Focus Charlotte Vanden Eynde (Nl.)

Kaaitheater bulletin May 2005Dutch

item doc

Een meisje ligt op een tafeltje, enkel gekleed in ouderwets degelijk, wit ondergoed. Eigenlijk is het tafeltje – of is het een schoolbank? – te klein om haar hele lichaam steun te geven. Zij beweegt haar benen. Het lijkt een klauwen in de lucht: niet echt sierlijk, eerder onhandig, wat spastisch en krom. Die bewegingen keren weer en ook de enkele zinnetjes die zij af en toe zegt onder het bewegen: ‘Benen kunnen breken. Rechte benen zijn mooier dan kromme benen. Tenen zijn grappig. Witte benen zijn niet sexy. Sommige benen lopen weg.’

 

Benenbreken (1997) is de eerste kleine dansvoorstelling die Charlotte Vanden Eynde maakte. Zij studeerde toen nog aan P.A.R.T.S., de school van Anne Teresa De Keersmaeker. Het lijkt wel alsof zij vanaf dat eerste kleine project ook de eerste elementen van haar eigen taal gevonden had. Charlotte Vanden Eynde (1975) wou klassieke danseres worden, de droom van zovele kleine meisjes. De esthetiek van het werk van Maurice Béjart of van het Nederlands Danstheater trok haar aan, terwijl de beeldende kunst – haar moeder is beeldend kunstenaar – op organische wijze tot haar artistieke wortels behoort. Zij ging studeren aan het Hoger Instituut voor Dans in Lier en later aan P.A.R.T.S. in Brussel. In die scholen botste zij echter met de geijkte standaards die daar aan uitvoerende danskunstenaars worden gesteld. Dat bracht haar tot de vraag: wat kan mijn lichaam dan wel, dat ook mooi is?
Hieruit ontstonden de solo Benenbreken, het duet Zij Ogen en ten slotte Vrouwenvouwen, een choreografie-performance voor vier vrouwen waarmee zij in 1999 afstudeerde aan P.A.R.T.S. – een klein repertoire met een heel eigen idioom, waarvoor bij programmatoren in de danswereld belangstelling bleek te bestaan. Zelf omschreef zij zich op dat moment eerder als een ‘podiumkunstenaar’ dan als een choreografe. In haar creaties bracht zij op intuïtieve wijze dans, beeldende kunst en performance samen.

 

‘Wat mij aantrekt tot een lichaam is de plasticiteit ervan, en het beeld, stil en afgebakend, onszelf weerspiegelend, onszelf tonend. Ik hou van het ongerepte, ongepolijste, de gebrekkigheid van het lichaam, de schoonheid daarvan, maar ook de schoonheid van het gracieuze. Fragiliteit geflankeerd door kracht. De erotiek van het lichaam. Het pure lichaam. De vreemdheid ervan.’

(Charlotte Vanden Eynde, 1999)

 

Na haar opleiding werkte zij mee aan verschillende voorstellingen van Jan Decorte als choreografe en/of als performer: Amlett (2001), Cirque Danton(2002) en Cannibali! (2003). Charlotte Vanden Eynde: ‘Ik had vooraf van Jan Decortes werk enkel Bêt Noir gezien. Dat sprak mij erg aan, omdat het aansluit bij dingen waar ik zelf naar op zoek ben: dat beeldende, uitgepuurde, die esthetiek die ongepolijst mooi is, die “ruwe poëzie”, zoals Jan het zelf omschreef. Jan maakt met zijn werk een sterk statement in de theaterwereld. Binnen zijn manier van repeteren kreeg ik een artistieke autonomie. In Amlett en Cannibali! was ik én choreograaf én performer. Voor Cirque Danton maakte ik de choreografie voor een groep van tien mensen, die bovendien geen professionele dansers waren. Dat was op vele vlakken een uitdaging’.
Met Jan Decorte deelt Charlotte Vanden Eynde bovendien de aantrekkingskracht van de ‘onbeholpenheid’ en het kinderlijke, dat als een rode draad door haar latere creaties zal lopen. Het acteren, het met taal op de scène staan, evalueert zij als een belangrijke ervaring: ‘Acteren is een uiteenzetting met jezelf en met je eigen beperkingen. Ik ben van nature nogal verlegen, zeker als er verbale communicatie verlangd wordt. Dat vind ik veel confronterender dan gewoon je lichaam laten bewegen en dat tonen. In mijn lichaam voel ik me veel beter beschermd.’
Dat acteren kreeg nog een verlengstuk op het witte doek toen Dorothée van den Berghe haar vroeg de hoofdrol te vertolken in haar eerste langspeelfilm Meisje (2002). Charlotte Vanden Eynde en Dorothée van den Berghe vonden elkaar o.a. in hun zoekende, intuïtieve, voor een buitenstaander chaotisch ogende manier van werken en in hun bijzondere gevoeligheid voor wat vrouwen ‘beweegt’. Voor deze filmrol van het wat ontredderde, zichzelf zoekende meisje kreeg Charlotte Vanden Eynde meteen de prijs voor de beste vertolking op het Filmfestival van Amiens in Frankrijk in 2002. Charlotte Vanden Eynde trad als danseres op in Most Recent (2002) van choreograaf Marc Vanrunxt: in zijn werk bewondert zij o.a. de niet evidente en toch ‘natuurlijke’ manier waarop hij zijn voorstellingen structureert: ‘ hoe hij – tegen alle “regels van de kunst” in – na een snelle passage een heel lang, traag stuk kan plaatsen en je toch kan voelen dat dat “klopt”’.

