Goochelen met het lichaam

Financieel-Economische Tijd 6 Oct 1999Dutch

item doc

Thomas McManus is een van de centrale gasten op Klapstuk 1999. Tot voor kort was hij sterdanser bij grootmeester William Forsythe, intussen timmert hij zelf naarstig aan de weg. Als briljant improvisatiekunstenaar brengt hij twee voorstellingen waarin zijn soepele bewegingsstijl het lichaam doet vergeten.

Naast de uitbundige veelheid aan persoonlijke invalshoeken op Klapstuk 1999, laat zich één tendens expliciet opmerken. De artistieke leiding van Klapstuk heeft een boon voor de neoklassieke dans die zich ontwikkelt in het zog van William Forsythe, een Amerikaan die sedert jaar en dag het Ballett Frankfurt onder zijn hoede heeft. Op vorige Klapstukfestivals kwam Forsythes leerlinge Amanda Miller meermaals aan bod, met als hoogtepunt een ongeziene Bach-interpretatie. Steeds meer dansers beginnen zich los te maken van Forsythe en zijn kader om hun eigen weg te gaan. Zo doet Dana Caspersen op Klapstuk haar ding met neoklassieke verworvenheden aan de hand van Vlaamse polyfonie, muziek uit de tijd waarin de gulden snede zowat alles een klassieke vorm verleende. En dan is er Thomas McManus, meteen goed voor twee voorstellingen waarin hij flirt met zijn Forsythe-verleden.

Wie is Thomas McManus? Mogelijk is hij hier te lande bekend door zijn hoofdrol in de digitale videofilm ‘The way of the weed’, een productie van de Filmfabriek. McManus’ personage houdt er het midden tussen een alien en een onderzoeker die dansende lichamen in een groot aquarium bestudeert. Nog vóór de film aan een danspubliek werd voorgesteld, maakte McManus menige Vlaamse huiskamer onveilig via een uitzending door de openbare omroep.

Op en neer

Als danser echter verdiende McManus zijn sporen bij Forsythe, waar hij vaak op de voorgrond trad in solorollen. Zijn opvallende manier van bewegen kwam daarin goed tot uiting. Met een verbluffende virtuositeit slingert hij zijn lichaam doorheen een ruimte. Voor McManus is een dansend lichaam een lichaam in de ruimte. Soepele gebaren tasten als het ware een bewegingssfeer af, waardoor zich een abstract beeldengeheel vormt. Zoals in de klassieke dans neemt McManus een loopje met de zwaartekracht: een reeks virtuoze bewegingen moet een dwingend patroon omhoog-omlaag teniet doen. De dans buigt gravitatie om in gratie. Forsythe en McManus drijven deze verdwijntruc op de klippen: in zijn maniëristische excessen lijkt de dans ook het lichaam achter zich te laten. Er resten slechts beelden, die de gehele werkelijkheid van het dansende lichaam recupereren.

Forsythe thematiseert graag redundantie: waar het lichaam overbodig wordt of zich oplost, baadt ook het omkaderende decor in nutteloosheid. Een gordijn gaat zomaar open en dicht, allerhande vreemde voorwerpen worden aan- en afgevoerd. De hele scène is het toneel van een heuse verdwijningsesthetica. Ontdaan van zijn lichamelijkheid wordt de dans immaterieel, onwerkelijk, net niet glazig. Misschien verklaart dat wel waarom McManus aan een alien doet denken – los van het feit dat de man een weelderige beharing op zijn oren heeft. Ook in science fiction zijn de werkelijkheidsaanspraken veelal beperkt tot de beelden zelf: in een hang naar een andere tijdelijkheid imploderen een aantal beeldreferenties in een abstract vormengeheel.

Speelgoed

Deze verdwijningsesthetica speelt McManus nog steeds parten als danser, ze is inherent verbonden met zijn bewegingsidioom. De ruimte slokt steeds weer de tijdelijkheid van het dansende lichaam op, McManus staat geen moment met beide voeten op de grond. Een lichamelijk realisme is hem vreemd. In de twee voorstellingen op Klapstuk speelt hij een voortreffelijk spel met het gegeven: het bizarre universum waar de danser met zijn lichaam goochelt, is ook een plaats waar dat lichaam in zijn tijdelijke sensaties weer kan dagzomen.

