Ongeziene performances

Meg Stuart en Damaged Goods met 'Visitors Only' in Kaaitheater

De Morgen 12 Sep 2003Dutch

item doc

Contextual note
Visitors only speelt 10-13 en 16-17 sept. in het Kaaitheater te Brussel (02/201.59.59, www.kaaitheater.be); 27-29 nov. in deSingel in Antwerpen (03/248.28.28, www.desingel.be); 5-6 dec. in het Concertgebouw te Brugge (www.concertgebouw.be). Info: www.damagedgoods.be

We staan er zelden bij stil, maar de werkelijkheid ontgaat ons in hoge mate. Op maniakale wijze trachten mensen hun lichaam en geest onder controle krijgen, en daarin creëren ze nog eens tal van ongeziene performances. De vragen over waarneming en identiteit die daaruit voortvloeien zijn een centraal thema in het werk van Meg Stuart en Damaged Goods. Zo ook in Visitors only, dat enkele maanden na zijn première in Schauspielhaus Zürich naar ons land komt.

In het kader van een salon over The Terminal Spectactor in augustus 2001 presenteerde Meg Stuart een lezing-performance waarin ze anecdotes aaneenreeg, voorvallen in de marge van haar voorstellingen, verhalen over haar verhouding tot de toeschouwer. De sleutelvoorstelling No One is Watching (1995) blijkt terug te gaan op Stuarts verbeelding als kind: samen met haar vrienden en familie speelde ze voortdurend in een film, die gedraaid werd in een zaal zonder toeschouwers. Ze wilde er o zo graag uit ontsnappen om de film te kunnen zien. Tegelijk vroeg haar moeder wat aandachter te zijn, aanweziger te zijn op die momenten dat ze wegdroomde. Waarop Stuart oefende om beter te acteren in de film, zodat een en ander uitgroeide tot een hyperbolische alledaagsheid. Het kon er nooit dik genoeg opliggen. En ook dan probeerde ze nog steeds te ontsnappen om tegelijkertijd te kunnen toekijken.

Het onstuitbare maar onmogelijke verlangen zichzelf te observeren leidt in het werk van Stuart tot een vorm van hyperrealisme. Er is die bevreemdende vorm van overacting, om zichzelf nadrukkelijk als een beeld waar te maken, een imaginair zelf in de film van het leven. Die uitvergrote alledaagsheid ontmoet geregeld een excessief gebruik van media die als een prothese van de eigen blik fungeren: het kan bijvoorbeeld een glazen wand zijn die de plaats van een kijker vertegenwoordigt, of een bewakingscamera. Daardoor kan de performer plots in meerdere media tegelijk aanwezig zijn, zelfs in meerdere ruimtes, in meerdere technologische blikken. Het zelf wordt alomtegenwoordig, waarmee ook de fictie dat het zichzelf kan observeren explodeert.

Er is geen ontsnappen aan al die vreemde blikken. Alsof ze aan een verhoor wordt onderworpen, vertelt Stuart in de solo I’m all yours (2001) met een enigszins theatrale ironie over zichzelf. Allerhande gedachten die in haar opkomen worden als onsamenhangende tekstflarden meegedeeld – genre “This shirt is second hand” of “I’ve only been raped once.” Op een haast achteloze wijze levert ze zichzelf over aan het publiek en tracht alle blikken die op haar gericht zijn met woorden te weerstaan. Ze speelt met de blik van de anderen, speelt met de fantasma’s die hun blik oproepen, speelt zichzelf, tot ze gaandeweg uiteen valt in honderdeneen rollen en zich daarin verliest.

In een gesprek over transformatie en morphing noemde Stuart de mogelijkheid om heel verschillende beelden en ervaringen te combineren op korte tijd de ‘snelheid’ van het medium dans: “dat is iets anders dan butoh, waarin men zich bijvoorbeeld inbeeldt een rots te zijn. Het gaat eerder om het verlangen een beeld te zijn en ook weer niet, zoiets als een billboard.” Wat zich rechtstreeks vertaalt in haar opvatting over identiteit: “Ik voel me niet langer een welbepaalde verschijning. Ik knip delen van mijn identiteit uit hun context.”

Dit spel met identiteit en zelfmanipulatie komt duidelijk tot uiting in het strikt dansante soft wear (2001). In deze solo transformeert Stuarts lichaamsbeeld voortdurend: een vertrouwd gelaat verwringt tot een obscene grijns, een vreemd beeld dat op de huid gekleefd lijkt en de kijker plotsklaps op een immense afstand plaatst. En dan kantelt het beeld verder als gegrepen door een maalstroom, alsof de hele wereld eraan morrelt. Gedurig wordt het dansende lichaam aangesproken, of beter aangeraakt door zijn omgeving, door een explosieve werkelijkheid die zich niet laat toe-eigenen. Het is een tragisch lichaam, het zal immers nooit snel genoeg kunnen dansen om terug te kijken, terwijl het juist daarin leeft.

Tijdens het creatieproces van Visitors Only exploreerden Stuart en co ook een meer innerlijke wereld: de werking van het brein, vreemde waarnemingen, bezetenheid. Een fascinerend domein, omdat die mentale wereld behoorlijk unheimlich kan blijken, en ook omdat de grenzen van het visuele hier op het spel staan. Literatuur over de werking van het brein leert dat onze waarnemingen door neurochemische activiteit worden opgeslagen in de hersenen als een set van gecodeerde neurale verbindingen. Accumulatie van ervaring en het selectieve vergeten van overbodige informatie sturen dit proces voortdurend bij. Ook goed om weten: herinnering, valse herinnering, hallucinatie en fantasie hebben een gelijkaardige structuur, slechts de context waar ze in verschijnen laat hun status uitmaken. En dan nog zijn taal of beelden niet per se een adequate vertaling van die verhouding, laat staan dat die zich laat observeren. Wat te denken van een excessieve hersenactiviteit, een soort onderdompeling in de eigen gedachtenwereld die zo overvol geraakt dat de hiërarchie van alle opgeslagen herinneringen vervaagt, ongeacht hun herkomst?

Wat er ook van zij, die toestand is analoog aan de overdaad en chaos die in de studio heerst na vier maanden artistiek onderzoek. Dat werkproces tekent Visitors Only: een foto uit de krant, een B-horrorfilm, een wetenschappelijk essay, een antropologische documentaire, een meditatiesessie met een sjamaan, een poster van een tv-ster,… tussen de meest uiteenlopende bronnen laten zich verbindingen leggen, een lussenreeks die even toevallig als veelzeggend is. In de hoofden en lichamen van de dansers en andere medewerkers, overal spinnen zich mogelijke scenario’s, mogelijke werelden. Die hypertekst vertakt uiteindelijk verder op het speelvlak, en niet in de laatste plaats in de blikken en de hoofden van de toeschouwers, om er als een grillig en explosief veld van associaties de vloer aan te vegen met onze netjes geordende gedachten en gewoontes. Kijkt daar nog iemand toe?