 

‘Mijn lijf dat zichtbaar is en beweeglijk hoort tot de wereld der dingen, het is één van die dingen, het is opgenomen in de structuur van de wereld en zijn samenhang is een dingmatige. Maar omdat het ziet en zich beweegt, houdt het de dingen ook als een cirkel om zich heen, de dingen worden een annex of een verlengstuk ervan, ze zitten ingenesteld in zijn vlees, ze maken deel uit van zijn volwaardige definitie: de wereld is gemaakt uit de stof zelf van het lijf.’

(Maurice Merleau-Ponty)

 

Van dit functioneren binnen de voorstellingen van anderen heeft Charlotte Vanden Eynde ongetwijfeld veel geleerd, maar toch lijkt dit slechts een zijspoor en koos zij ervoor het eigen creatieve werk, begonnen in P.A.R.T.S., verder te ontwikkelen.
Samen met Ugo De Haes creëerde zij in 2000 Lijfstof. Deze voorstelling concentreerde zich op het lichaam als een ding, als een massa, als een omhulsel dat allerlei vreemde, niet meer als menselijk herkenbare vormen kan aannemen. Door het werken met voorwerpen, accessoires – reeds aangezet in Vrouwenvouwen – verwijderde Charlotte Vanden Eynde zich van wat we normaal als dans of choreografie omschrijven en vond zij eerder aansluiting bij de beeldende kunst. In zijn opbouw is Lijfstof dan ook meer een opeenvolging van beelden dan een dynamisch geconstrueerd podiumgebeuren: alsof we als toeschouwer letterlijk een zich ten-toon-stellen meemaken. Het lichaam als sculptuur.
Stand (2001) was een humoristische installatie-performance geïnspireerd op de ‘standjes’ van kunstenaars op kunstmarkten. De drie danseressen zaten letterlijk in kastjes opgeborgen, gedoemd tot de status van voorwerp. Een toestand die zij echter af en toe doorbreken om absurde dansjes uit te voeren, ‘gedirigeerd’ door Charlotte Vanden Eynde zelf.
In MAP ME dat zij in 2003 samen met haar levenspartner Kurt Vandendriessche creëerde, werden hun twee lichamen letterlijk in kaart gebracht. De huid, het omhulsel dat de lijfmassa omgeeft, werd o.a. gebruikt als projectiescherm: door allerlei beelden – opnieuw b.v. de ladekast: schuifjes gevuld met ondergoed en kousen – op het lichaam te projecteren werd dat lichaam niet alleen ‘functioneel’, maar kreeg het ook een binnenkant, een geheim, een intimiteit. Aan je tepels kan je b.v. niet alleen touwtjes vastknopen, maar er ook melk uit persen. Lichaamsdelen werden in close-up genomen. Met plakband omzwachtelden de beiden performers hun hoofden en verbonden die aan elkaar. De dans die ze daarna samen probeerden uit te voeren, refereerde niet alleen aan een in zijn bewegingsvrijheid fel belemmerde Siamese tweeling, maar ook aan dat mythische, ooit door Plato beschreven wezen dat man en vrouw in zich verenigt: sinds de noodlottige opdeling in man en vrouw zijn alle mensen verplicht hun leven te besteden aan het zoeken naar hun verloren geraakte wederhelft. MAP ME bestaat uit verstilde beelden die een grote rust uitstralen: alsof het zoeken naar een harmonische versmelting voltooid is en de symbiose met ‘de ander’ voltrokken kan worden. Uit de voorstelling spreekt het vertrouwen dat de mens zijn eigen identiteit kan verrijken door samen te vallen met een ander. In MAP ME versmolten ook Charlotte Vanden Eyndes professionele en privé-leven: zij stond samen met haar partner op de scène en bovendien was ze zwanger toen ze de voorstelling creëerde. In MAP ME zag men haar als het ware een plaats opschuiven in de opeenvolging der generaties: het domein van het kinderlijk-vrouwelijke ontgroeien en dat van het volwassen-vrouwelijke betreden.

