Brussel - ten behoeve van buitenlanders

Theaterschrift Dec 1995Dutch
Theaterschrift 10, dec. 1995, pp. 161-183

item doc

"Wie de paradox niet schuwt, wie van het ongerijmde houdt, wie niet bang is voor het absurde, die kan van Brussel - als hoofdstad van België - houden: in liefde en in haat, met vertedering en in ergernis, met een gevoel van welbehagen en van onbehaaglijkheid."

(Eric De Kuyper, Een passie voor Brussel)

 

1.

Het is niet eenvoudig een portret te schetsen van een stad. Hoe Brussel vertellen? Hoe haar ziel te pakken krijgen? "In Maurilia", zo beschrijft Italo Calvino een van zijn onzichtbare steden, "wordt de reiziger uitgenodigd de stad te bekijken en tegelijkertijd bepaalde oude ansichtkaarten te bestuderen die laten zien hoe de stad vroeger was." Misschien lijkt Maurilia wei op Brussel en kan men deze stad slechts ontcijferen, indien men bereid is ook voor een stuk in haar geheugen binnen te dringen. Het in kaart brengen van het karakter van Brussel kan niet losgemaakt worden van het in kaart brengen van zijn geschiedenis. Vele hedendaagse gevoeligheden zijn slechts vanuit voorbije gebeurtenissen te begrijpen. In deze stad stapelen betekenislagen zich op, alsof op de grondvesten van de eerste configuratie een tweedei is gebouwd en daarboven nog een en nog een en nog. Generaties met diverse culturen met diverse relaties t.o.v. elkaar, hebben er elkaar opgevolgd en op elkaar ingewerkt; het resultaat hiervan is een nieuwe grillige, onnavolgbare structuur, die je enkel kan beginnen ontcijferen door in de stad te leven en te werken, door te lezen over gisteren, door gesprekken te voeren over vandaag.

 

2.

Brussel ligt op een kruispunt waar de Romaanse en de Germaanse cultuur, het Brabantse en het Bourgondische elkaar ontmoeten. Een van de belangrijkste historische evoluties die zich in Brussel heeft voltrokken, heeft betrekking op de taal / talen die er in deze stad gesproken werden / worden; in de eerste plaats gaat dat om het Nederlands (Vlaams? Brabants?) en het Frans, waarvan de respectievelijke verdedigers niet zelden met hun aspiraties lijnrecht tegenover elkaar kwamen te staan. Het tolerantiegehalte van de Brusselaar werd van oudsher op de proefgesteld.

Door het feit dat de activiteiten van vertrek- en ankerpunt van ons 'Ieven en werkenin Brussel' het Kaaitheater is en het werk van dit theater in essentie tot het Vlaamse culturele leven van de Belgische hoofdstad behoort, zal ons verhaal uiteraard volledig gekleurd worden door 'Vlaamse' standpunten. We willen echter proberen vanuit die Vlaamse positie zo eerlijk mogelijk met de Brusselse geschiedenis om te springen en vooral proberen haar helder· te duiden ten behoeve van 'buitenlanders', die deze stad en haar geschiedenis niet kennen.

 

3.

In 1979 vierde Brussel- dat oorspronkelijk Bruocsella genaamd werd, wat betekent: woonplaats in het moeras - zijn duizendste verjaardag. Omtrent de juiste datum waarop de stad op een eilandje in de rivier de Zenne gesticht werd, bestaan echter uiteenlopende berekeningen. Zeker is dat Brussel in de feodale tijd op de handelsweg lag die Brugge met Keulen verbond en dat het in de Middeleeuwen de plek was waar de Brabantse hertogen zich vestigden: als vazallen konden zij een vrij zelfstandige koers varen t.o. hun Duitse leenheer. Toen Brabant een deel werd van het Bourgondische rijk vestigden de hertogen, waaronder Filips de Goede, zich eveneens te Brussel, nl. In een paleis op de burchtheuvel van de stad, de Coudenberg. In tegenstelling tot wat men algemeen vermoedt, was Brussel op dat ogenblik nog een Nederlands- (eigenlijk Brabants)sprekende stad: in de 14de eeuw werden alle akten in het Nederlands opgesteld. Toen de schilder Roger de la Pasture zich in 1435 in Brussel vestigde, veranderde hij zijn naam in Rogier van der Weyden.

