Stille waters zonder diepte

Financieel-Economische Tijd 18 Mar 2000Dutch

item doc

De afgelopen week was geplaveid met danspremières: Michèle Noiret, Karine Pointies, Meg Stuart, Cie D’ici P., Karin Vyncke en Matteo Moles toonden allen voor het eerst hun jongste werk. Vanavond volgen nog premières van Johanne Saunier en Joanne Leighton. Dat woord ‘première’ is echter geenszins een kwaliteitslabel – nog afgezien van het feit dat een eerste publieksconfrontatie geregeld te kampen heeft met kleine technische problemen, gespannen dansers of een stuk dat nog niet voor honderd procent in de haak zit. Naast de eenzame hoogte van Meg Stuarts ‘Highway 101’ stond een reeks stukken waarvan je je terecht kan afvragen of ze wel iets toevoegen aan het dansgebeuren. Hoewel, het merendeel zijn Franstalige producties, en misschien schuilt daarin wel het belangrijkste probleem: een immense stijlkloof leidt tot een smaakprobleem waar sociologen een vette kluif aan zouden hebben.

De nieuwste voorstelling van Karin Vyncke ‘And yet not without wandering about’ werd weliswaar gemaakt met steun van de Vlaamse Gemeenschap, maar oogste in Centre Culturel Jacques Franck in Brussel vooral een Franstalig publiek. Vyncke werkt reeds een decennium in Vlaanderen, maar bouwde met haar choreografische activiteit nauwelijks symbolisch kapitaal op – Vyncke sleepte recent ook geen erkenning door de Vlaamse Gemeenschap als dansgezelschap uit de brand – en het nieuwe stuk maakt andermaal duidelijk waarom. ‘And not yet without wandering about’ maakt in alle opzichten de aankondiging waar: ‘Het spel primeert en toont diegene die steeds de verkeerde weg kiest, stopt, niets doet, zijn neus over de grond scheurt van armoede, van binnenuit zichzelf niet is en toch geniet van de symbolen van een droomwereld, die ijlt en dronken is van het ijlen.’

Voor scenografie en choreografie werd inspiratie gehaald uit het oeuvre van de Joods-Iraanse kunstenares Chohreh Feyzdjou (1955-1996). De kunstenares verzamelde objecten uit haar dagelijkse leefwereld, en schilderde deze zwart met teer, vet of as om zich te onttrekken aan een wereld waarin objecten een belangrijke rol spelen. De aankleding van de scène is er direct door beïnvloed: een grote grijze wand, rollen zwartgeverfde stof, ijzeren tafeltjes, kisten, alles ziet er grauw uit. Binnen dit zwaarmoedige decor leveren drie danser/acteurs zich over aan de gekste esoterische praktijken. Een danser stort zich op een meterslang vel papier waarop zand ligt, en gaat er als een razende tekeer tot de hele scène vol stof ligt. Daarmee hebben we meteen het beste moment gehad: een uitspatting die tegelijk banaal en grotesk is, trauma en kitsch verwart. Vanaf dan gaat het stuk anderhalf uur verder in een trant die aan het Weense Aktionisme doet denken, en in zijn diepzinnige pose bijzonder lachwekkend is: de rollen stof worden af- en aangedragen, uitgestald als totems. Er worden voortdurend tafeltjes versleept waarop hemden, proppen papier en stof worden uitgestald. Een danseres hangt bokaaltjes in het haar, ondertussen voeren twee anderen een gesprekje terwijl ze op hun hoofd staan.

De lol is er snel af, al het gedoe leidt nergens toe, wordt al snel saai om naar te kijken. Ook de rituelen zijn na een tijd uitgeput, waarna een danser uit gebrek aan inspiratie – o ramp – niets beters te doen heeft dan een soort modeshow en een stripact. Als een danseres hem op de rug kruipt mag de man vervolgens ook in de rol van paard over de scène draven, compleet met jumping en al. Het is volstrekt onduidelijk waar dit stuk over gaat – de ronddwalende mens die Vyncke wil brengen is wel heel ver op de dool. Een sublieme betekenisloosheid zoals we die kennen van Boris Charmatz of Mathilde Monnier brengt ‘And yet not without wandering about’ echter niet. Paradoxaal genoeg blijkt daar een virtuoze enscenering voor nodig te zijn, en precies die ontbreekt. De weinige danspassages plaatsen de rituelen niet in een groter dramatisch geheel, bovendien zijn ze onbeholpen gedanst.

Misschien is het een modernistische attitude om te verwachten dat elk stuk iets onderzoekt of op een manier bewust omgaat met zijn medium. Maar wat Vyncke brengt in haar jongste werk is te belachelijk voor woorden: dansen rond een totem kunnen we bezwaarlijk een onderzoek naar de relatie tussen mens en object noemen. De droomwereld van Vyncke is niet de droomwereld van de kijker, evenmin die van de dans. Armoede doet niet dromen, maakt evenmin dronken van ellende. Ook de betrachte ‘poëtische communicatie die tot stand komt door een noodgedwongen lichamelijke manifestatie’ moeten we ontberen. Niet alle stille waters hebben diepe gronden.