Klapstuk gaat Stuk

De Standaard 21 Sep 2001Dutch

item doc

Contextual note
original version of newspaper review

Het Leuvense Kunstencentrum Stuc en het gelieerde dansfestival Klapstuk zijn niet meer. Om organisatorische en praktische redenen zijn beide vzw’s vanaf dit seizoen verenigd onder de gemeenschappelijke noemer Stuk kunstencentrum. Reden hiervoor is de toenemende affiniteit in de werking van beide vzw’s. Klapstuk deinde in de loop der jaren uit van een tweejaarlijks festival tot een volwaardige structuur met jaarwerking. En de programmering van kunstencentrum Stuc groeide langzaamaan toe naar meer grotezaalproducties, waardoor de nood ontstond aan een gemeenschappelijk organisatorisch en productioneel beleid.

Een ander belangrijke verandering is de geplande verhuis van het kunstencentrum naar een centrale locatie in de Arenberg-gebouwen op de Naamsestraat in Leuven. In dit geheel vernieuwde complex zou plaats zijn voor een goed uitgeruste theaterzaal, een filmzaal, een heuse foyer, en een aantal studio’s voor het productie-ondersteunende werk. Hier wringt echter het schoentje. Door vertraging van de werken, kunnen de nieuwe lokalen pas in januari in gebruik genomen worden. Gevolg hiervan is dat de geplande programmering hierdoor in het water valt. Naast de jaarprogrammering heeft dit ook gevolgen voor het Klapstuk-dansfestival, dat traditioneel in oktober wordt georganiseerd.

Klapstuk wordt daarom eenmalig ondergebracht in de jaarwerking van het Stuk, en zal gedurende zes maand – van januari tot juni – een maandelijkse bijdrage leveren, gewijd aan één choreograaf. Alain Platel, die ook al een adviserende rol speelde bij Klapstuk ’99, nam dit keer het artistieke curatorschap waar. Geheel in tegenstelling tot vorige edities, gaat Klapstuk dit jaar niet op zoek naar de randfenomenen van de hedendaagse internationale dans. Volgens Platel is dit een veld dat weliswaar in de jaren zeventig en tachtig ontsluiting behoefde, maar tegenwoordig al uitgebreid bespeeld wordt door de vele kleine en grote kunstencentra ten lande. Platel neemt ons bijgevolg mee op een trip down memory lane: de voorstellingen die hem als jonge kijker en maker gemerkt en gevormd hebben.

Uit de twintig voorstellingen die hij voorstelde aan het Klapstuk-team worden uiteindelijk zes producties gekozen: Fase van Anne Teresa De Keersmaeker, What the body does not remember van Wim Vandekeybus, Disfigure Study van Meg Stuart, Murx van Christoph Marthaler Café Müller van Pina Bausch, en Jerôme Bel van Jerôme Bel. De andere producties konden om persoonlijke redenen van de maker, of organisatorisch praktische redenen niet naar België gehaald worden. Een programma vol overbekende namen dus. Opzet is om dit vroege werk van deze tegenwoordig algemeen erkende choreografen te confronteren met één van hun recente producties, en op die manier de weg vrij te maken voor de jonge kijker enkele van de mijlpalen uit Platel’s geschiedenis (opnieuw) te gaan bekijken.

Vraag is natuurlijk of dit inderdaad de rol is die Klapstuk op zich dient te nemen. Zijn er rond deze tijd geen uitstekende retrospectieven van Rosas’ eigen voorstellingen te zien? Herneemt Vandekeybus niet met de regelmaat van de klok zijn eigen producties? Is de plaats van Marthaler en Bausch niet eerder in deSingel te zoeken, of op het Kunstenfestival waar Murx overigens enkele jaren geleden te zien was? En moeten we nu echt een festivalplaats vrijmaken voor het werk van Jerôme Bel dat het laatste jaar in overvloed overal ten lande (en vooral in Brussel) te zien is geweest?

Uiteraard is er niets tegen een moment van reflectie, en een terugkijk op twintig jaar hedendaagse dans kan in dat opzicht zeker verrijkende inzichten opleveren. Alleen lijkt deze keuze mij net iets te voor de hand liggend. Het onderzoek dat voorgaande curatoren Bruno Verbergt en Johan Reyniers in de rand van het festival voerden, ging (in het bijzonder bij Johan Reyniers) evenmin voorbij aan historische kadering en een bewuste omgang met de dansgeschiedenis. Tijdens Klapstuk ’99 verwaterde deze onderzoeksfunctie reeds tot een melige all stars-talkshow. En de optie die dit jaar wordt genomen om een nieuwe productie naast een vroegere van dezelfde maker te plaatsen, getuigt ook niet meteen van een gedurfde, laat staan grensverleggende aanpak.

De nostalgische programmatie-keuze van één van de epigonen van het Vlaamse danstheater, doet mij met nostalgie terugdenken aan een festival waar je iedere avond opnieuw iets te ontdekken had.