Focus Gerardjan Rijnders (Nl.)

Kaaitheater bulletin Nov 2001Dutch

item doc

Op 7 november 2001 gaat Mind the Gap in première – zie het agendagedeelte van dit bulletin. Het Kaaitheater vroeg Stefan Hertmans om de tekst te schrijven en Gerardjan Rijnders om hem te regisseren. Marianne Van Kerkhoven beschrijft het werk van Rijnders, ongetwijfeld een van de belangrijkste regisseurs en theaterauteurs van de jongste 25 jaar. Op 2 maart krijgt u van hem nog een Macbeth-enscenering te zien, een productie van Toneelgroep Amsterdam.

 

Zeker is dat niets zeker is

liefde? / stervensbegeleiding bedoel je./ niks meer./ vanaf dat we uit het gat van onze moeder gestort zijn/ en af beginnen te sterven/ op zoek naar het gat van onze vader,/ doen we aan stervensbegeleiding. (...) we steken onze lul ergens in,/ in de waan daardoor de tijd stil te kunnen zet¬ten,/ maar als we dan een keer stil zijn,/ horen we onze kankergezwellen/ langzaam groeien en lullen we/ maar weer door./ we houden een wedstrijd in cynisme,/ want we zijn te laf om om hulp te/ schreeuwen.

(Gerardjan Rijnders, eczeem, 1982)

 

De afgelegde weg

Begin jaren 80 reden heel wat theaterliefhebbers vaak naar Eindhoven waar Zuidelijk Toneel Globe huisde of naar Turnhout waar het in De Warande vaak te gast was; telkens weer waren we nieuwsgierig én gefascineerd: wat getoond werd was repertoiretheater, grotezaaltoneel zoals we dat nog nooit gezien hadden. De leider-regisseur van Globe heette Gerardjan Rijnders.
De betekenis van het werk van de Nederlandse theatermaker Gerardjan Rijnders samenvatten in een korte tekst is niet makkelijk. Niet alleen heeft hij – actief sinds het begin van de jaren 70 – ondertussen ontelbaar veel projecten gerealiseerd, maar ook is hij naast regisseur tevens acteur en auteur en bouwde hij als theaterdirecteur (van Globe en later Toneelgroep Amsterdam) kaders op waarbinnen het creatieve werk (dat van hém en dat van anderen) kon gedijen. Toch kan men stellen dat het grootste en meest baanbrekende deel van zijn praktijk bestond/bestaat in het ‘openbreken’ van het oude repertoiretheater zodat het actuele leven in zijn nieuwe artistieke vormen er kon/kan binnenstromen.
In Nederland is veel eerder dan in Vlaanderen het besef doorgedrongen dat de nieuwe theaterontwikkelingen die zich in de jaren '80 in de marge voordeden een weg moesten vinden naar een grootschaliger niveau en het toen gescleroseerde repertoiretoneel moesten ‘aantasten’. Na dit werk gedurende acht seizoenen in het middelgrote Globe te hebben volbracht, ging Gerardjan Rijnders in 1987 een nieuwe uitdaging aan. Het Nederlandse theaterlandschap werd op dat moment ingrijpend geherstructureerd; acteurs met zeer diverse achtergronden (Werkteater, Publiekstheater, Centrum, Globe enz.) werden samengebracht in wat het belangrijkste en best gesubsidieerde repertoiregezelschap van Nederland zou worden: Toneelgroep Amsterdam (TGA). Gerardjan Rijnders werd artistiek leider en koos als motto: ‘Zeker is dat niets zeker is’. Gedurende 13,5 jaar zou hij er mét de creatieve inbreng van een reeks andere regisseurs én van het gezelschap én van het hele apparaat grootschalig theater maken dat het nemen van artistieke risico’s niet schuwde. Sinds 1 januari van dit jaar staat de Vlaming Ivo van Hove aan het hoofd van TGA. Gerardjan Rijnders blijft als regisseur aan het gezelschap verbonden en kan zich nu geheel toeleggen op zijn artistieke werk.

Jij hebt geen hart, jij hebt een massagraf./ Jouw gedachten, infectiehaarden./ Jij kijkt niet gewoon./ Alles wat jij ziet/ wordt verpulverd/ vermalen/ Jouw ogen zijn je dar¬men./ Jij bent zo betrouwbaar als aids.

(Gerardjan Rijnders, Ballet, 1989)

 

