Een Vlaamse Shakespeare

Kultuurleven 1 Nov 1980Dutch

item doc

Ik heb me er al lang bij neergelegd. Shakespeare kun je niet opvoeren in officiële schouwburgen. Het is ook geen kwestie van talent, gewoon van instelling. Ik heb zeer vele Shakespeares gezien, in alle mogelijke talen. Het gebeurde maar zelden dat de opvoering mij iets deed. En dat is bij Shakespeare beslist té weinig. Ik heb er ook een paar gezien waar talent mee gemoeid was, en die toch niet overkwamen. Ook Laurence Olivier kon mij niet overtuigen, en boeide mij maar matig in zijn Shakespeariaanse grollen.

Aan wat ligt het hem? Aan overmoed, aan arrogantie, aan misplaatste zelfzekerheid. Shakespeare zou elke theaterman in de war dienen te brengen, in een grote panische angst. Shakespeare is theater dat theatermensen radeloos moet maken. Daarom zal je maar zelden in Engeland een goede Shakespeare zien; men is er zo zeker van dat … enz … Shakespeare? Een klassieker, no problems.

De radeloosheid van Peter Zadek, Lioebimow, Kirchner raken mij. Ze weten niet wat aan te vangen met dit vat vol tegenstrijdigheden, met deze chaos… Ze verbergen hun onmacht niet. Integendeel, hun onmacht voeren ze mee op. Aan Shakespeare valt geen touw vast te knopen. Hij steekt even vol tegenspraken en contradicties als de wereld waarin we leven. Hij is even chaotisch als elk van de toeschouwers. Dit is juist. Dit is mooi. Dit is op de koop toe door en door Elizabethaans… en actueel.

De opvoering door de studenten van het Vlaamse conservatorium te Brussel, geïnspireerd door Jan Decorte, vertrekt vanuit een zeer gezonde houding: bescheidenheid. Dit is alles wat we kunnen, meer niet. Het eigenaardige is dat méér ook niet hoeft. Deze Cymbeline is de meest perfecte opvoering ervan die je je kunt indenken. Meer professionele acteurs, meer glorieuze spelfaciliteiten, een groter budget voor decors of kostuums zou de eigenheid van deze onderneming alleen maar kunnen schaden. De grote onhandigheid – nooit verborgen, altijd tentoongespreid – past volledig bij de Shakespeariaanse geste. Zelfs de taal – de vertaling – het Vlaams, klinkt onhandig, maar o zo naïef. Zelden was ik zo geroerd door ‘Vlaamse’ acteurs. Ze zijn zo touchant met hun taal. Ze proberen niet eens Olivier na te bootsen, godzijdank. Dit is gebrabbel, en dit klinkt zo perfect in de mond van de personages van Shakespeare, die toch ook zo vaak dronkentaal uitslaan.

De taal is maar één aspect van deze opvoering; maar een belangrijk aspect vermits juist zoveel professionele gezelschappen hierover struikelen. Te meer ook omdat het stuk bijna helemaal wordt gespeeld (5 uur), en er dus voor de acteurs en de toeschouwers een grote taal-opdracht te verwerken valt.

Er wordt vrij traag gespeeld en bewogen. Alsof de acteurs voorzichtig willen zijn, het moeilijke als een circusacrobaat onder controle willen houden. Dat je als toeschouwer gedurende al die uren zo dicht bij deze gevaarlijke evenwichtsoefening zit, maakt het des te spannender. Zullen ze (we) het halen? Men speelt ook traag en geconcentreerd, omdat alles zo exact mogelijk dient gezegd, getoond, geacteerd te worden. Jan Decorte houdt niet van slordigheid – citaten uit de programma-stencil spreken voortdurend van ‘hygiën’. Alsof men de chaos van Shakespeare en van het theater enkel te lijf kon gaan met secure aandacht, precisie en het – bij de toeschouwer – doen inhouden van de adem.

Deze Shakespeare is niet ‘briljant’. Er druipt een triestheid van af, die niet alleen ingegeven wordt door de armoede van het milieu, de poverheid van de materiële middelen, de bescheidenheid van alle medewerkers. Het is een zieligheid – ook en vooral in het komische – die wonderwel past bij Shakespeare. De humor is log, maar relativeert tekst en uitvoering. Er is een geur van bier en zweet, die de elegantie van de acrobaten begeleidt.

Lijkt het een tegenspraak dat onhandigheid verfijnd kan aandoen? Dat een logge beer ontroerend lichtvoetig kan lijken? Dat (relatieve) onkunde een groot meesterschap verraadt? De zuiverheid, de ontroerende overtuigingskracht van deze opvoering komt doordat de demonstratie zo uitgesproken helder en consequent is doorgevoerd. Dit kunnen we. Het is niet veel, maar we doen het zo goed mogelijk. Wat gedemonstreerd werd, is hoe fragiel, hoe broos en breekbaar we allemaal wel zijn. Hoe log en lomp, hoe onervaren en onkundig. Hoe kwetsbaar Shakespeare is, aan zijn zijden draadje. Dit theater te lijf gaan met zelfzekerheid en arrogantie van de professionele betweter die de theaterman (toeschouwer ook) is, is het bevriezen, het doden.

De vrees die je bij zo’n opvoering voelt is deze: hoe lang nog zullen deze toekomstige professionelen, ‘amateur’ kunnen blijven? Mochten ze nooit professionelen dienen te worden. Dan zou er voor ons, theaterliefhebbers, ook meer te beleven vallen. Soms heb ik zo’n hekel en walging aan professionelen, en denk ik echt dat het enige wat we nodig hebben ernst is. Plezierige ernst in dat wat we doen. Ook dat vraagt leertijd.