De fallus van Rubens

De Standaard 22 Feb 2003Dutch

item doc

Contextual note
original version of newspaper review

Wie bij Rubens alleen denkt aan voluptueuze vrouwen in extatische poses, zal in Not Strictly Rubens bedrogen uitkomen. Marc Bogaerts choreografeerde een radicale interpretatie van de goddelijke verrukking van de meester. Een vierdelige choreografie, die door de bijna religieus extatische muziek van Praga Khan wordt voortgestuwd. Een evocatie van schilderkunstige beweging in vier kleuren. Wit voor de onschuld, blauw voor de zuiverheid, geel voor de goddelijkheid en rood voor de passie.

De dansers gaan gehuld in de outfits van Walter Van Beirendonck. Volumineuze kostuums opgebouwd uit duizenden éénkleurige tulen bloempjes. Ze labelen de voorstelling al van bij aanvang als radicaal hedendaags, maar tegelijkertijd als ironische camp. De enorme fallussen in het rode einddeel, laten nog maar weinig overeind van de aardse verhevenheid die de 17e eeuwse kunst eigen is. Hoewel de voorstelling niet narratief is opgebouwd, duiken hier en daar toch herkenbare figuren op. Maria Magdalena, of de tableau van de zondeval, compleet met Adam en Eva, een appel en een verraderlijke slang. Of de bijzonder homo-erotisch gekleurde gekruisigde Christus aan het eind van de voorstelling. Ondanks deze referenties, en het feit dat de voorstelling een zekere chronologische opbouw kent, lijkt het materiaal zich soms in zichzelf te verliezen. De grandeur, en bij wijlen ook de decadentie van de voorstelling, kan niet verbergen dat het materiaal met haken en ogen aan elkaar hangt. De dramaturgische lijn verliest het van de opgeklopte vervoering van kleuren en sensualistische uitspattingen. De score van Praga Khan is steeds nadrukkelijk aanwezig, maar laat zich hoe langer hoe meer doorprikken, tot er niets meer overblijft dan een pretentieus, éénduidig spel met samples en synthesizers. Een veredeld soort Jean-Michel Jarre après la lettre, met gregoriaanse aanspraken.

Toch is Not Strictly Rubens een interessant experiment. Sinds jaren probeert Marc Bogaerts de grenzen van het klassieke ballet open te trekken naar andere disciplines, zoals musical of circus. De resultaten die ontstonden na maanden, of zelfs jaren samenwerken, getuigden van een heldere experimentele geest, en een grote openheid naar het balletjargon. Alleen lijkt in deze voorstelling de aanlooptijd te kort te zijn geweest. De klassiek geschoolde dansers lijken zich bijzonder op hun ongemak te voelen in de hippe setting van Khan, en de hedendaagse clubtaal waarnaar wordt verwezen.

Zeker en vast wel de moeite is het korte voorprogramma Symposium/Mondriaan van choreograaf Christopher d’Amboise. Als voormalig danser bij het gezelschap van Balanchine, zet hij een heerlijk strakke, abstracte zwart-wit choreografie uit, geïnspireerd door de horizontale en verticale belijning van Mondriaans kunst.