Een grotesk bestiarium

Financieel-Economische Tijd 23 Aug 2000Dutch

item doc

Enkele dagen geleden nam het jaarlijkse festival van het Brusselse danspodium Bellone-Brigittines zijn aanvang. Het eerste luik 'Trans Danse Europe 2000' is een reizend programma dat zeven culturele hoofdsteden aandoet en zo choreografische uitwisseling stimuleert. Onder de noemer 'Haaien en Sprinkhanen' staat de tweede week dan weer in het teken van een grensonderzoek waarin dans, theater, muziek en beeldende kunst elkaar bevruchten of besmetten. Artistiek leider Patrick Bonté licht toe hoe de theatraliteit van vreemde kruisbestuivingen een toekomstperspectief voor de hedendaagse dans biedt.

Bellone-Brigittines is het enige danspodium dat voor zijn jaarwerking volledig drijft op Brusselse subsidies, voor het festival wordt dit jaar onder meer ook met Brussel 2000 samengewerkt. Het resultaat daarvan is 'Trans Danse Europe 2000', een titel die de lading van de programmatie dekt: dans uit zeven Europese culturele hoofdsteden, samengebracht in een reizend festival dat uitwisseling stimuleert, en dat op de drempel van een nieuwe eeuw. 'Elke stad stelde enkele choreografen en dansers voor, voornamelijk minder bekende gezelschappen met erg persoonlijk werk dat nog niet buiten de landsgrenzen bekend is, maar wel de ontmoeting met verschillende publieken en danstradities verdient. Via een transversale blik moet het publiek in de verschillende steden zijn gezichtsveld kunnen verbreden, kennismaken met andere soorten dans.' Artistiek leider van het festival Patrick Bonté, die overigens zelf als choreograaf in de programmatie opgenomen is, waardeert het idee van een staalkaart, want slechts in een doorsnede van het veld laat hedendaagsheid zich voelen. Als de overgang naar een nieuwe eeuw al een vraag moet oproepen, dan is het wel die naar eigentijdsheid, zo meent Bonté: 'Het gemeenschappelijke festival is dus een soort van netwerk dat in de artistieke keuzes een blik op de toekomst van de dans wil werpen. Wat zou deze toekomst kunnen zijn, en wat stellen wij ons als programmatoren bij die toekomst voor?'

Variatie troef dus, gaande van dansdans tot meer beeldend en theatraal werk. Brussel wordt 'vertegenwoordigd' door Cie Mossoux-Bonté, Cie Michèle Noiret, Hans Van den Broeck en Woosh'ing Mach'ine. Enkel de laatste brengt nieuw werk: 'Formol', een duet van Mauro Paccagnella en Didier Casamitjana over bewaarmiddelen en de strijd tegen ongedierte, waarin parasitisme van genres niet uit de weg wordt gegaan. 'Ritratti' van de Italiaanse Monica Francia brengt een reeks korte portretten van dansers, op zoek naar een innerlijke wereld en intimiteit, gespiegeld aan een collectief geheugen van mythologie en apocriefe verhalen, een typisch Italiaans thema . In 'Suppose this time I see what he saw' van Ina Christel Johannessen uit Noorwegen krijgen danssolo's een pendant in live geregistreerde videobeelden. Een spel met virtualiteit in de hoop de wereld beter te begrijpen. Of enkele voorstellingen de toekomstverwachtingen van dansprogrammatoren uit pakweg Reykjavik en Bologna duidelijk zullen maken is weinig waarschijnlijk. Stijlbreuken in een staalkaart kunnen veel vertellen, het publiek kan zich vanuit de eigen achtergrond misschien een beter idee over dans anno 2000 vormen, maar de persoonlijk keuze van de programmatoren lijkt toch wat veraf.

Contaminatie

Daarom is de tweede festivalweek 'Haaien en Sprinkhanen' interessanter als vertolking van een artistiek project, namelijk dat van Bellone-Brigittines en Bonté (en zijn collega Monique Duren, die zich vooral met de jaarwerking bezighoudt). Een reeks Belgische premières die een receptieve en een productieve werking combineren zet de lijnen uit. Hoe ziet Bonté zelf de toekomst van de dans? 'Het festival is sinds vijf jaar gericht op een open onderzoek rond eigentijdsheid, een demarche die steeds duidelijker vorm krijgt. We richten ons op atypische en hybride vormen van dans en muziek, tussen beeldende kunst en theater, op voorstellingen die over de dag van vandaag spreken in een hedendaagse taal. Allerhande tussenvormen die zowel bij theater als bij dans aansluiten, maar daarin steeds op zoek gaan naar een eigen taal, nieuwe vormen en structuren. Dat samengaan van genres zien we dan ook niet zozeer als een patchwork, maar eerder vanuit het idee de ene kunstvorm te besmetten door de andere. Een theaterstuk met een choreografische structuur bijvoorbeeld, of cineasten die met muzikale structuren werken. In de confrontatie van de ene kunstvorm met de andere wordt gezocht naar het doorbreken van grenzen. Precies in dat grensonderzoek gaan kunstenaars werken met structuren die niet tot het eigen medium in strikte zin behoren.'

