Focus Jan Ritsema (Nl.)

Kaaitheater bulletin Mar 2002Dutch

item doc

‘Mijn denken over theater en het maken van theater is niet meer te scheiden.’

(Jan Ritsema)

 

‘Kom rustig dichterbij en verdiep je in het veelledige patroon - vermijd alleen de zuiging die jou de lijst van de tot niets verplichtende beelden wil binnentrekken, beelden waarmee jij als surrogaatheerser pronkt...’

(Peter Handke, Nog één keer voor Thucydides)

 

1.

De Nederlandse regisseur, acteur, danser, leraar en uitgever Jan Ritsema (°1945) heeft een lange carrière achter zich. In Nederland maakte hij voorstellingen bij het Werkteater, Mug met de Gouden Tand, Maatschappij Discordia, het Nationale Toneel, Toneelgroep Amsterdam, ‘t Barre Land, enz. In België werkte hij o.a. met Dito’Dito maar vooral met het Kaaitheater. In 1989 kwam hij samen met acteur Johan Leysen naar Brussel om Peter Verburgts tekst Wittgenstein Incorporated als project bij ons voor te stellen. Het werd de eerste van vele Ritsema-producties in het Kaaitheater. Bijna jaarlijks was hij daarna in Brussel te gast. Na Wittgenstein Incorporated (1989, Franse versie in 1990) volgden Het Trio in mi-bémol van Eric Rohmer (1991), De Opdracht van Heiner Müller (1992), Philoktetes-Variaties (Jesurun-Müller-Gide) met o.a. Ron Vawter in 1994, Kopnaad van Stefan Hertmans (1995), Maria Salomé van Peter Verhelst (1997), April S.A.I.D. (1999) met Sara De Bosschere, Verwantschappen (2000), Hamlet met ‘t Barre Land (2001) en nu: TODAY ulysses.
Als we vandaag op die producties terugblikken, kunnen we enkele duidelijke sporen/lijnen trekken. Ritsema heeft in het verleden zowel gekozen voor bestaande teksten uit het wereldrepertoire (van Shakespeare tot Müller) als voor hedendaags, nooit eerder opgevoerd werk (Hertmans, Jesurun, Verburgt, Verhelst), alsook voor bewerkingen van prozateksten zoals The Dead van James Joyce, The Years van Virginia Woolf of The Beast in the Jungle van Henry James. Fundamenteler is echter de vaststelling dat het creatieve werk van Jan Ritsema steeds gepaard ging met een theatraal onderzoek, en wel op twee terreinen: het constant terugzoeken van een hier-en-nu-acteren op de scène en een research die als doel had het denken op de planken te bevrijden.

‘De hoofdzaak is: zeggen wat er staat. Dat betekent dat je als acteur niet bij voorbaat moet interpreteren, dat neemt de helderheid weg. Laat de woorden het werk zelf doen.’

(Jan Ritsema)

 

2.

Als Jan Ritsema met acteurs werkt, is hij keer op keer op zoek naar een manier van spelen, waarin de acteurs uitsluitend bezig zijn met wat ze ‘op het ogenblik zelf’ moeten zeggen of moeten doen. Hij verwijst daarbij vaak naar een tekst van Kleist, Über die allmähliche Verfertigung der Gedanken beim Sprechen, over de geleidelijke ontwikkeling van de gedachten tijdens het spreken. Acteurs moeten bij het spelen enkel bezig zijn met het moment: zij moeten samenvallen met wat ze denken. Ritsema wil acteurs die zichzelf zijn voor een publiek, die privé durven zijn in het openbaar, die de woorden zeggen alsof ze van zichzelf zijn. Gezeur, zelfmedelijden, het etaleren van machteloosheid op de scène wil hij uitbannen. Spelen is voor hem een soort van verhoogde, verlichte staat van bewustzijn bereiken. En vooral: een niet-concluderend spreken, alles open laten, zodat alles met alles verband kan houden. Hij wil acteurs die menen wat ze zeggen en die de verantwoordelijkheid voor hun handelen en voor het geheel van het werkproces op zich nemen: zelfstandige, autonome spelers. Deze opties maken het werken met acteurs niet simpel; een werkproces met Jan Ritsema kan soms vrij hard verlopen. In die zoektocht naar ‘waar theater’ worden de makers vaak van hun vel ontdaan; die pijn van het ontvellen vraagt om onderling vertrouwen, maar schept ook de band van ‘samen door de pijn heen te gaan’.

