Kruisjes zetten voor de dans

Financieel-Economische Tijd 28 Jul 2000Dutch

item doc

In het kader van Brussel 2000 nodigde dansschool PARTS vijfentwintig jonge dansers en choreografen uit heel Europa en daarbuiten uit om zes maanden aan onderzoek te doen in Brussel. De voorbije weekends waren de resultaten van dit intensieve programma te zien: vijf dansproducties, een video en acht toonmomenten. Die resultaten bevonden zich voor een groot deel nog in de opleidingssfeer, maar gunnen ons niettemin een blik op een nieuwe lichting kunstenaars die de komende jaren onze en buitenlandse podia zullen bevolken.

De school PARTS en het succes van de eerste twee generaties afgestudeerden hebben veel bijgedragen tot de huidige aantrekkingskracht van Brussel als choreografisch centrum. Doe daarbij de vestiging van enkele grote compagnies als Rosas, Ultima Vez en Damaged Goods (wellicht kunnen we daar ook al ZOO bijrekenen), en de rijkdom van het kader waarbinnen dansonderzoek en uitwisseling plaatsvinden is grosso modo geschetst. The X-Group wijst eens te meer op het belang van Brussel als danscentrum, door aan de bedrijvigheid een soort zichtbaarheid te verlenen, ze te institutionaliseren.

Het project wijst misschien ook op een probleem: er verblijven thans zoveel internationale dansers en choreografen in Brussel dat er in de stad zelf te weinig podia zijn om hun werk te tonen en te produceren. Naast Rosas, Kaaitheater en Beursschouwburg in Brussel zijn vooral Vlaamse organisaties ijverig (Dans in Kortrijk, Klapstuk, Monty, Vooruit) als producent en toeverlaat van de PARTS-generatie, met als gevolg een nieuwe golf van ‘Vlaamse’ dans. Hopelijk kan deze nieuwe generatie kunstenaars blijvend rekenen op podia, subsidies, een publiek en kunstkritische opvolging.

Natuurlijk blijft niet iedereen van The X-Group in Brussel plakken, laten we dus even naar het resultaat kijken in plaats van de stormloop voor te willen zijn. Van de producties springt ‘XL’ van de Braziliaanse Maria Clara Villa-Lobos uit de band, omdat het schijnbaar nauwelijks met dans te maken heeft. Het gaat om een soort cabaret over ‘het systeem’, over supermarkten, maar ook over ‘het systeem waarmee ik als artieste geconfronteerd word als ik mijn plek in de dansbusiness zoek’. Villa-Lobos voert overigens een prototype robotdanser op die getraind is in vijf stijlen die op commando uitgevoerd worden, indien gewenst ook versneld, achterstevoren of in duetvorm. Al bij al toch eerder betere kolder dan een cynische visie op het dansgebeuren of de context van The X-Group.

De productie ‘Trace and Interference’ van de Canadese Sonya Biernath is een misser, de choreografe verzuipt in haar theatrale vondsten terwijl de dans zelf nauwelijks op punt staat. Haar geval is typerend voor het hele festival: het meer theatrale werk was vaak een soort afleidingsmanoeuvres dat de dans vergat. Misschien is het ook een kwestie van smaak, maar het abstracte, meest dansante werk was over de hele lijn het sterkst. Het lijkt een belangrijk doel voor jonge dansers: met de eigen dans in het reine komen, de technische bagage op zo’n overtuigende manier kunnen brengen dat het publiek gedwongen wordt tot een kijkervaring, in zijn meest oorspronkelijke vorm.

Het werk van de Brit Akram Khan, ‘Fix’ en ‘Rush’, drijft helemaal op dat laatste aspect: een eigen danstaal die uitermate precies en krachtig wordt gebracht. Haast met meetkundige zorgvuldigheid kiest Khan het moment waarop hij een beweging uitvoert, en in welk deeltje van de ruimte. Het plotse gebaar van een slingerende arm heeft zo’n sterke fysieke impact dat de dans elk kader overbodig lijkt te maken, beweging en blik liggen in elkaars verlengde. Daarin ligt ook de beperking van Khans werk, een overgang naar een conceptualisering van de dans maakt hij niet.

Daarom is ‘Surfaces cleverly implied a slightly lucid exterior’ van de Chileense Katalina Mella Araneda op een manier rijker. Zij en Mioko Yoshihara dansen in een nagenoeg lege ruimte, helwit verlicht. Stap voor stap wordt de ruimte tastbaar gemaakt, door een waslijn en enkele objecten, een huiselijke vertrouwdheid. Maar ook door de dans zelf, die in het vertolken van de tijd de ruimte doet zinderen. Door bepaalde figuren steeds te herhalen gaan beide danseressen als in een trance uiteindelijk op in de ruimte, die verschijnt als een bewoonde leegte.

Eenzelfde fijnzinnige relatie met de ruimte spreekt uit ‘A Distance between M and D’ van de Japanse Sato Endo, het boeiendste werk op het festival. Sobere projecties op een schuingeplaatst scherm en het lichtontwerp van Luc Schaltin creëren een excentrisch kader dat een voortreffelijk vehikel blijkt voor de dans. Endo, Karolina Wolkowiecka en Dafni Stefanou dansen elk een eigen onafhankelijk parcours, bestaande uit talrijke korte fragmenten waarin de ruimte op uiteenlopende wijze bespeeld wordt. De tastbare stapeling van tijdruimtes die ontstaat door de markeringen, kleine contrasten en hun onderlinge verwijzingen is verbluffend. De drie danseressen kunnen moeiteloos de reusachtige bühne van de Rosas Performance Space de baas.

In technisch opzicht valt er weinig uit de toon, maar als artistiek verhaal is het niveau van de toonmomenten erg wisselvallig. Toch enkele verrassingen, zoals het speelse ‘Casa 26’ van Cruz Mata. Op live cellomuziek van Tessa Wills danst hij inventieve, doortrapte contactimprovisaties met Villa-Lobos en de schitterende Gabriella Iacono. Of ‘All these Apropos’, een verstild duet van de Poolse danseressen Magda Reiter en Katarzyna Chmielewska. In een halfduistere ruimte poseren ze dicht bij elkaar, of dansen ze simultaan kleine bewegingen die een bijzonder intiem resultaat opleveren door hun synchroniciteit. In ‘/Enter/’ van Chmielewska waaiert de intimiteit weer uit in een choreografie die zich via details voortbeweegt, gaande van een lamp die verspringt of een tik met een voet. Door de subtiele interactie tussen de beheerste Iacono en de meer uitbundige Carmen Larraz Elorriaga houdt de dans de evacuatieroute samen.