Acteren en regisseren

In de jaren '80 voltrekt zich in het acteren – zowel in Nederland als bij ons – een accentverschuiving van een op techniciteit (vakmanschap) gesteund construeren van personages naar een op de persoonlijkheid van de acteur gebaseerd, niet-pretenderend spel, een ‘zijn’ in aanwezigheid van het publiek. Gerardjan Rijnders is (in zijn regisseren én in zijn acteren) een van de protagonisten/pleitbezorgers van deze toen nieuwe aanpak, die in de praktijk van TGA verder werd uitgediept.
Een regisseur is bovendien voor Gerardjan Rijnders niet iemand die het hele creatieproces domineert en controleert vanuit vooraf bedachte concepten: hij is graag gezeten voor een leeg toneel en kijkt geduldig naar wat de acteurs hem voorstellen. Sommige spelers noemen hem ‘een meester-afwachter’. In zijn opschrijfboekje dat hij bij de voorstellingen van Liefhebber steeds bij zich heeft, noteerde acteur Fred Goessens: ‘Amsterdam 1999. G. J. gaf vanmiddag een regieaanwijzing. Het was eruit voor hij er erg in had.’ In het theater van Gerardjan Rijnders worden de acteurs als mondige, zelfstandige theatermakers beschouwd die volop creatieve ideeën kunnen aandragen. Rijnders is iemand die als regisseur vooral luistert naar zijn materiaal: ‘(...) het stuk of het project dicteert hoe ik regisseer.’ Het werkproces leidt naar het vinden van een consensus binnen de groep van acteurs m.b.t. de manier waarop er gespeeld moet worden.
Vanaf het begin van zijn theaterarbeid heeft Gerardjan Rijnders de strijd aangebonden met het hardnekkige realisme-naturalisme dat in de grote traditionele theaterstructuren toen nog steeds overleefde. In 1986 schreef hij aan criticus Jac Heijer in NRC-Handelsblad: ‘Dat is namelijk het paradoxale van toneelspelen: geloofwaardigheid heeft niets te maken met realisme. Je kunt reëel bestaande figuren exact op het toneel kopiëren, het blijven typetjes en omgekeerd suggereren de kunstmatige oplossingen vaak de meeste realiteit.’ In zijn werk neemt hij dan ook vaak zijn toevlucht tot die ‘kunstmatige’, abstraherende oplossingen: tekst moet ‘gezegd’ worden, los van een psycholo¬gisch-realistische interpretatie; de timing, de muziek van de woorden halen het op de betekenis; bewegingen kunnen tot abstracte ‘poses’ worden; vanaf Andromache van Racine (TGA-seizoen 1990-1991) begint hij de retorische stijl (cf. zijn andere ensceneringen van werk van Racine en Corneille) – in taal en teken – te onderzoeken. ‘Imitatie van de werkelijkheid’ vanuit een conventionele kijk is Gerardjan Rijnders vreemd. In zijn voorstellingen kiest hij steeds voor meerduidigheid, veelstem¬migheid, meertaligheid, gelijktijdig¬heid, tegensprekelijkheid, complexiteit...

Ik kom buiten en alles valt, rijdt zich te pletter, ontbrandt, wordt gedeporteerd. Dat gebeurt nooit, dat zie je nooit, maar ik zie het. Natuurlijk zijn mensen bang voor hun centrum, hun waarheid, maar alleen die mensen die er bovenop zitten, op dat centrum, op die waarheid, die betrap je erop, op die angst.

(Gerardjan Rijnders, Count your blessings, 1993)

 

Teksten

Ondanks het feit dat Gerardjan Rijnders in zijn voorstellingen gebruik maakt van alle mogelijke middelen, behorend tot alle mogelijke disciplines die hem ter beschikking staan, blijft zijn medium toch: de wereld der woorden, het universum der teksten. Naast de uitgesproken klassieke stukken (Shakespeare, Euripides, Tsjechov, Kleist, Racine,...) die hij als regisseur steeds van hun ‘eeuwigheidswaarde’ ontdeed en open¬brak naar deze tijd, heeft hij binnen TGA veel ruimte ge¬maakt voor onbekend of weinig gespeeld werk (cf. Barnes’ Beurtzang van Djuna Barnes) en voor nieuwe Nederlandstalige teksten: Herzberg, Komrij, van Woensel... en vandaag ook Stefan Hertmans met Mind the gap.
Een categorie apart blijven echter zijn eigen teksten, die niet zelden tot stand komen op basis van door acteurs bijeen geïmproviseerd materiaal (cf. de trilogie Silicone, Pick-up, Tulpen Vulpen en ‘grote collagevoorstellingen’ als Ballet, Count your blessings, enz.). Zeker in de grote collageprojecten (waarin vaak tekstmateriaal van verschillen¬de bron¬nen bijeen wordt gebracht), toont Rijnders zich een absolute meester in het componeren van voorstellingen met zeer veel personages. Het theater is als ‘thema op zich’ vaak aanwezig in zijn werk (Liefhebber, Hedda Hedda, Stalker...) en moet het daarin vaak ontgelden. Liefhebber: ‘Overal/ achter iedere baksteen/ onder iedere straatsteen/ woekert het leven/ maar niet op het toneel.’ Rijnders provoceert graag en slaagt daar ook telkens weer in. Vaak wordt hem daarom cynisme verweten. Chris Keule¬mans omschrijft de sfeer van Rijnders’ teksten veel juister als een ‘post-morele kil¬te': ‘Precies op het dode punt, waar menselij¬ke verhoudingen zo leeg en bleek zijn geraakt dat je van verhoudingen nauwe¬lijks meer kan spreken, brengt Rijnders zijn personages bij elkaar. En zet ze in beweging.’ Rijnders blijft gefascineerd door het menselijk gedrag, ook van die mensen die uitgeblust, van elkaar ver¬vreemd zijn, die zichzelf en de wereld niet (meer) begrijpen.
TGA-actrice Lineke Rijxman: ‘Daar gaat precies de wanhoop en de hoop van zijn stukken over: dat het niet lukt en dat het godverdom¬me toch een keer moet lukken en dat je tegen beter weten in misschien, iedere keer toch weer op zoek gaat.’

Er was een tijd dat mensen met elkaar praatten/ Zonder dat ze dat wisten/ Ze wisten het natuurlijk wel/ Maar stonden er niet bij stil/ Ze stonden nergens bij stil/ Ze praatten/ Dat was een gelukkige tijd/

(Gerardjan Rijnders, Stalker, 2000)