Waar kijken omslaat in luisteren

Financieel-Economische Tijd 30 Sep 2000Dutch

item doc

Deze week bracht het Kaaitheater ‘Jetzt’, de jongste dansproductie van de Zwitserse Brusselaar Thomas Hauert en zijn gezelschap ZOO. Vijf dansers onderzoeken in een reeks improvisaties de beweging van het vallen, op muziek van Thelonious Monk. Door die muziek legt Hauert de lat hoog, maar het levert nieuwe perspectieven op voor de dans. Die ademt een fysieke spontaniteit die haar hier en nu voortdurend evacueert in een twijfel tussen afwachten en vooruitblikken, tussen muziek en dans, tussen choreografie en improvisatie. In het wachten en twijfelen wijst de dans op zijn perceptie.

Hauert is inderdaad een twijfelaar. Hij werkt met een vast collectief van vijf dansers, maar zet wel zijn eigen naam onder de producties. Hij wil onderzoeksprocessen cultiveren, maar tegelijk ook een ‘stuk’ presenteren. Die twijfel speelde Hauert al meermaals parten, zo ook weer in ‘Jetzt’. Het dansmateriaal, het onderzoek waar het uit voortkomt, en de dansimprovisaties zijn schitterend, maar stukken maken lukt Hauert niet echt. Een hang naar esthetisering door toch maar gordijnen op te hangen, of de poging een totaalbeeld te creëren door gaten op te vullen met al te magere videobeelden staan het werk zelfs eerder in de weg. ‘Jetzt’ laat zich dan ook liever bekijken als een reeks fragmenten, materiaal en processen – die in hun conceptualiteit overigens sterker samenhangen dan eender welke video kan bereiken.

De twijfel blijkt niettemin ook een voortreffelijke motor voor het bewegingsmateriaal, dat zichzelf steeds wil opschorten, altijd maar verderzoekt en elke goede afloop uitstelt. De dans zelf leeft dus wel van zijn fragmentarische karakter. De inspiratie voor ‘Jetzt’ komt van jazzpianist Thelonious Monk, die bij elke noot wacht, alsof hij steeds even wil luisteren naar wat zou moeten komen. Heel intuïtief, zij het dat het metrum doorgaat en de noten dus te laat of te vroeg komen. In zijn grillige figuren waaiert een ritmische syncopering uit naar een vreemdsoortige omgang met melodie en harmonie.

Hauert en co vertalen in eerste instantie niet zozeer de muziek, maar plaatsen er een eigen verhaal tegenover. Uitgangspunt is de valbeweging, waarin spiercontrole wordt uitgesteld en op de valreep toch wordt ingegrepen. Zo gaat elke gratie overboord en is de zwaartekracht een belangrijke drijfveer voor de bewegingen. De geestelijke inzet wordt opzij gezet ten voordele van een radicaal fysieke dans, waarin het lichaam afwacht wat er gaat gebeuren. In de aanhoudende pogingen overeind te blijven schrijft de dans op zijn beurt grillen in de ruimte.

De dansers vullen de minimale choreografische aanzetten heel persoonlijk in. Trage grondfiguren van Samantha van Wissen, grote gebaren die de ruimte willen omspannen bij Mark Lorimer, een subtiele omgang met vloeiend en hoekig bij Sarah Ludi, veel speelse momenten bij Mat Voorter, die mooi contrasteren met Hauerts virtuositeit. ‘Jetzt’ komt wat traag op gang via enkele gechoreografeerde passages, vindt zijn weg in geïmproviseerde solo’s, duetten en contactimprovisaties, om uiteindelijk uit te monden in een prachtige groepsimprovisatie op een stuk big band-muziek.

Daarin wordt de ontmoeting met de muziek treffend, omdat er ‘geluisterd’ wordt. De dansers nemen nu ruimschoots de tijd om hun eigen ding te doen, luisterend naar de muziek, luisterend naar elkaar en naar de ruimte. Want dat leert zowel het vallen als de muziek van Monk: bescheidenheid en momenten van passiviteit, waarin luisteren en ontvankelijkheid centraal staan. Twijfelen, toch maar vallen en wachten wat volgt: gedreven door de muziek wordt de voorzienigheid van het menselijke kijken omgezet in een avontuurlijker, want minder gecodeerd, ‘luisteren’.

De verschillende analogieën tussen muziek en dans die opduiken worden in die overgangsmomenten plots heel betekenisvol. Het zijn aanvankelijk twee verhalen die zich verhouden als interfererende schrifturen, haast leesbare entiteiten. Maar zoals de felgekleurde kostuums van de dansers ons steeds herinneren aan het zichtbare, geeft de dans de muziek ook te zien, zo lijkt het gek genoeg. Omgekeerd vraagt de muziek naar de dans te luisteren, en vervaagt de leesbaarheid tot een stapeling van texturen. Want de tijdruimte van zowel dans als muziek balanceert op de grens van het sierlijke en beheerste, en daarin zit hun schoonheid. Doorheen een fysieke inzet gaan ze op in abstractie en laten zo in het bespelen van de ruimte iets tastbaars achter.

Vanuit de valbeweging drijft de dans op een afwisseling van activiteit en passiviteit, van onderworpenheid aan de zwaartekracht en lichamelijke beheersing. Die dynamiek krijgt een pendant in de manier waarop met perceptie wordt omgegaan, kijken en luisteren zich tot elkaar verhouden, pose en presentie, visualiteit en tactiliteit op een paradoxale manier inwisselbaar worden. Alle aanzetten die de losse danspassages in het afwachten suggereren komen samen in de big band-scène, kennen er een mogelijke voltooiing, een diepgang en breedvoerigheid die voortkomt uit een gelaagd perceptieschema.

Aan het slot verlaten de dansers de bühne, ziet de toeschouwer nog gordijnen en licht, en luistert er rustig naar een pianostuk van Monk. De conceptualiteit van ‘Jetzt’ krijgt er een mooi eindpunt, waarin perceptie eens te meer centraal staat. Nu is het immers expliciet aan de toeschouwer om te luisteren, het belang van perceptie in ‘Jetzt’ te onderkennen. En intussen is luisteren ook kijken, kijken met het geestesoog, een geduldig afwachten op de grens van passiviteit.