Elegante gedachten

Financieel-Economische Tijd 10 May 2000Dutch

item doc

Na jarenlang nauwgezet lichaam en bewegingen te hebben gedissecteerd in haar werk, vindt choreografe Lynda Gaudreau de tijd rijp om een en ander terug samen te brengen in een ‘Encyclopoedia’. ‘Document 1’, te gast op het KunstenFestivaldesArts, spitst zich toe op de bewegingen die ontstaan in alledaagse confrontaties van lichaamsdelen met dingen rondom. Om tot een boeiende verzameling te komen ontleent Gaudreau ook fragmenten uit werk van andere kunstenaars. In ‘Document 2’ nodigt ze dan weer dansers uit om met haar materiaal aan de slag te gaan – een tussentijdse presentatie van dat proces is mee te maken op het Festival Dans@Tack in Kortrijk.

De Canadese choreografe Lynda Gaudreau is het afgelopen decennium meermaals aan het werk te zien geweest bij Klapstuk in Leuven. In ‘Construction’ (1992), ‘Anatomie’ (1995) en ‘Still Life N°1’ (1997) stond telkens een minimaal bewegingsonderzoek centraal, een precieze ontleding van bewegingen aan de hand van processen die onder meer geïnspireerd waren op het beeldend werk van Giacometti. Soberheid blijft belangrijk voor Gaudreau, maar in de reeks ‘Encyclopoedia’ gaan de uitgepuurde bewegingen en details terug op in een groter geheel.

‘Het project wil niet exhaustief zijn, het is een persoonlijke encyclopedie, een subjectief werkstuk,’ vertelt Gaudreau. ‘Ik werk met een reeks thema’s die me aanspreken, ik vraag kunstenaars wiens werk me aanstaat, of ook kunstenaars wiens werk ik niet ken, maar die zich met gelijkaardige onderwerpen bezighouden. Het doel van de encyclopedie is niet minder dan het verzamelen van bewegingen, meer bepaald bewegingen die te maken hebben met dans – althans in ‘Document 1’. Later plan ik ook documenten rond fotografie en andere disciplines. ‘Encyclopoedia’ is dus een open werkvorm, een laboratorium, een plaats waar aan uiteenlopende ideeën gewerkt kan worden gedurende enkele weken of maanden. Ik wil afwachten wat dat zoal kan opleveren, in het bijzonder door de confrontatie met andere kunstenaars.’

Op zoek naar confrontaties met onbekende dingen legde Gaudreau bij aanvang niet veel meer vast een vertrekpunt: ‘‘Document 1’ bouwt verder op het werk dat ik de afgelopen jaren maakte. Ik wil zoals in ‘Still life’ de aandacht richten op het lichaam, maar nu veeleer in een verticale constellatie. Niet louter het lichaam van een danser, maar in het algemeen een menselijk lichaam in beweging. Daarbij wil ik kijken hoe ik een dans kan creëren die ik nog niet ken, dat is de uitdaging. Ik weet hoe ik mensen moet choreograferen, hen moet doen bewegen, maar ik wil gaan naar een plaats waar ik niet langer herken wat ik zie. ‘Document 1’ stelt dus vragen als: Wat is dans? Wat is choreografie? Welke bewegingen ziet men, welke ziet men niet meer?’

Impressie

‘Als je eenmaal bezig bent, vraag je je af waarom de ene beweging werkt en de andere niet. Hoe komt dat? Filosofie en kunstgeschiedenis houden zich daar ook mee bezig: hoe komt het dat een schilderij werkt? Een probleem in dans is dat men vaak veel te veel tegelijk wil, men blijft maar elementen toevoegen tot werkelijk alle schoonheid weg is. Daarom interesseert het begin van een idee of een dans me, want precies dat verstopt zich meteen weer achter een hoop materiaal.’ Daarmee sluit Gaudreau weerom aan bij haar geestesgenoot Giacometti: ‘Zijn manier van kijken, de drang om dingen voor de eerste keer zien. Zijn nerveuze systeem was erop gericht de eerste indruk weer te geven die hij had van die paar mensen die hij portretteerde, zoals zijn vrouw. Die eerste impressie was hij verloren en in het beeld wilde hij die terugvinden. Hoe bewaar je een eerste indruk? Er is iets dat je niet kunt reproduceren. Giacometti had vooral oog voor het zoekproces, en dat boeit me.’

Een encyclopedie geeft antwoorden op sommige vragen, maar creëert op haar beurt nieuwe vragen. Kennis ontstaat in de fascinatie, in een essayistische lectuur, in het verbinden van heel verschillende dingen die toevallig op eenzelfde pagina staan. Gaudreau’s esthetiek sluit er nauw bij aan: ‘Ik probeer te werken met strak afgebakend bewegingsmateriaal. Er zijn bijvoorbeeld vier bewegingen voor de hand. Vervolgens vraag ik me af wat ik daar mee wil doen. Typisch voor mijn werk is dat ik geen zinnen maak. Mijn schriftuur is beperkt tot woorden, tot een reeks van losstaande dingen. Wat ik onderzoek zijn de relaties tussen twee woorden, maar ook de stilte ertussen. Beweging werkt op dezelfde manier, ik creëer een bepaalde hoeveelheid bewegingen waarin vooral de relaties die ze kunnen aangaan belangrijk zijn.’