Via het huwelijk van de jong gestorven Maria van Bourgondie met Maximiliaan van Oostenrijk wordt Brabant ingelijfd bij het Habsburgse rijk. Karel V en Filips II zullen onze streken op absolutistische wijze en vnl. vanuit Spanje besturen. In de 16de eeuw steken ketterse bewegingen, hoofdzakelijk gemotiveerd door de vele misbruiken binnen de katholieke kerk, in de zuidelijke Nederlanden de kop op. De bloedige oorlog met de katholieke Spaanse bezetter die hieruit voigt en waarin vele Vlamingen / Brabanders op de brandstapel sterven leidt op het einde van de 16de eeuw tot een scheiding van de noordelijke en de zuidelijke Nederlanden. In het Noorden gaan de zgn. Zeventien Provinciën hun Gouden eeuw tegemoet; hun burgerlijke staatsvorm behoort op dat ogenblik tot de modernste van Europa. De zuidelijke Nederlanden - het grootste deel van de intellectuelen en kunstenaars was naar het noorden gevlucht - zullen gedurende bijna drie eeuwen wegkwijnen en in handen vallen van de ene bezetter na de andere.

Vanaf de 17de eeuw stond het Frans in Europa zeer hoog aangeschreven: de hogere kringen, de diplomatie, de handelaars voelden zich aangetrokken door deze 'wereld’taal. Ais de zuidelijke Nederlanden na de vrede van Utrecht (in 1713) opnieuw vanuit Wenen worden bestuurd, wordt het Frans de voertaal in alle bestuursorganen. Bij het uitbreken van de Franse revolutie ontvlucht de hoge Franse adel Frankrijk en vestigt zich voor een groot deel in Brussel. In 1794 worden de zuidelijke Nederlanden dan ten slotte - na de slag bij Fleurus __ bij Frankrijk ingelijfd: Brussel verliest niet alleen zijn status van hoofdstad, maar bestuur, rechtspraak en onderwijs worden grondig verfranst.

Na de nederlaag van Napoleon in Waterloo vlak bij Brussel - stuurt Engeland aan op een hereniging van Noord- en Zuid-Nederland als bufferstaat tegen Frankrijk; de zuidelijke Nederlanden worden aan de Nederlandse koning Willem I toegewezen; onder zijn bewind wordt werk gemaakt van een economische heropbloei - de eerste vormen van industrialisering dateren van toen - en wordt het Nederlands - het gaat hier om het 'algemeen Nederlands', een in Noord-Nederland ontwikkelde cultuurtaal en niet om één van de in Vlaanderen of Brabant gesproken dialecten - opnieuw de Verplichte taal in bestuur, leger, rechtspraak en onderwijs. Dit stuit in Brussel op weerstand zowel bij de hogere burgerij en de geestelijkheid als bij de actieve kern van Franse immigranten en leidt uiteindelijk tot de Belgische revolutie van 1830. Het werkelijke draagvlak van deze opstand wordt echter gevormd doorarbeiders en plebs die via deze weg hopen een gunstiger wending in hun economische situatie teweeg te brengen. Het pittoreske verhaal wil dat de opstand uitbrak na een opvoering van de opera 'De Stomme van Portici' van de Franse componist Auber in de Muntschouwburg, waardoor kunst en revolutie in dit nieuw geboren land van meet af aan bondgenoten werden(!?).

 

4.

Brussel wordt opnieuw de hoofdstad van een land dat van dan af België zal heten; de administratieve, politieke en ook financiële functies van dat land worden in de hoofdstad geconcentreerd. Terwijl in Molenbeek, in de zgn. kanaalzone, een aantal fabrieken worden ingeplant, steunt het Brusselse economische leven toch nog lange tijd op een kleinschalige of zelfs ambachtelijke bedrijvigheid. Het zuidelijke deel van België ondergaat een snelle industrialisering: dank zij zijn koolmijnen en zijn staalindustrie wordt Wallonië na Engeland het eerste en belangrijkste Europese industriegebied. Ln het arme, hoofdzakelijk agrarische Vlaanderen komen een aantal kernen met textielfabrieken tot stand; naast het textielproletariaat bestaat de Vlaamse arbeidende bevolking vnL uit boeren of seizoenarbeiders: zij spreken één van de Vlaamse dialecten, terwijl de hogere burgerij volledig verfranst is. Deze situatie ontlokte aan Karl Marx - die tussen 1845 en 1848 in Brussel verbleef en er ergens op een zolderkamertje aan zijn 'Communistisch Manifest' zatte schrijven - de bedenking dat hij nooit een land had gezien waar de klassenverhoudingen· zo helder uitgetekend waren omdat hier 'de bazen zelfs een andere taal spraken dan de arbeiders die ze onderdrukten'.

