Figuren van amnesie

Financieel-Economische Tijd 31 Jan 2001Dutch

item doc

Drie opeenvolgende weekends pakt het Kaaitheater uit met een reeks improvisaties, telkens opgebouwd rond een vaste kern van dansers. Zo treden choreografen Jonathan Burrows en Anne Teresa De Keersmaeker al improviserend in dialoog met dansers Thomas Hauert en David Zambrano. Improvisatie blijft populair als cultus waarin de vluchtigheid van het medium dans bezongen wordt. Een fascinatie voor het moment, als ‘een toestand van vergeten,’ zo zegt Jonathan Burrows.

Er wordt niet enkel ‘gejamd’ zoals dat heet, geïmproviseerd met alle teugels los. Naast creaties die op het moment ontstaan worden bestaande dansproducties getoond waarin improvisatie centraal staat. Zo bijvoorbeeld ‘Song for a tooth’ van de Venezolaanse improvisatiespecialist David Zambrano, of de solo ‘Hobokendans’ van Thomas Hauert. Beide dansers werkten reeds enkele malen samen in workshops met ‘Ballroom’ als resultaat, waarin stijldansen onderzocht worden via herhalingsprocédés. Ook de Britse choreograaf Jonathan Burrows volgde reeds les bij Zambrano, die op zijn beurt onlangs Anne Teresa De Keersmaeker uitnodigde op een ‘Dance-talkshow’ in Amsterdam.

Persoonlijke kruisverbanden genoeg dus, en dat is ook de basis voor een artistieke verstandhouding die nagenoeg volledig op scène moet waargemaakt worden. ‘Het is natuurlijk spannend om met elkaar te werken op zo’n relatief onbekende basis, maar het heeft zin,’ meent Jonathan Burrows. ‘Het is goed om bepaalde ervaringen uit te balanceren in geïmproviseerde situaties. Samenwerken is daarbij aan de orde, intuïtief aansluiting zoeken bij elkaar. Nu is het helemaal nog niet duidelijk wat dat ‘samen’ is voor ons vieren. Dus we beginnen daarnaar te zoeken in de voorstelling zelf.’

Eenvoudig

Precies zo’n artistieke affiniteit tussen personen is ook het uitgangspunt van een duet waaraan Burrows en De Keersmaeker sinds een tijdje werken. Door de omvorming van het subsidiesysteem in Groot-Brittannië geniet Burrows momenteel een werkbeurs, wat hem toelaat zich een tijdje terug te trekken uit het productiecircuit om te doen wat hij wil: ‘Ik heb een reeks ontmoetingen georganiseerd omdat ik me als artiest eenzaam voelde, ik had nood aan nieuwe samenwerkingen. Door voortdurend op tournee te zijn kwam ik weliswaar veel mensen tegen, maar tot een diepgravende dialoog met andere kunstenaars, choreografen, performers en zo meer kwam het zelden. Mensen met dezelfde passies en vragen, daarmee wilde ik een gesprek aanknopen. Jan Ritsema is zo iemand, of ook Anne Teresa De Keersmaeker. Terwijl ik lesgaf aan PARTS hadden we een dialoog die we wilden verderzetten in de studio, om meteen naar de kern van de zaak te gaan. Het was niet nodig om veel te bespreken of te definiëren op voorhand.’

‘Wat we in de Kaaitheaterstudio’s doen komt daaruit voort, we nemen het werk op dat we een tijd geleden voorbereidden. Ondertussen ging dat verder zijn gang, in onze hoofden dan, elk voor onszelf. Voorheen had ik nog nooit met een andere choreograaf samengewerkt in eenzelfde ruimte waar we op gelijke voet stonden. Met dansers wel, maar daar zijn steeds specifieke hiërarchische verhoudingen in het geding, en daar wil ik me liever een tijdje uit terugtrekken. Met Anne Teresa ging het erom door improvisatie beetje bij beetje antwoorden te vinden op vragen die we delen. Gewoon dingen ontwikkelen die ons nu als goede keuzes voorkomen.’ Momenteel brengen Burrows en De Keersmaeker het intuïtief opgebouwde materiaal samen, waarbij het vizier open blijft: ‘We tonen het proces van onze samenwerking. We presenteren waar we staan op dit moment, waar onze samenwerking zich op dit ogenblik bevindt. Dat is zelfs geen proces, het is nog veel eenvoudiger.’

Omarmen

Die eenvoud karakteriseert Burrows, hij verbaast zich er zelfs over dat hem naar de betekenis van improvisatie gevraagd wordt: ‘Ik ben er weinig mee bezig geweest terwijl anderen er hun levenswerk van maakten. Daarom wil ik ook voorzichtig zijn, ik kan moeilijk theorieën of statements gaan verkopen daarover.’ Als veertiger heeft hij de grote vragen over dans wel gezien, vragen die ook te complex zijn geworden door zijn rijke verleden. Twaalf jaar ervaring als sterdanser in het Royal Ballett, samenwerkingen met Rosemary Butcher en als choreograaf van een eigen gezelschap. Verschillen tussen choreografie en improvisatie zijn ook niet zijn belangrijkste aandachtspunt: ‘Voor mij draait het uiteindelijk allemaal om de performance, en vanuit welk principe die nu voortkomt of achteraf benaderd wordt is secundair ten opzichte van de performance zelf.’