‘Opdat het toneel weer, net als de muziek soms, diepe wonden reinigt. Opdat het toneel weer onthult. Maar daartoe moet het zelf naakt worden, ontveld. Zich ontdoen van zijn traditionele verpakking en nieuwe vormen zoeken die alleen nog de confron¬tatie met de schijn dienen. Op het nieuwe toneel heeft de schijn als verschijning afgedaan.’

(Jan Ritsema, Pamflet over de leugen)

 

3.

Jan Ritsema’s levens- én werkfilosofie wordt bevolkt door weerbarstige denkers - Kleist, Nietzsche, Schopenhauer, Levinas, Wittgenstein, Beckett, Müller, Godard, Barthes, Baudrillard, Zizek, enz.-, mensen die voortdurend bereid zijn zichzelf tegen te spreken.
Als Jan Ritsema een bestaande tekst regisseert wil hij vooral ‘het hoofd van de auteur meedelen’. Op de scène moeten de acteurs de gedachte die zich in een zin schuilhoudt grijpen en weergeven in een flits. De acteurs moeten zichzelf vullen met alle associaties die achter de woorden zitten en tegelijker¬tijd een filosofische blik op het geheel van het stuk behou¬den. Voortdurend moeten zij zich onttrekken aan het doodlopen¬de straatje van een eenduidige betekenis: elk woord heeft meerdere uitwegen; er bestaat geen hiërarchie tussen de woor¬den; er kan enkel nevenschikking, gelijkwaardigheid zijn. ‘Waar geen twijfel is, is geen weten’, zei Wittgenstein. In al zijn acteurs is Jan Ritsema op zoek naar het snelle, beweeglijke, briljante denken, zoals hij dat in Shakespeare’s Hamlet aantrof.

‘Bewustzijn veronderstelt immers een ontdubbeling, een innerlijke tweespalt, een waarneming als van buiten af van iets dat zich binnenin voltrekt en dat al dan niet de goedkeuring van het eigen ik kan wegdragen.’

(Patricia De Martelaere, Verrassingen)

 

4.

In januari 2001 ging Hamlet in première, een regie van Jan Ritsema met de jonge groep ‘t Barre Land, in coproductie met het Kaaitheater. Was dit ‘stuk der stukken’ dan ook voor Jan Ritsema ‘een kruispunt’, een verzamelproductie waarin zijn zoek¬tocht naar het van zijn codes ontdane acteren en het bevrijde denken op de scène samenkwamen? Een samen¬vloeiing en tegelijkertijd een monding naar een synthese toe die hij nu in TODAY ulysses ten volle kan uitbuiten?

‘The Image in theatre is not a pure product of the mind; it is neither the product of comparison but it is the product of the reconciliation of two realities more or less different.’

(TODAY ulysses)

 

5.

Jan Ritsema is zonder twijfel een geëngageerd theatermaker, niet alleen wat zijn vak betreft, maar ook waar het gaat om politieke stellingnamen. In zijn vak nam hij - vrij laat in zijn carrière - de beslissing om zelf op de scène te gaan staan, als danser (cf. zijn soloproject Pour la fin du temps en zijn duo met Jonathan Burrows Weak Dance Strong Questions) en als acteur: in TODAY ulysses, een duet met Bojana Cvejić, staat hij na April S.A.I.D. en Verwantschappen ook opnieuw – naakt en kwetsbaar – op de scène. Zij spelen een discours dat gaat over de politiek van het kijken. Uit de teksten die hij in de loop der jaren schreef of uitsprak, blijkt zijn bezorgdheid omtrent de positie van de podiumkunstenaar vandaag. In zijn State of the Union, Theaterfestival 1999, zei hij: ‘De zorg van de kunstenaars verschuift van denken over wat ze nodig en node moeten maken naar voor wie ze dat moeten doen en hoe ze die de tent binnen krijgen. (...) Kunst is handel geworden. (...) De kunst is met de pers en de wetenschap deel van de gistingstank van de samenleving. Laat het gisten maar aan ons over en laat de uitkomst ervan vrij zijn.’ In 1993 reeds maakte hij de solovoorstelling Alleen helden herstellen, waarin hij met puur maatschappelijk materiaal uit de wereldpolitiek aan de slag ging. Jan Ritsema kan je niet vangen onder één hoedje: in zijn theater is hij met de wereld bezig, met de maatschappij, de politiek én de kunst in haar geheel, terwijl hij tegelijkertijd ook nog zijn eigen onderzoek bedrijft naar acteren en denken op de scène.

‘Ambiguity is a good thing in art. And “not knowing” is a fine state to be in’.

(Beeldend kunstenaar Richard Deacon)