Anne Teresa De Keersmaeker: Work/Travail/Arbeid

De Witte Raaf May 2015Dutch

item doc

Contextual note
Deze recensie verscheen eerder in De Witte Raaf, editie 175, mei-juni 2015.

Sinds enkele jaren vormt de museale context een nieuw terrein voor het experimenteren met dans en choreografie. Met Work/Travail/Arbeid test ook Anne Teresa De Keersmaeker, in navolging van choreografen zoals Boris Charmatz en Xavier Le Roy, hoe een dansvoorstelling als tentoonstelling kan functioneren. De opzet lijkt op het eerste zicht helder en ongecompliceerd: het bewegingsmateriaal en de structuren van De Keersmaekers choreografie Vortex Temporum (2013), naar de gelijknamige compositie van de Franse componist Gérard Grisey (1946-1998), worden van ‘black box’ naar ‘white cube’ getransponeerd. In twee met elkaar verbonden ruimtes worden de muzikale en choreografische stemmen van Vortex Temporum met veel bravoure ontrafeld en ontleed, om daarna weer, in verschillende en afwisselende constellaties van zowel dansers als muzikanten, tentoongesteld te worden, telkens in cycli van negen uur. Afhankelijk van het tijdstip krijgt de bezoeker een andere variant voorgeschoteld op de deconstructie van het oorspronkelijke werk: de ene keer een versie met de volledige cast van dansers en muzikanten, de andere keer een summiere, verstilde vertolking door slechts enkele dansers en een solist.

 

Paradoxaal genoeg maken de witte muren van de kunsthal de choreografie van het zware en donkere Vortex Temporum er niet lichter op. In contrast met de oorspronkelijke en haast onderbelichte dansvoorstelling, worden de dansers en muzikanten als volatiele zwaartepunten uitgelicht door de openheid van de ruimte en het daglicht dat door de ramen binnenvalt. In de museale ruimte verdwijnt de helderheid die de centralisatie van de blik in het theater biedt. De leesbaarheid van de choreografische motor die de dansers drijft, wordt daardoor grotendeels belemmerd. De nabijheid van dansers en toeschouwers, en het werken met twee ruimtes vertroebelen het theatrale perspectief, maar ook De Keersmaekers artistieke signatuur, die meestal gebaseerd is op de ingenieuze constructie van kraakheldere patronen. In haar oorspronkelijke choreografie richt De Keersmaeker zich op het beurtelings samentrekken en ontbinden of laten uitdijen van tijd als een choreografisch principe, en in het geval van Work/Travail/Arbeid wordt voornamelijk deze laatste bewerking versterkt. Work/Travail/Arbeid is daarmee niet louter een tentoongestelde herwerking van een bestaande choreografie, het is ook de expositie van een choreografisch probleem an sich: in welke mate kan een choreografische structuur het rekken van de tijd weerstaan?

 

De tentoonstelling neemt, afhankelijk van het aantal bezoekers en dansers, talloze vormen aan, gaande van een maalstroom van lichamen, een theater in het museum, tot een haast sacraal ritueel in een smetteloos witte zaal. Het publiek moet vechten om de dans en zijn onophoudelijk wentelende perspectieven te blijven volgen, maar ook de dans(ers) worden uitgedaagd. De choreografie structureert de samenstelling en groepering van het publiek in de ruimte, terwijl de bezoekers door hun positie en kijkgedrag op hun beurt het verloop van de choreografie beïnvloeden. Het is niet de eerste keer dat dans in het museum wordt opgevoerd, maar zelden of nooit kwam dans, uitgevoerd met zulke virtuositeit, zo dichtbij: men voelt de wind geproduceerd door een voorbij zoevende danser, ziet en ruikt parelend zweet, en soms legt hij of zij heel even een hand op de schouder van een toeschouwer. Deze nabijheid van de 'dansarbeid' geeft het publiek niet alleen een inkijk in wat het dansen van een danser vergt, maar transformeert de dans opnieuw tot een vorm van kinesthetische communicatie die explicieter ‘spreekt’ dan in het theater. De virtuositeit en precisie waarmee de verschillende dansfrasen worden gearticuleerd, vervallen door hun nabijheid niet in spektakel, maar vormen een tegenwicht voor de choreografische complexiteit van de tentoonstelling, en verzachten de inspanning van het kijken naar en bijwonen van het choreografische werk.

 

Enkel door het investeren van tijd kan de toeschouwer zich een idee vormen van de complexiteit van de choreografie. In die zin is Work/Travail/Arbeid veeleisend, en botst het tegen de limiet van een doordeweeks museumbezoek. Work/Travail/Arbeid vraagt het publiek om terug te komen, het werk opnieuw te aanschouwen en stelt daardoor een weerbarstige tijdseconomie voorop die onze huidige, verkapte beleving van de tijd impliciet bevraagt en bekritiseert – niet voor niets betekent Vortex Temporum letterlijk Wervel der Tijden. Daarnaast roept Work/Travail/Arbeid ook vragen op die inherent zijn aan het denken over dans en choreografie zelf, of geeft ze deze vragen een nieuwe urgentie. Hoeveel tijd heeft men nodig om een werk te doorzien? Hoe staat de permanente aanwezigheid van het werk in relatie tot het momentane van de uitvoering? Hoe verhoudt de vluchtigheid van de dans zich tot het blijvende karakter van de choreografische schriftuur? En waar ligt de grenslijn tussen het aanschouwen van dans/choreografie en de objectivering ervan? In Work/Travail/Arbeid gaat het om meer dan een 'choreografisch object' dat uit het theater wordt weggehaald en in een museum neergeplant. Het tentoonstellen maakt van de choreografie een zelfreflexief medium dat contextuele en daarom tijdgebonden vraagstukken behandelt.

 

Gelijktijdig met de tentoonstelling werkt De Keersmaeker een verdieping lager aan haar nieuwe voorstelling My Dancing Is My Breathing. De keuze voor dit simultane werkproces en de aanwezigheid van De Keersmaeker zijn niet enkel ingegeven door een behoefte aan controle, maar voornamelijk door een verlangen om zorg te dragen, niet alleen voor het werk zelf, maar ook voor de dansers die dag in dag uit hun lichamen inzetten om het tot stand te laten komen. Ook in de genese van lichamelijke communicatie speelt proximiteit dus een belangrijke rol: de choreograaf verlaat het werk niet, maar opteert voor een samenzijn met haar dansers. Op die manier benadrukt De Keersmaeker dat choreografie niet zomaar neergezet kan worden in het museum, en dat zulk werk een bijzondere bescherming vereist – anders dan kunstobjecten.

 

In het kielzog van de recente migratie van dans en choreografie naar het museum, vormt deze tentoonstelling een mogelijk ijkpunt. De waan van de dag voorbij, weet De Keersmaeker een evenwicht te vinden tussen de virtuositeit van de uitvoering zelf en de reflectie over de context waarbinnen deze dans plaatsvindt. En langs de zijkant, een dansend kind, voorzichtig met glimmende ogen, een nieuw begin.