De textuur van het overbodige

Financieel-Economische Tijd 27 Jan 2001Dutch

item doc

Sinds de eerste dansers en choreografen afstudeerden aan PARTS in 1998, bevolkt een nieuwe generatie het Vlaamse danslandschap. Intussen tekenen zich duidelijke verschillen af in de artistieke inzet van het werk dat ze maken, reikend van abstract formalisme over beeldend werk tot expressionisme. In die laatste richting situeert zich het werk van Alkyonis, het gezelschap rond Anabel Schellekens en Kosmas Kosmopoulos, waarvan deze week ‘A void of’ in première ging in Vooruit. ‘Daar waar woorden sprakeloos blijven of enkel de waarheid verdraaien, vertelt het lichaam in de dans zijn verhaal, zijn verleden,’ zo zegt het programma. Goed om weten, want in de voorstelling zelf is het geen moment duidelijk waar het eigenlijk om draait.

Voor de dansers het speelvlak betreden, kondigen een kleurrijke videoprojectie, belichting en een reeks opgehangen balkjes reeds een hele wereld aan. Een voor een lopen de dansers dwars over de scène en tikken de balkjes aan. Er is nauwelijks iets gebeurd, maar het nawiegende hout verleent het scènebeeld reeds een verleden. Om die tijdruimte tussen beide lijkt het choreografe Schellekens te doen: een afwezige gebeurtenis die opgeroepen wordt in scenografie en muziek, maar zich nooit laat kennen. Het persoonlijke landschap dat Schellekens wil brengen situeert zich dan ook in de marge, het lichaam dat door zijn textuur verraadt getekend te zijn, is een scenografisch lichaam.

Meer dan over lichamen gaat ‘A void of’ over ruimtelijkheid, meer dan een geheugen te zijn kondigt de voorstelling aan, het is een zwangere ruimte. Maar van wat? De drie dansers, Julia Sugranyes, Laura Lee Kamppila en Tamayo Okano (die invalt voor een geblessseerde Schellekens) gaan alledrie hun eigen weg en benutten daarbij het gehele speelvlak om hun eigen verhaal neer te zetten, hun eigen materiaal te ontwikkelen. Bij Sugranyes zijn dat als steeds korte krachtige bewegingen, virtuoos, haastig en fysiek. Kamppila heeft een meer geladen taal, waarin vrouwbeelden en verleiding sluimeren. De rol van Okano is vrij neutraal, mogelijk omdat ze slechts als vervanger op scène staat. De dans stijgt nooit boven die persoonlijke verhalen uit, omdat er een overspannende choreografische structuur ontbreekt. Schellekens spreekt graag over ‘beeldhouwen van beweging’ en dat is het ook: knippen en plakken van materiaal. Door die verspreide slagorde vragen slechts details de aandacht, is ook de verhouding tussen de dansers nauwelijks te traceren. Hun bewegende lichamen worden slechts verbonden door een atmosferische ruimte en de muziek voor cello en piano die Lode Vercampt componeerde, die hier en daar voor wat ‘drive’ zorgt.

Na een tijdje keert die onbeslistheid zich tegen het stuk, ‘A void of’ kabbelt voort zonder tot ankerpunten te komen. De scenografie blijkt geen rol te spelen in het verloop en staat niet in relatie tot de dans. Het heil blijkt ook niet van die dans te kunnen komen, omdat die nooit vanuit een vormelijke noodzaak wordt ontvouwd. Van een teveel aan leesbaarheid heeft ‘A void of’ ook geen last, integendeel. Maar of het dan gewoon mooi is zonder meer? Eigenlijk niet, omdat het vormelijk inzicht en inspiratie ontbeert. Schellekens’ bewegingsmateriaal en Kosmopoulos’ video schilderen een uur lang in pastel: zachtjes, kleurrijk en stemmig, esthetiserend. De beelden smachten naar betekenis maar komen er nooit toe, alsof er de hele tijd gegoocheld wordt zonder dat het konijn tevoorschijn wil komen. Als resultaat blijkt plots alles overbodig, er is geen vormelijke of inhoudelijke lijn die licht, muziek, video en dans verbindt. ‘A void of’ is dan ook snel vergeten, het laat zich slechts vereenzelvigen met de leegte die de titel aankondigt.