het buitenland. De eerste voorstellingen in Parijs in 1909 waren een groot succes: het hoge technische niveau en de grote zeggingskracht van de dansers waren er ongezien. De jaren die volgden tourde Nijinski met de Ballets Russes doorheen Europa en Zuid-Amerika en choreografeerde hij ook enkele stukken, waaronder L’après-midi d’un faune (1912).

Na een internationale carrière van amper tien jaar werd Nijinski geestesziek, om de laatste dertig jaar van zijn leven door te brengen in instellingen. Voordien had hij echter al geschiedenis geschreven, meer bepaald op 29 mei 1913, toen in Parijs zijn Sacre du printemps in première ging, in samenwerking met componist Igor Stravinsky. Een waar succès de scandale was het, waarbij het publiek ontiegelijk veel herrie maakte en sommigen zelfs op de vuist gingen. Decennia later werd het stuk ook op zijn artistieke merites beoordeeld: had op die fameuze dag misschien de geboorte van de moderne dans plaatsgevonden?

Er roerde wat op meerdere fronten in die dagen, bijzonder aan Nijinski’s beeldenstormerij was dat ze in de institutionele context van het ballet plaatsvond en daarom meteen impact had. Het thema van Le sacre du printemps is een oud Slavisch ritueel waarin een jonge vrouw zichzelf de dood in danst om de wederkomst van de lente te verzekeren. Climax is de offerdans op de sterk ritmische muziek van Stravinsky, op zich al een uitermate modern stuk in die tijd.

Wat lokte echter zoveel schandaal uit? En wat was er modern aan de choreografie van Nijinski? Hoewel we het raden hebben naar de precieze toedracht, zijn er talrijke hypotheses geformuleerd. Het menselijk offer is op zich een kras thema, met zijn uitbeelding ervan zette Nijinski het tradionele begrip van ballet op zijn kop. Dat laatste draait rond gratie, rond geïdealiseerde lichamen die er alles aan doen om de zwaartekracht te ontkennen: sierlijkheid, lichtheid en verhevenheid zijn sleutelwoorden. De dansers in Le sacre maakten echter hoekige bewegingen en sprongen wild op en neer, stampvoetend. Niet de fictie van een eeuwig lichaam stond centraal, wel zijn onderwerping aan de gravitatie.

Bedenk verder dat het publiek gekomen was om Nijinski’s befaamde sprongen te bewonderen: hij bleef bijzonder lang ‘zweven’, alvorens zacht neer te komen. Geen groter contrast denkbaar tussen die verwachting en de primitieve springorgie in Le sacre. Wat Nijinski offerde, was dus evenzeer zijn eigen sterrenstatus, die nauw verbonden was met zijn sprong.

Aangezien de originele choreografie nooit werd gedocumenteerd, zijn er later talrijke nieuwe versies van het ballet gecreëerd. Zowat alle grote choreografen hebben hun interpretaties toegevoegd aan een lange rij: onder meer Martha Graham, Maurice Béjart, Hans van Manen en Pina Bausch, tot recenter Eric de Kuyper, Jérôme Bel en Tom Plischke/BDC. Hun fascinaties voor dat werk wisselen ook: het verlangen om Nijinski te zijn, om de oerscène van de moderne dans over te doen of zelfs om het ultieme schandaalstuk te creëren. In 1987 werd het origineel na ruim twintig jaar onderzoek meticuleus gereconstrueerd door Millicent Hodson en Kenneth Archer. Door die kennis omtrent Nijinski’s choreografie traden weer nieuwe thema’s naar voren.

Zaterdag voegt de Duitse theatermaker Raimund Hoghe met performer Lorenzo De Brabandere een nieuw hoofdstuk toe aan de geschiedenis van Le sacre. Hoghe werd vertrouwd met de muziek via de Sacre (1978) van Pina Bausch, en gebruikte de muziek eerder al in Young People, Old Voices (2002) waarin hij voor het eerst met De Brabandere samenwerkte. “Tijdens de repetities aan die voorstelling kwam Lorenzo naar mij toe en zei me dat hij te veel energie had,” vertelt Hoghe. “Hij was toen een achttienjarige voetballer uit Brugge. Ik zocht naar wat muziek en draaide uiteindelijk Le sacre du printemps, waar hij meteen wist bij aan te knopen. Dat verbaasde me niet, omdat het stuk voor mij in de eerste plaats met jeugd te maken heeft, met het opborrelen van gevoelens. Stravinsky was ook jong toen hij het schreef.”

Dramaturgisch zijn er wel meerdere motieven die verwijzen naar Hoghes oudere werk, zoals het ritueel, het offer en de dood. “We proberen ook lichtere lagen aan te boren, ondanks de gejaagde muziek die voordurend het drama aankondigt,” zegt Hoghe. “Aarde en natuur, liefde voor de omgeving, dat zijn elementen waar we mee werken. Het geheel baadt in een positieve atmosfeer, je kunt onze Sacre lezen als een droom. Daarin kunnen herinneringsbeelden opduiken, en wie weet ook wel reminiscenties aan Pina Bausch of Vaslav Nijinski.”