'De ontmoeting van ingesloten kunstvormen is een belangrijke artistieke optie, die overigens aansluit bij algemene tendenzen in het kunstbestel. De podiumkunsten spelen met het hybride, impasses worden gethematiseerd om tot nieuwe ideeën te komen. Maar daarbinnen zijn we in een artistiek universum geinteresseerd, in dansers, acteurs, beeldend kunstenaars en muzikanten die een specifieke taal spreken, en dus niet in het mengen van genres en media zonder meer. Gevoel en intuitie blijven immers belangrijk. Een kunstenaar die aan de weg timmert heft moeiteloos de scheidingen tussen genres op, gewoon om zijn eigen ding te doen, zijn verhaal te vertellen, ongeacht het feit of het nu dans, theater, muziek of wat dan ook is. De kunstenaar doorkruist domeinen om zijn eigen weg te gaan en verwerpt zo onvermijdelijk ook grenzen, en dat interesseert ons.'

Als onvermijdelijk herhaalt de geschiedenis zich, de klassieke tragedie, het romantische Gesammtkunstwerk en dies meer zagen ook brood in het mengen en confronteren van genres. Dat wil nog niet zeggen dat er niets nieuws onder de zon is, het mengen van talen draait er immers om op meerdere manieren betekenisvol te zijn, zo weet Bonté: 'Het idee van confrontatie en transgressie zit er nu misschien sterker in, een omkering van structuren en kunstvormen. Technieken zijn thans minder afgebakend, dansers zijn vaak ook acteur. Ik heb zelfs de indruk dat zoiets in de avant-garde van de jaren zestig minder het geval was, performance werd bijvoorbeeld saai als het op bewegen aankwam. Daarnaast zijn video en nieuwe media goedkoop en toegankelijk qua gebruik, al is de fascinatie voor techniek en techniciteit vaak ook een probleem. Techniek is vulgair als ze niet langer ten dienste van het gedachtegoed van de kunstenaar staat. Niettemin denk ik dat we vandaag veel beter gewapend zijn voor grensonderzoek en kruisbestuiving. Er is ruimte voor reflectie over de plaats van verschillende genres, een onderzoek waar ook het publiek intussen mee vertrouwd is. Natuurlijk wordt de kijker geraakt of niet, maar hij interesseert zich uitdrukkelijk voor het artistieke traject en werkprocessen, iets wat bovendien steeds meer zichtbaar is in de voorstellingen zelf.'

Visionair

Door de keuzes aan zo'n visie op te hangen ruimt dans in strikte zin plaats voor een soort theatraliteit die de diversiteit op een of andere manier toch richting geeft. Neem het werk van de Zwitsers/Braziliaanse choreograaf Guilherme Botelho en Cie Alias, te zien met 'Mr. Winter'. Zijn bewegingsmateriaal moet gezien worden in relatie tot personages, hij zet nooit dansers zonder meer op scène. Humoristisch werk, spottend haast, steeds met een voet in de werkelijkheid. Berlijner Jo Fabian werkt als beeldend kunstenaar en acteur, naast choreograaf, en brengt met 'LightHouse (AlphaSystem 4) een soort dansinstallatie. Vier videoschermen en vier danseressen spelen met magnetisme en een fascinatie voor traagheid, teneinde tot een persoonlijke, visuele droomwereld te komen. Ontsnappingsroutes die eerder het fantastische dan wel beweging hoog in het vaandel dragen. In 'The White Cabin' brengt het Russisch-Duitse kunstenaarscollectief AXE-Group ook een soort visueel theater, een surrealisme dat fobische beelden en banaliteit met levenslust verbindt. Loulou Omer en Erika Zueneli creëren elk een solo, de ene rond vergeten, de andere rond herinnering en schaduwen. Lásló Hudi van het Hongaarse Mozgo Haz Tarsulas tenslotte meet zich met Beckett. Wat als Beckett zou zingen, hoe zou zoiets klinken? Een melodie of eerder geschreeuw?

Sinds enkele jaren maakt een thema de festivallijn transparanter voor het publiek. Zo werd de voorbije jaren gewerkt rond plechtigheden en spot, rond rebellie zoals ze zich keert tegen traditionele rollen en clichés. ‘Haaien en sprinkhanen’ bouwt verder op het thema van vorig jaar, ‘Extravaganties en catastrofes’. Daarin komen Bontés fascinaties samen: 'Theatrale deliria, een wereld die door het lint gaat, maar dan met zin voor structuur en taal, vervat in de excessen. Twijfel en onzekerheid zijn in de meeste voorstellingen tastbaar, alsof elk universum ter plekke in chaos en ellende kan omslaan. Dan volgen verrassing en het onwaarschijnlijke, absurditeit waar men ondanks alles in gelooft. Als er in de esthetiek al een eenheid zit, dan is het muzikaliteit en expressief engagement.'