Eenzelfde interesse voor woorden ontdekte Gaudreau een tijd geleden bij Robert Racine, die de muziek maakte voor ‘Document 1’: ‘Wat die man doet is onvoorstelbaar. Hij heeft niet minder dan acht jaar gespendeerd aan het verknippen van woordenboeken, dat moeten zowat alle uitgaven van Petit Robert zijn. Daarna heeft hij op uitgeknipte pagina’s de namen van muzieknoten onderstreept, do re mi fa sol la si ut, en vervolgens gespeeld op piano. Voor ‘Document 1’ nam hij de verklaringen van hand, arm en voet, onderstreepte de notennamen en schreef ze over op een partituur. Wat hij speelt zijn eigenlijk definities van ledematen. Je krijgt een reeks noten zonder enige melodische structuur erin, maar toch heeft het iets bijzonders, zoals musique concrète. Er is een zekere poëzie, waarbij de geluiden relaties aangaan met de ruimte of de stilte.’

Elastisch

Welke verbindingen gaat een bewegingswoordenschat zoal aan? In ‘Document 2’ staat beweging in de ruimte voorop, vertelt Gaudreau: ‘Beweging in de ruimte, dat is natuurlijk een groot thema. Ik werk vaak met een elastische ruimte, waarin de spanning tussen verschillende dansers of een danser en een object aan de orde is. Dans wordt bepaald door aantrekking en afstoting, door een relatie met iets anders. Zo krijg je een tactiele ruimte: je raakt objecten aan, maar ook de lucht, de moleculen, de leegte, de ruimte zelf. Bewegen zonder meer is niet interessant, maar wel de aanraking die ermee samengaat.’ De keuze van de dansers die het bewegingsmateriaal van Gaudreau onderzoeken verrast dan ook geenszins: Vincent Dunoyer en Thomas Hauert hanteren beiden een bij uitstek ruimtelijk idioom.

Het eerste document richt zich concreet op de bewegingen van handen, armen en voeten. Gaudreau sprokkelde materiaal bij andere kunstenaars om de motieven een invulling te geven: ‘Benoît Lachambre zal de solo uit ‘No Longer Readymade’ dansen die Meg Stuart voor hem maakte. Daarnaast gebruik ik de video ‘Hands’ van Jonathan Burrows. Verder is er een polyfonie van gesprekken met kunstenaars waarvan ik hou, zoals Jérôme Bel die spreekt over de creatie. Of Barbara De Coninck, een vriendin van me die gefascineerd is door vogels, hun manier van bewegen.’

Met de multidisciplinaire aanpak is het Gaudreau niet zozeer te doen om het mengen van verschillende disciplines: ‘Artistiek taalgebruik op zich is mooi, maar dat is niet het hele verhaal. Er zijn ook confrontaties met heel gewone dingen, banale alledaagsheid, dingen uit onze omgeving die geïntegreerd worden in het scènebeeld. Precies de chemie van die verschillende plans levert een geheel op dat meer is dan louter theatraliteit. De rol van de video is overigens eerder documentair van aard. Je ziet een kind met een bal spelen in een park. Ook daarin vind je het ritme van een lichaam, potentieel vind je ook dans en muziek. Ik interesseer me voor het leven van dat kind. Het klinkt gewoon, maar toch is het heel bijzonder: vanwaar komen die levendigheid en dat leven? Je stelt je heel wat vragen over dat spelende kind. Het spel raakt ons, het leidt ons, het openbaart in zekere zin onze blik op de dingen, de keuzes die we maken in de perceptie.’

Banaliteit

De menselijke blik scheidt en verbindt, maakt woorden en zinnen, verplaatst stukjes leven naar het theater of schrijft ze opnieuw in in de werkelijkheid. Gaudreau’s encyclopedie is beperkt in ruimte en tijd, maar bevat mogelijkheden voor honderdeneen confrontaties: ‘In het theater krijgen we een soort venster op het leven: er keren dingen terug uit de werkelijkheid, heel banaal en alledaags, die op scène plots heel bijzonder worden. Tegelijk artificieel en verbonden met het leven. Ik krijg een claustrofobisch gevoel bij dans als er geen banden zijn met een externe wereld, die bijvoorbeeld aan bod komt in decor en scenografie, in een videodocumentaire, of door het uitnodigen van amateur-dansers. Sommigen vinden dat er niet langer sprake is van dans bij zo’n aanpak. Ondanks alles, staat het gewone leven op scène, heel natuurlijk. Er zijn mensen die dansen in schilderkunst, er zijn er die dansen in het leven. We moeten erkennen dat er in heel gewone dingen ook dans zit.’

Het resultaat van Gaudreau’s zoektocht is een verzameling die op haar beurt de verbeelding van de kijker wil stimuleren: ‘Uiteraard maakt elke kijker zijn eigen lezing, maar ik denk dat de esthetische ervaring de basis vormt van dat proces. Volgens mij is de esthetische ervaring geestelijk van aard, het is een elegante gedachte, zoals een beweging elegant is. De kijker komt tot elegante gedachten door op een heel instinctieve, natuurlijke manier naar de voorstelling te kijken. Hij neemt eraan deel in een soort balans. De kijker komt ergens vandaan en gaat ergens naartoe. De ‘Documents’ stimuleren in ieder geval een beweging van gedachten bij de kijker. Daarom is deze voortdurend actief, zeg maar in beweging. En die dans is voor mij fundamenteel.’