 

5.

Op de tegenstelling Vlaamstalig / Franstalig ent zich in het jonge België de tegenstelling klerikaal / antiklerikaal. Politiek betwisten Katholieken en Liberalen elkaar de macht. Sinds 1884 tot diep in de 20ste eeuw zouden de Katholieken electoraal de meerderheid halen; gezien het grootste draagvlak van deze partij in Vlaanderen lag, werd het spreken van de Nederlandse taal vaak met klerikalisme. geassocieerd. Brussel nochtans werd vanaf de Belgische onafhankelijkheid tot in 1982 ononderbroken door liberale burgemeesters bestuurd.

Ondertussen had zich in Vlaanderen en in Brussel een beweging ontwikkeld die zich inzette voor het herinvoeren van de Vlaamse taal in bestuurlijke en rechterlijke instellingen,in het leger, in het onderwijs, kortom in het gehele openbare leven. Ais in 1914 W.O. 1uitbreekt menen een aantal leden van deze Vlaamse Beweging, de zgn. activisten, dat van de Duitse bezetting gebruik kan gemaakt worden om een aantal van de Vlaamse eisen door te drukken; dit wakkert uiteraard de haat van. Franstaligen aan tegen het 'Vlaams'. Om moeilijkheden te vermijden en omdat ze denken hiermee een grotere sociale status te kunnen verwerven, gaan heel wat Nederlandstaligen in Brussel meer en meer Frans spreken. Vlaming zijn enerzijds en Belg zijn anderzijds worden a.h.w. als een tegenstrijdigheid ervaren; patriottisme wordt dan ook meer en meer met anti-vlaal11sgezindheid geassocieerd.

 

6.

Een aantal feiten die zich in W.O. I voordeden, leidden echter ook tot een kentering ten goede van de Vlaamse Beweging: 80% van de soldaten die in deze oorlog voor België hadden gevochten (en ook 80% van de gesneuvelden) waren Vlamingen, terwijl zij hun bevelen hadden gekregen van een grote meerderheid van Franstalige officieren. De toenmalige Belgische koning, Albert I, voelde duidelijk aan dat dit onrecht met een aantal toegevingen verzacht diende te worden: onmiddellijk na W.O. I werden de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht, van een aantal sociale hervormingen, van een gelijkstelling van de twee talen en van een vernederlandsing van de Gentse universiteit - er was nog steeds geen hoger onderwijs in het Nederlands - in het vooruitzicht gesteld.

W.O. II sloeg een nog diepere kloof tussen Vlamingen en Walen; alhoewel er aan beide zijden werd gecollaboreerd, werden Vlamingen opnieuw geïdentificeerd met 'zwarten', t.w. Duitsgezinde. Ook twee latere politieke crisismomenten nl. de Koningskwestie (omtrent het al dan niet aanblijven van Leopold III) en de schoolstrijd (het gevecht tussen katholieken en vrijzinnigen omtrent het verwerven vaneen dominante positie in het onderwijs) bracht aan het licht dat in de beide landsdelen op deze problemen op een zeer uiteenlopende, zelfs tegengestelde wijze werd gereageerd. Wallonië was met een bijna intact gebleven maar verouderd productie-apparaat uit W.O. II gekomen; in Vlaanderen vestigden zich in de na-oorlogse decennia heel wat buitenlandse bedrijven (o.a. in het Antwerpse havengebied en in de Gentse kanaalzone); daarbij kwam nog de vervanging van de (vnl. Waalse) steenkool door andere, meer moderne energiebronnen: de economische balans tussen de twee landsdelen sloeg om in het voordeel van een pas verworven rijkdom in Vlaanderen; deze wijziging in economische krachtsverhoudingen zou zich later ook op het politieke en culturele vlak manifesteren.

