Moeilijk werk?

Etcetera 1 Jun 2006Dutch

item doc

Contextual note
Dit stukje verscheen in Etcetera, jg. 23, nr. 102, juni 2006, p. 50, als onderdeel van een cluster van fragmenten waarin diverse auteurs de volgende vraag van redacteurs Elke Van Campenhout en Bojana Cvejic beantwoorden: wat is moeilijk werk?

Als kijker en schrijver heb ik altijd een appetijt gehad voor moeilijke kunst – en als dagbladcriticus heb ik ook meer dan eens het verwijt gekregen dit soort werk te verdedigen. Moeilijk wijst hier overigens op een heel spectrum. Het gaat om werk dat vernuftige representatiestrategieën hanteert, bestaande tradities en conventies ontregelt, dat de verwarring uit onze leefwereld van een complex wederwoord voorziet vanuit een bewustzijn van de grenzen en mogelijkheden van de artistieke expressiemiddelen. Moeilijk is dat dit soort werk om een zekere vertrouwdheid (kijkervaring, interesse voor reflectie) vraagt met de conventies die het te lijf gaat. Moeilijk ook omdat deze kunst verlangt dat er door de kijker een inspanning wordt geleverd, dat er wordt ‘gewerkt’. Moeilijk omdat dit weerbarstige werk vaak zelf op zoek is, in zijn eigen taal verloren loopt en een serieuze portie betekenisloosheid, sprakeloosheid, verwarring en saaiheid kan omarmen: symptomen van niet-weten, twijfel en onzekerheid die een vlot begrip of consumptie weerstaan.

Op dit punt duikt een andere moeilijkheid op: als kijker moet je enige openheid aan de dag leggen voor het besef dat al die verwarring en verveling ook over je eigen leefwereld gaat of kan gaan. Het risico van het werk vraagt ook van de toeschouwer een kwetsbare opstelling, lokt een gedeelde verantwoordelijkheid uit: je moet zelf mee willen werken aan nieuwe, afwijkende, alternatieve en soms ronduit absurde of onmogelijke verhalen en beelden die onze leefwereld in perspectief plaatsen en mee vorm geven. Het is op dit punt dat betekenis ontstaat.

Vervelend is nu – en hier keer ik terug naar het verwijt moeilijke kunst te verdedigen – dat een gebrek aan vertrouwdheid met de complexiteit van vormen (moeilijkheid één) voor sommige kijkers precies de betekenisvolle betrekking op zichzelf (moeilijkheid twee) in de weg staat. Gelukkig zijn er vele soorten kunst voor vele publieken en dus ook vele soorten drempels tussen beide moeilijkheden – waarbij ik er meteen vanuit ga dat kunst meer is dan vrijblijvend entertainment. Het klinkt wat humanistisch, maar misschien ligt hier nog steeds een bemiddelende taak voor critici: leessleutels aanreiken die ook minder vertrouwde kijkers op weg zetten naar een betekenisvolle kunstervaring. Maar die kennis en achtergrond zijn slechts het halve verhaal, ook dan nog moet je mee in het bad: om de nattigheid te voelen.

Bij wijze van uitleiding nog een mooie variatie op de vraag hoe om te gaan met koudwatervrees en moeilijke kunst, een citaat van Salman Rushdie over Samuel Beckett: “Dit zijn moeilijke boeken. Hoofdpijn na het lezen ervan lijkt, althans voor sommige ervan, geen ongepaste reactie. Er dient echter eerlijkheidshalve aan worden toegevoegd dat er hoofdpijnsoorten bestaan die waardevol aanvoelen, die iets van waarde teruggeven, en de beckettiaanse hoofdpijn is een kloppen van deze genoegenschenkende soort.” (De Tijd, 8 april 2006)