Een pleidooi voor stilstand

Jaaroverzicht: werd er nog gedanst in 2003?

De Morgen 8 Jan 2004Dutch

item doc

Van straffe uitspraken over dans vielen de meest opmerkelijke het afgelopen jaar te rapen in onze buurlanden. “Weinig liefde voor pure, laat staan esthetische beweging, veel work-in-progress kwaliteit,” zo karakteriseerde Mirjam van der Linden het Haagse festival Springdance in de Volkskrant, en bedacht er meteen een neologisme voor: “anti-dans”. Conceptuele dans is aan de critica en een goed deel van haar Nederlandse collega’s niet besteed. “Een intellectuele benadering van dans heeft geen boodschap een het verleiden van de toeschouwer, maar vereist een actief meedenkend publiek,” schreef ze in vakblad TM. En ze zegt ook waarom al dat experiment en nadenken voor haar niet langer hoeft: in tegenstelling tot de buurlanden – België dus – is Nederland volkomen geëmancipeerd als het op dans aankomt.

Eenzelfde conservatief geluid weerklinkt bij onze zuiderburen. Op 6 mei kopte danscritica Dominique Frétard in Le Monde: “La fin annoncée de la non-danse”. Zij was cynisch enthousiast, want naar eigen zeggen getuige van het einde van al die kritische terreur die het dansveld nu al een decennium teistert. In de “definitieve” voorstelling van VA Wölfl zouden dans en werkelijkheid zich verhouden op zo’n manier dat ze “een serieuze optie neemt op het nieuwe millenium.” Verder schrijft Frétard: “Men begrijpt snel dat hij alles heeft begrepen, alles geïntegreerd, inclusief de twijfels en weigeringen van de laatste tien jaar.” Waarna nog een pleidooi volgt voor de generositeit van de “schone beweging”.

Wat is er aan de hand? In de jaren negentig trad een generatie choreografen op de voorgrond die uitgesproken conceptueel werk maken. Daarin worden onder meer de geschiedenis en institutionele context van het hedendaagse dansbedrijf onder de loep genomen, of lichaamsrepresentaties in kunst, media en wetenschap onderzocht. Sommigen hebben het er blijkbaar moeilijk mee “dat er niet meer echt wordt gedanst”, dat de fictie van een jong, virtuoos en gracieus dansend lichaam geen centrale plaats meer krijgt. Anderen laten zich weinig gelegen aan de retorische strategieën van het conceptuele werk. Door de selectie van curator en choreograaf Jérôme Bel, bood het Leuvense Klapstukfestival in oktober een goede gelegenheid om de spankracht van dat soort werk te testen. Nog afgezien van de smaakkwestie, werd duidelijk welk gevaar erin schuilt: dat concepten soms slechts puzzels of louter ambacht kunnen worden. Wat niet wegneemt dat Klapstuk vooral een benadering van dans waarmaakte die plek van onderzoek is, waarin meerdere disciplines elkaar treffen en de kijkers hun eigen trajecten kunnen uitzetten. Meewerken dus, nadenken! Wat niet per se een arme ervaring hoeft op te leveren.

Zorgwekkender dan het vooroordeel tegenover conceptuele dans, is de kromme gedachte van een voltooide emancipatie waar Van der Linden en Frétard zich in wentelen. Bij de eerste als vrijgeleide voor een dans die onschadelijk zelfreflexief is, of zelfs voor een burgerlijk dansideaal. Die naïviteit kan Frétard niet verweten worden, maar de gedachte dat kunst inzicht in de héle werkelijkheid kan verschaffen, inclusief de twijfels die ze oproept, is grotesk. Dat ze bovendien het kritische werk van een hele generatie overbodig zou maken, is moeilijk serieus te nemen. Alsof de wereld niet elke dag complexer wordt. Alsof er plots geen overvloed aan beelden en informatie meer is. Alsof hedendaagse dans dat alles kan weerspiegelen en er tegelijkertijd perfect afstand van nemen. Die luciditeit is helaas niet meer van deze tijd. Maar gelukkig is in de kunst altijd alles koek en ei! Dat lijkt bezwaarlijk een alternatief voor een inflatoire cultuurkritiek die ook de kunsten parten speelt. Het bewijst ironisch genoeg eens te meer hoe kwetsbaar het dansende lichaam is: een lege huls die kan opgeladen worden met eender welke ideologie.

En toch delen beide critici een bekommernis die om aandacht vraagt. Het conceptuele en experimentele karakter van veel hedendaagse dans levert complexe voorstellingen en dito vragen op, die zich soms erg ver verwijderen van het verwachtingspatroon van de doorsnee toeschouwer. Daar gepast mee omgaan is een grote uitdaging, zowel voor kunstencentra, beleid als kritiek.

Straffe dansvoorstellingen waren er ook in 2003, waarvan mijn top vijf hier extra toelichting verdient. Een voor een zijn het conceptuele voorstellingen, met een kritische inzet en een heldere doch weifelende blik op onze omgang met de wereld. Minsten één lijn laat zich trekken doorheen alle vijf, en als die deel uitmaakt van de “anti-dans” waar sommige collega-critici zo’n hekel aan hebben, dan houd ik er graag een pleidooi voor: stilstand. Omdat ze bij uitstek een weerbarstige figuur is tegenover het banale dansideaal waarin zo hard gerold en gesprongen wordt.