 

7.

Het uit elkaar groeien van de twee gemeenschappen leek niet meer tegen te houden; via een grondwetsherziening en een aantal vrij ingewikkelde wijzigingen in de staatsstructuur werd in de 70er, 80er en 90er jaren gebouwd aan een nieuwe gefederaliseerde Belgische staat. Op dit ogenblik bestaat België uit drie cultuurgemeenschappen -een Nederlands-, een Frans- en een Duitstalige en uit drie gewesten, nl. Vlaanderen, Wallonië en Brussel, samengesteld uit 19 gemeenten.

In het geheel van deze evolutie blijft Brussel als hoofdstad zowel voor de Walen als voor de Vlamingen een complexe en controverserijke plaats innemen. Soms lijkt het wei alsof noch Walen noch Vlamingen van Brussel willen/kunnen houden. In de stad zelf leven Franstaligen naast Nederlandstaligen, maar eigenlijk hebben ze weinig contact met mekaar: Brussel een stad waar je gemakkelijk 'anoniem' kan leven; je hoeft er je bestaan niet echt 'kenbaar' te maken.

In de laatste twee eeuwen is de numerieke verhouding tussen de twee bevolkingsgroepen volledig gewijzigd: in 1780 sprak nauwelijks 15% van de Brusselse inwoners Frans; bij de laatste verkiezingen voor de Brussels Raad (in 1995) behaalden de Vlamingen 11 zetels t.O. 64 voor de Franstaligen.

Brussel dat nu ongeveer 1 miljoen inwoners telt is vnl. gegroeid via inwijking. In de eerste helft van de 19de eeuw oefende de hoofdstad een sterke aantrekkingskracht uit op de verarmde bevolking van het Brabantse platteland. Wanneer in 1840 nog 60% van de Brusselaars autochtonen waren dan is dat in 1920 reeds gedaald tot 40%. Naast Franstaligen en Vlamingen telt Brussel vandaag in zijn bevolking 30% vreemdelingen; enerzijds zijn dit 'de arme migranten', de gastarbeiders en hun gezinnen die in grote mate uit de Maghreb-landen afkomstig zijn (de Turken komen op de tweede plaats) en anderzijds zijn dat 'de rijke migranten',de burgers van Europese landen die in het kielzog van de vestiging van allerlei Europese Gemeenschapinstellingen te Brussel aldaar kwamen wonen; het gaat hier zowel om de zgn. Eurocraten als om managers en bedienden van holdings die omwille van het fenomeen hoofdstad van Europa' eveneens in Brussel neerstreken; Naast Frans en Nederlands worden. er in. De Brussels toren van Babel dus nog meer andere talen gesproken: verschillende Arabische varianten, Turks, Engels, Duits, enz.

Bovendien kent Brussel een zeer uitgebreide vorm van 'dagelijkse migratie':· ongeveer een vijfde van de actieve Belgische bevolking werkt. in Brussel, slechts de helft ervan woont ook in de agglomeratie: de andere helft komt dagelijks in grote drommen uit de stations en metrogaten naar boven gekropen om daar aan het eind van de dag weerom in te verdwijnen.

 

8.

De aanwezigheid van een aantal Europese instellingen in Brussel en de aantrekkingskracht die daarmee werd uitgeoefend op bedrijven en financiële structuren, die zich alle met hun hoofdzetel in de Belgische hoofdstad willen vestigen, heeft een reeks zeer kwalijke gevolgen met zich meegebracht. Eén ervan is de grondspeculatie: huur- en verkoopprijzen worden opgedreven, men laat hele blokken woningen leeg staan en verkrotten om er achteraf kantoren en/of hotels te kunnen optrekken; de bevolking ontvlucht meer en meer de onleefbaar geworden stadskern; verloederde panden worden vaak ingenomen door de armste bevolking: niet zelden treft men daar een nieuwe vorm van 'samenwonen' aan nl. die van bejaarden en niet-begoede migranten.