‘Pretty Sticks’ ging twee weken geleden in première op het Happy New Ears festival in Kortrijk. Het is een samenwerking van McManus met danseres en zangeres Angélique Willkie – onder meer bekend van Zap Mama – en componist Rik Verstrepen. De muziek speelt een centrale rol in de queeste naar tijdelijkheid. Hoewel Willkie een stuggere dansstijl heeft dan McManus, dansen beiden mooi samen, het betere driedimensionale puzzelwerk. Het decor ademt een futurisme dat onvermijdelijk aan Forsythe doet denken: enkele houten plateaus, een reeks veren van wisselende grootte en vorm, een trillende metalen plaat.

Vóór McManus zijn danspasjes goed en wel heeft ingezet, is zijn lichaam al zoek, maar het laat sporen achter. De adem van beide dansers is bijvoorbeeld onuitwisbaar, en deze wordt bovendien versterkt. Willkie schuurt haar rug ritmisch langs een stuk hout, wat een tactiel geluid voortbrengt. McManus staat hevig te klapwieken tegen een metalen plaat, wat een zacht dondergeluid oplevert. De gevoeligheid van het lichaam laat zich slechts opmerken via de objecten waar de dansers mee omgaan. Intussen verzamelt Verstrepen als een Klein Duimpje al deze geluidsdetails die uit de dans voortkomen, teneinde via de klankband het lichaam terug op te bouwen.

Infrarood

Naarmate de voorstelling vordert, verweven dans en muziek zich steeds meer met elkaar, met de talrijke attributen in een bemiddelende rol. Die objecten hebben een hoog speeltuingehalte, de dansers verliezen er zich maar al te graag in. De veren maken een zoemend geluid als ze aangeraakt worden, McManus kijkt ernaar alsof het zijn eigen lichaam is. Op dat moment neemt Willkie al zingend de toon van de veer over, tot stomme verbazing van speelvogel McManus, die zijn lichaam zocht in een stuk metaal. Dan is het hek van dam en verstrengelen dans, muziek en attributen zich tot één geheel in een soort tapdans met het hele lichaam. Het is een symbiose die bol staat van tijdelijkheid, de ruimte affecteert en een lichaam evoceert. ‘Pretty Sticks’ is één grote oscillatie die een subtiele spanningsboog voortbrengt, haast zoals Pythagoras in de oudheid muziek en wereld aan elkaar gelijkschakelde.

Muziek zal ook manifest aanwezig zijn in ‘Pause’, een samenwerking van McManus met Frankfurt-kompaan Nik Haffner, een première voor Klapstuk. Het stuk krijgt momenteel nog volop vorm doorheen improvisaties, maar repetities verraden reeds een en ander. McManus krijgt partij van de schitterende Deborah Jones, voorheen danseres bij Jonathan Burrows en Amanda Miller. Beide dansers hebben weliswaar een gelijkaardige achtergrond, hun stijl verschilt echter grondig. Ook Jones danst in grillige bewegingen, maar ze zijn veeleer sober, trager, en vooral doorvoeld – haar stijl maakt duidelijk wat Miller aan Forsythe toevoegde. Het resultaat zijn ongemeen spannende duetten waarin het lichaam de maat is, ter afwisseling van verstilde solopassages die de ruimte verkennen en dat lichaam weer uitwissen. Live gitaarmuziek creëert nu eens desolaat landschap, dan weer een warme gloed, ter ondersteuning van het weg-en-weer. Intussen loopt een vreemde buitenstaander rond met een camera, leest teksten voor en rotzooit wat aan. Haar rol is niet duidelijk en dat hoeft ook niet – Forsythe is nooit ver weg. Middenin de voorstelling speelt bij wijze van ‘pauze’ het hele stuk verstoppertje, alle lichten gaan uit. Slechts via een infraroodopname kan je de dans zien, eens te meer een moment waarop McManus zijn lichaam slechts laat kennen via beelden.