Wat zich in This is an Epic van Jennifer Lacey en Nadia Lauro maar niet in beweging zet, is het aangekondigde heldenverhaal. In een gele vlakte zijn vijf performers geland, uit hun kostuums blijkt dat ze uit een ander universum komen: horrorfilms. Enkele details maken hun verschijning herkenbaar, de minimale bewegingen daartussen zijn niet veel meer dan ruis, fysieke oprispingen of een trilling ter plaatse. Lichaam en beeld willen maar niet samenvallen, waardoor een frenetieke stilstand een traumatisch herinneringspatroon zichtbaar maakt. Met een theaterkijkertje in de hand is het aan de toeschouwer om van detail naar detail te bewegen, zodat het dansende oog een mentale choreografie op gang brengt. Intussen resoneert er actualiteit mee vanuit een Iraakse woestijn: ook in deze vlakte worden machines met evenveel waanzin als sérieux bediend.

Stilstand maakt van de performers en hun lichamen haast containers, lege hulzen waardoor allerhande herinneringen en beelden kunnen stromen. Dit principe was ook aan de orde in Visitors Only van Meg Stuart en Damaged Goods, waarin acht dansers een familieportret samenstellen. Echt stilstaan lukt hen niet, hun lichamen protesteren tegen het plaatje. Tot hun verknipte gedachtewereld overneemt en ze zichzelf als het ware bespoken. Ondanks de visuele afstand, is dit beklijvend intiem theater: je eigen hoofd is als een koker waardoor hallucinaties en vreemde waarnemingen zweven.

Zo’n vervloeiing van meerdere werkelijkheidsniveaus komt in Fading Fast van Davis Freeman en Lilia Mestre tot leven in ‘stills’: op geregelde tijdstippen stollen bewegingen er tot beelden, die fout in elkaar gezet lijken te zijn. Die stilstand maakt duidelijk dat alle fragmenten die eraan vooraf gingen eigenlijk al ‘fout’ gemonteerd waren, ondanks hun vertrouwdheid. Een blanke Amerikaan verft zijn gelaat zwart om een minstreldans op te voeren, terwijl George W. Bush achter hem zijn manschappen toespreekt. Of neem de lange slow motion van Mestre, waarin de oorsprong van onze cultuur onverwacht opborrelt.

Het zwart tussen de beelden is in Solos for others van Vincent Dunoyer goed voor een uiteenzetting met de filmische fotoreeksen van Eadweard Muybridge. Een heuse geboorte van de dans uit het beeld, maar net te traag om film te worden: elk detail is leesbaar, alsook de zwarte rand van elk plaatje. Dat levert microscopische dans op die een rijke verbeelding aanspreekt. In Closer van Deep Blue is de intimiteit met de stilstaande lichamen zo groot dat er zelfs geen oog meer aan te pas komt. Hoe beweeglijk zou deze stilstand eruit zien als we toegerust waren met andere zintuigen?


Top 5 dans 2003

1. Jennifer Lacey en Nadia Lauro, This is an epic
Gezien in Centre Pompidou te Parijs op 16 april en in Tanzquartier Wien op 5 dec.
Vreemde karakters weggelopen uit populaire horrorfilms doen vreemde dingen met machines in een felgele desolate ruimte. Glasheldere choreografie van een traumatisch geheugen. Wie haalt dit meesterwerk naar ons land?

2. Meg Stuart en Damaged Goods, Visitors Only
Gezien in Volksbühne Berlijn op 24 en 25 mei en in Kaaitheater Brussel op 10 sept.
Een lange trip waarin onze waarneming en verbeelding scherp worden geanalyseerd en de toeschouwer uitgenodigd zichzelf te bespoken. Deze avontuurlijke Stuart doet uitkijken naar haar terugkeer naar de kleine zaal.

3. Random Scream/Lilia Mestre/Davis Freeman, Fading fast
Gezien op 10 mei in Vooruit Gent, en op 5 juli op het festival Latitudes Contemporaines te Rijsel
Een jonge danscompagnie die zich waagt aan een analyse van onze cultuur en uitgesproken politiek werk maakt is in Vlaanderen eerder uitzondering dan regel. Jammer dat het recentere Beyond Mary and Joseph niet meer bijval kreeg.

4. Vincent Dunoyer, Solos for others
Gezien in CC Maasmechelen op 1 okt.
Sober duet op muziek van Beethoven, waarin Dunoyer de slimme dramaturgie laat voor wat ze is en zich overgeeft aan een microscopische choreografie die vraagt om een dansend oog.

5. Deep Blue, Closer
Gezien in Vooruit te Gent op 14 okt.
Heine R. Avdal, Christoph De Boeck en Yukiko Shinozaki creëren een omgeving met licht en geluid waarin de kijker zelf zijn ritme kan zoeken, alsook de juiste afstand tot de dansende lichamen. Een alternatieve kijk op zintuiglijkheid voorbij een gemakkelijk sensualisme.