Stedebouwkundig is Brussel, dat o.a. een grote schat aan Art deco-gebouwen herbergt, een van de meest verwoeste/ verloederde Europese steden. De architecturale verminking dateert echter niet enkel van de recentste decennia maar is zowat een constante in de Brusselse geschiedenis van de laatste anderhalve eeuw.
Tussen 1865 en 1871 werd de rivier de Zenne die door de stadskern, de zgn. Brusselse vijfhoek stroomde, overwelfd: duizenden inwoners uit de laagste sociale klassen werden hiervoor uit hun huizen gezet en naar de buitenwijken (o.a. naar Molenbeek) verdreven; de rijkelijke woningen die achteraf aan de mooie lanen op de dichtgelegde rivier verrezen en die aan het Parijs van architect Haussmann doen denken waren uiteraard veel te duurvoor de oorspronkelijke bewoners.

Eenzelfde scenario speelde zich af bij de bouw van het gigantische Justitiepaleis ontworpendoor architect Poelaert en opgetrokken tussen 1866 en 1883: een deel van de Marollen, zowat de oudste volkswijk van Brussel, waar het meeste authentieke en het meest tolerante 'Brussels' gesproken wordt - nl. een grappig-pittoreske mengeling van Nederlands en Frans - werd hiervoor plat gelegd. Sindsdien is in de Brusselse volkstaal het woord 'architect' - meestal voorafgegaan door het adjectief 'scheven' - een scheldwoord geworden. Het reusachtigegebouw (het meet 160 m op 180 m en heeft een koepel die 122 m hoog is) bevindt zich op de grens van het lage en het hoge stadsgedeelte en scheidt hierdoor de arme Marollen van de chique Avenue Louise: het wordt daarom ook wei het 'Palais de 'Injustice' genoemd.

In 1952 werd de Noord-Zuidverbinding voltooid: het Noord- en het Zuidstation werden hierdoor ondergronds met elkaar verbonden; een ingreep die een spoor van verminking achter zich liet. En even later - ter voorbereiding van de Wereldtentoonstelling van 1958 – werd de stad opnieuw omgewoeld om een kleine ring aan te leggen, bestaande uit een reekstunnels en een centraal gelegen alles dominerende 'voorlopige' Viaduct, die echter tot in de jaren negentig zou blijven staan. Voeg daarbij nog het megalomane Manhattan-project waarvoor de noordwijk werd platgelegd; de bewoners werden verdreven om een reeks kantoortorens op te richten; het hele project bleek achteraf een financiële flop en misrekening; de overheid nam de leegstaande torens over; in het hart van de stad zijn als gevolg van deze kaalslag nog steeds de wonden zichtbaar in de vorm van braakliggende door gewas overwoekerde panden. Vandaag worden de Leopoldswijk en de buurt van het Zuidstation overhoop gehaald om er respectievelijk het Europees parlement op te trekken en een doorreis te verschaffen aan de HST.

 

9.

Maar Brussel blijft een stad van paradoxen; terwijl de voorgaande paragrafen een stadsuitzicht voorspiegelen dat bestaat uit stenen blokkendozen met grote gaten er tussenin, is Brussel na Washington toch ook weer de Westerse stad met het meeste aantal m2 groen per inwoner en heeft het feit dat Brussel zich voordoet als een permanente zich steeds weer op andere plekken vertonende bouwwerf, Volgens Busselliefhebber en auteur Eric de Kuyper ook positieve kanten: "Brussel is een hoofdstad van het verval. Maar zonder kwaad geweten. En ook zonder het 'laisser-aller' van zuidelijke landen. Brussel gaat kwistig en lustig met zijn verval om, zonder het minste spoor van gelatenheid of fatalisme. En al mocht je soms zoiets menen te ontwaren, dan nog is het schijn en strategie. (…) Het boeiende van de Brusselse stedenbouw is niet het resultaat, maar het proces." Het relativerende, verstandig-afwachtende gevoel waarmee de Brusselaar naar. Dit voortdurend voorlopige karakter van zijn stad kijkt, ga je op den duur bijna als een kwaliteit ervaren. Is Brussel dan misschien toch Maurilia die als wereldstad "een aantrekkelijke eigenschap meer heeft, namelijk dat je via wat zij geworden is met heimwee kunt terugdenken aan wat zij was"?