Het eigen lichaam ontdekken (Benenbreken, Zij Ogen), dat lichaam confronteren met voorwerpen en kledingstukken (Vrouwenvouwen), het lichaam tot ding laten worden (Lijfstof), het lichaam langs buiten en binnen aftasten (MAP ME): het parcours dat Charlotte Vanden Eynde in haar korte carrière aflegde leek van de dans weg te evolueren en meer en meer aan te leunen bij de beeldende kunst. Charlotte Vanden Eynde: ‘Na MAP ME had ik het gevoel: hier zijn we geraakt en nu wil ik terug. Dans, pure beweging blijft mij fascineren. Misschien heb ik die hele omweg via de beeldende kunst, het theater, de film, de performance nodig gehad om in mijn nieuwe project Beginnings/Endings weer bij de dans terecht te komen’.
Op dit moment werkt Charlotte Vanden Eynde met zes dansers aan Beginnings/Endings, een grotezaalvoorstelling waarin zij zelf niet meedanst. De omvang van de groep en van de zaal, het feit dat zij zelf ‘erbuiten’ staat, de compositorische complexiteit die zo’n groter project vereist: het zijn allemaal nieuwe uitdagingen die de rust, gevonden in MAP ME, opnieuw in onrust veranderen. Charlotte Vanden Eynde: ‘Ik heb me o.a. vooropgesteld om niet opnieuw een “fragmentarische” voorstelling te maken waarin een opeenvolging van beelden te zien is, maar te zoeken naar een choreografische structuur. Ik houd er echter niet van om bij een compositie te vertrekken van mathematische gegevens; ik wil structuur op een intuïtieve manier blijven benaderen. Ik heb daarom een structuur opgebouwd door op gevoelsmatige wijze na te denken welke opeenvolging van vormen er mogelijk is. Die structuur analyseer ik dan achteraf zelf: ik probeer daarbij uit te maken of de niet-rationele keuzes die ik gemaakt heb ook rationeel steek houden. Meestal maak ik bij het werken voor mezelf ook ‘een verhaal’ waaraan ik de innerlijke logica van wat ik doe voortdurend kan toetsen. Als de dingen die ik intuïtief beslist heb met dat verhaal blijken te kloppen, geeft me dat vertrouwen om op die weg verder te gaan.’

Een van de thema’s die in Charlotte Vanden Eyndes werk voortdurend weerkeren is niet alleen de individuele evolutie van de mens – geboren worden, groeien tot volwassenheid en sterven –, maar ook de evolutie van de wereld in het algemeen: hoe stenen en planten zich verhouden, hoe zich uit het dier de mens heeft ontwikkeld… De titel Beginnings/Endings verwijst naar die dubbele evolutie. Ook hier vallen haar ervaringen als vrouw in het leven en haar ontwikkeling als kunstenares weer samen. Charlotte Vanden Eynde: ‘Als ik naar mijn kleine dochter kijk, inspireert me dat heel erg voor deze productie. Je ziet hoe beweging ontstaat in het lichaam. In die observatie vind ik de bevestiging terug van wat mijn uitgangspunten waren, van waar ik sinds Benenbreken naar op zoek was. Mensen zeiden toen soms: die bewegingen van jou lijken wel spastisch, een beetje mentaal gestoord bijna. Bij zo’n heel klein kind zie je dat bewegen een leerproces is, dat in het begin ongecontroleerd – spastisch dus – verloopt. Dat is helemaal niet vreemd; dat onhandige behoort tot onze natuur, tot die natuurlijkheid die wij achteraf kwijtraken.’
In de video installatie Baby, gecreëerd voor Performance Hotel van David Hernandez (2004), observeert Charlotte Vanden Eynde minutenlang een vrij bewegende, naakte baby die ontdekt wat zij met haar armpjes, handjes, beentjes allemaal kan doen. Een wonderlijk mooi ‘document’ dat de cirkel sluit en ons terugbrengt naar waar het begon, naar die kinderlijk-aandachtige bedenkingen dat tenen grappig zijn, dat kromme benen bestààn en dat sommige benen weglopen…