Het betere pornowerk: brutaal, obsceen en betekenisloos

Financieel-Economische Tijd 2 Jun 2000Dutch

item doc

Twee weken lang plaatste het festival Dans@Tack, een organisatie van Dans in Kortrijk, de stad Kortrijk openlijk op de kaart van het danslandschap. Aangezien de danswerkplaats zich vooral bekommert om productie, waren er veel hernemingen te zien van coproducties, enkele toonmomenten van ‘work-in-progress’, en haast verloren in het aanbod een paar Belgische premières. Helaas benadrukten een gebrekkige festivalpromotie en dito publiekswerving dat Kortrijk toch niet echt het centrum van de culturele wereld is. Niettemin werd een handvol toeschouwers vorig weekend getrakteerd op een schitterende apotheose: de subtiele brutaliteit waarmee Jennifer Lacey in de performance ‘$Shot’ gebruik maakt van de beeldtaal van pornografie bracht op een compromisloze wijze menig kijker in verwarring.

Bij een eerder bezoek aan ons land, met ‘(my voice tells) 14 tiny pictures, no more no less’ op Klapstuk 97, werd reeds duidelijk dat Lacey’s interesse uitgaat naar vrouwelijke lichaamsbeelden. Meer bepaald hoe ze een basis vormen voor een geseksueerde identiteitsconstructie, of hoe ze gemanipuleerd worden door media-industrie en mannelijk kijkgedrag. Waar Lacey in ‘14 tiny pictures’ deze facetten nog dacht te verenigen en te becommentariëren op een wat naïeve manier, gaat ze in ‘$Shot’ echt hard: de keuze van pornografische films als basismateriaal voor de voorstelling zegt wat dat betreft al veel.

Als het publiek de ruimte binnenkomt bevinden Lacey en haar collega-performer Erin Cornell zich reeds op het toneel in een standje dat qua zeggingskracht niets te wensen overlaat: beide dames liggen op een kussen, de benen gespreid in de lucht, slechts een rood en een paars slipje ‘beschermen’ de kijkersblik. De enscenering van Nadia Lauro is zowat het enige dat deze confrontatie kadert: de witte vloer bestaat uit dunne plastic kussens gevuld met water, de achterwand suggereert een houten lambrisering. Her en der liggen opblaasbare kussens in allerhande vormen en maten, glad vleeskleurig of met roodfluwelen coating.

Het openingsbeeld wordt lang aangehouden, zodat het zich nadrukkelijk aan de kijker blijft opdringen. Niet de fixatie op enkele lichaamsopeningen staat centraal, maar wel de brutaliteit van de pose. Een fel wit licht neemt bijvoorbeeld elke suggestiviteit weg: blauwe plekken op de benen van de performers en eelt op hun voeten vlekken feller op dan hun felgekleurde slipjes. De lichaamspresentatie is daarmee allesbehalve esthetisch, het bovenlijf van de dansers is overigens weggestopt achter dikke kleren, hun gelaat krijgen we pas na verloop van tijd te zien.

Wat volgt zijn een reeks handelingen (dans kan het niet echt genoemd worden), uitgevoerd met een onverschillige gelaatsuitdrukking, een botte présence, elke zin voor esthetiek en afwerking wordt bewust opzij geschoven – hoewel Lacey zelf een virtuoze danseres is. De performers kruipen op een stapel kussens, bekleden hun lichaam ermee. Ze schurken hun bekken tegen de achterwand aan, laten zich als bloemzakken tegen elkaar vallen. Variaties laten zich niet door hun spitsvondigheid, maar door hun saaiheid opmerken. Slechts de ventielen van de kussens en twee paar witte klompen vormen een leidraad als symbolen voor lichaamsuitstulpingen en -openingen. Verder is het materiaal niet gestructureerd, houdt het onderling weinig verband. De muziek van Zeena Parkins bevestigt overigens dat schema: Parkins maakt wat geluiden met plastic zakken, een lederen riem, ze slaat zichzelf op de billen.

Eigenlijk is ‘$Shot’ een uitvergroting van wat Stefan Hertmans treffend de paradox van het obscene heeft genoemd: precies door alles te tonen is er niets te zien, openbaart zich een afgrondelijke betekenisloosheid. Pornografie ontleent zijn betekenis en functie uiteindelijk aan een strikte codering, aan een omkadering van licht en camera. Precies die beeldvorming neemt Lacey weg, zodat er werkelijk niets overblijft. Door op een verbluffende wijze een radicale anti-esthetiek vol te houden is niet wat er te zien is, maar wel de vormgeving zelf obsceen – dat wil zeggen ob-sceen, als een obstructie van de scène, een verzet tegen het beeld. Lacey beeldt niet uit, maakt zelfs geen beelden. Ze toont gewoon een reeks handelingen die weliswaar refereren aan pornografie, maar die niet suggestief zijn, zich niet vasthechten aan de kijkersblik omdat elke focus uitgesloten is.

Slechts een obscene betekenisloosheid achtervolgt de toeschouwer. Door elke beeldvorming te elimineren neemt ‘$Shot’ immers ook de mogelijkheid afstand te bewaren weg en wordt zo eens te meer subversief. De onverschilligheid en het vormgebrek lokken slechts een confrontatie met de kijker uit, die op zijn beurt wordt overmeesterd door een verwarrend – zeg maar subliem – samengaan van onverschilligheid en fascinatie. En ook dat gegeven buit Lacey uit, door de kijkers op kussens aan de rand van het podium te zetten en ze vervolgens anderhalf uur lang aan het lijntje te houden. Bij een performance loop je binnen en buiten als het je niet bevalt of de directheid al te groot is. Gepresenteerd als dansvoorstelling kun je dat niet echt bij ‘$Shot’, en de publieksreacties waren er dan ook naar.

De ene kijkt verveelt rond naar afleiding, iemand zet ostentatief een zonnebril op, of zoekt afstand door hardop te lachen. Het zaallicht blijft aan, ‘$Shot’ voltrekt zich als het ware in de publieke ruimte, en maakt zo eens te meer het besef tastbaar dat de werkzaamheid van private fantasieën die beelden stichten faalt. De kijker wordt geen ruimte gegund, de obsceniteit van ‘$Shot’ verplettert hem op volle kracht, om zich terug te trekken als ze gelokaliseerd wordt en vervolgens weer uit te halen. Daarmee is ‘$Shot’ een bijzonder trefzekere voorstelling, waarin de beheersing van Lacey en co leidt tot een krachtig en haast onmenselijk resultaat, wars van moraliserende boodschappen.