Traditioneel wordt improvisatie verbonden met die plaats waar dans zijn eigen vluchtigheid weet waar te maken, hier en nu is. Een live-gevoel in de overtreffende trap. Voor Burrows hoeft de openheid daarvoor niet groter te zijn in een improvisatorische context: ‘Ik probeer in het moment te zijn, het moment te volgen als ik dans. Maar er zijn zeker manieren om op een erg levendige wijze om te gaan met bekend materiaal. Er te staan, te weten wat je doet in een voorstelling, daarin schuilt hetzelfde gevaar in een vastgelegd stuk als bij improvisatie. Ik denk niet dat vrijheid gegeven is. Zowel een choreografie als een improvisatie kunnen terugvallen op welbekende elementen, of evengoed allebei het onbekende omarmen. Beide opties zijn waar.’

Leidt een teveel aan vrijheid ertoe dat dansers terugvallen op gewoontes, op materiaal dat sluimert in hun lichamelijk geheugen? ‘Het geheugen van het lichaam is heel erg sterk, zo leren we immers autorijden zonder te vergeten hoe het moet. Dat is een fantastisch iets. Het brein heeft ook de mogelijkheid om gelijkaardige patronen als diegene opgeslagen in het lichamelijk geheugen te herkennen en te decoderen. Op basis van bekende patronen kan het dus ook kortere wegen nemen. Het is een geweldige capaciteit gewoontes te hebben, die laten je ook toe bepaalde wegen te volgen. Maar er kan ook gewenning optreden, en daarin schuilt een gevaar voor dansers. Het komt erop aan open te staan voor het onbekende, voor het moment.’

Toch heeft het lichaam een verleden dat niet te omzeilen lijkt, wordt elke beweging er niet door gekleurd? ‘Niet noodzakelijk,’ zo meent Burrows. ‘Of ik nu werk met materiaal dat ik ken of werk met materiaal dat zich aandient op het ogenblik dat het gebeurt, dan doe ik dat telkens om een toestand te bereiken waarin ik vergeet wat ik doe. Er zijn talrijke verschillende manieren om daartoe te komen, en voor mezelf merk ik dat goed te kunnen via materiaal dat ik beheers maar waar ik vervolgens in kan verdwalen. Je kan het allemaal niet zwart-wit denken, vooral het werk zelf en wat je op het moment doet zijn belangrijk. Een van de kwaliteiten van een fysieke performance is zijn vluchtigheid. Die vergankelijkheid is een prachtige kwaliteit, maar ze kan eveneens frustreren. Soms denk ik dat een van de redenen waarom ik hou van dans als medium is dat er altijd een verdwijning aan te pas komt, het bevindt zich steeds in een toestand waarin het zichzelf vergeet.’

Neuronen

Het draait dus toch om iets als gebeurtenis, maar dan met een fundamenteel menselijke grond: ‘Dansen is het uitgangspunt. Ik hou van dansen, het is een menselijk ding, het gebeurt veel, overal. Ik hou er zoveel van als iedereen. Maar de vraag ernaar is een hele grote,’ weet Burrows. Hij zou graag enkele tegenstellingen terugvoeren op het menselijke aspect van dans. Dansers en choreografen improviseren bijvoorbeeld niet op een andere manier volgens Burrows: ‘Ik kan me voorstellen dat ze vooral een en ander gemeenschappelijk hebben, vragen of gevoelens, over de manier waarop ze hun lichaam waarnemen, waarmee ze omgaan met de wereld. Uiteindelijk zijn het allebei mensen.’

Eens in de zaal komt er nog een menselijk perspectief bij, dat van de toeschouwer. ‘Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik van hen verwacht dat ze kijken,’ zegt Burrows. ‘Kijken of aanwezig zijn als observator is echter geen passieve aangelegenheid. Het is een actief ding, hoe zich dat ook vertaalt. Of je nu vooruit beweegt naar de voorstelling toe, of die behandelt in je hoofd, of met je gedachten elders bent. Door hersenscans te maken is men erachter gekomen dat de neuronen om mijn arm te bewegen werken als ik eraan denk om mijn arm te bewegen, nog voor ik die daadwerkelijk bewogen heb. Zo vraag ik me wel eens af welke empathische fysiologische reacties iemand heeft bij het bekijken van een dansvoorstelling. Verder zijn er menselijke, emotionele reacties, ook als je een stuk haat. Soms vraag ik me af waarom we ons daarmee bezig willen houden, waarom we naar dansvoorstellingen gaan om er neer te zitten en naar iets te kijken. Daar denk ik over na. Er gebeurt wellicht iets, er moet iets aan de hand zijn.’