Schreiben mit Körpern / Throwing the Body into the Fight

Nieuwe boeken over het werk van Raimund Hoghe

Etcetera Jun 2013Dutch
Etcetera, jg. 31 nr. 133, juni 2013, pp. 65, 66, 68

item doc

"Wat is het eigenlijk, dat men niet zien wil? De eigen kwetsbaarheid misschien, of de angst voor datgene wat anders is?" zo vroeg de Duitse theatermaker en choreograaf Raimund Hoghe zich in 2006 af. Nu verschijnen voor het eerst twee boeken over zijn scenische oeuvre, en laat die vraag zich parafraseren als: wat is het eigenlijk, waarover men niet schrijven wil? Geboren in Wuppertal in 1949, had Hoghe al een hele carrière als journalist en reportagemaker voor Die Zeit en als dramaturg bij Pina Bausch achter de rug toen hij in 1989 eigen podiumwerk begon te maken. Hij is een van de belangrijkste podiumkunstenaars van de voorbije twintig jaar, maar de discursieve bijval voor zijn werk is eerder bescheiden. (In ons taalgebied publiceerden de tijdschriften DW&B, Yang en Etcetera in de jaren 1990 over Hoghe, nadien deemsterde de aandacht weg.) Het eigen lichaam in de strijd werpen, de eigen herinneringen met de grote geschiedenis verweven, ongecompliceerd over schoonheid spreken: in Hoghes werk is het bredere kader altijd verknoopt met het persoonlijke en een uitnodiging aan de toeschouwers zich tot hun eigen kwetsbaarheid te verhouden. Precies daarin lijkt ook de uitdaging te bestaan wanneer men over Hoghes werk schrijft.

Schreiben mit Körpern is een prachtig uitgegeven bundel met enkele sleutelteksten van Raimund Hoghe zelf, een reeks essays van wisselende kwaliteit die diverse aspecten van Hoghes werk openplooien, en vele foto's van Rosa Frank. Tal van thema's komen aan bod: herinnering en geschiedenis, verlies en rouw, receptiegeschiedenis, de invloed van Japanse kunst en de rol van rituelen, normaliteit en verschil, verlangen en schoonheid, muziekdramaturgie. De vele voorstellingsanalyses van ijverige theaterwetenschappers hebben een belangrijke documentaire waarde, maar erg begeesterend zijn ze niet: wat voegen die teksten eigenlijk toe aan het oeuvre zelf? Hoewel er veel aandacht is voor de rol van herinnering en geschiedenis in Hoghes werk, ontstaat door de enge focus op voorstellingsanalyse toch al te zeer het beeld van een besloten oeuvre dat als het ware uit het niets onstaat en zich niet tot de artistieke context van de voorbije twintig jaar verhoudt. Artistieke invloeden worden al te snel verengd tot citaten in het werk, maar hoe zit het bijvoorbeeld met de samenwerkingen met Pina Bausch, ex-Béjartdanseres Ornella Balestra, of recenter Philipp Gehmacher en Boris Charmatz?

In de prachtige poëticale tekst "Das blaue Kleid der Wartefrau" (1995) geeft Hoghe inzicht in zijn inspiratiebronnen en motieven (film, foto, kleding), vooral dan als schrijver van portretten vanAussenseiter. Katja Schneider gaat na hoe zijn intertextuele strategieën, aandacht voor persoonlijke verhalen en liefde voor film doorwerken in de vroege solo Meinwärts (1994). "In het kleine is uiteindelijk het grote te ontdekken, in het detail weerspiegelt zich het geheel. Belangrijk is enkel om nauwkeurig toe te kijken, de blik te scherpen," zo schrijft Hoghe. Elders brengt hij kort zijn vroege repetities in herinnering: "Toen ik ermee begon solo's voor mezelf te maken, heb ik dat vaak 's avonds voor het venster gedaan. Dan had ik de blik naar buiten en de reflectie in het venster. In die samenhang heb ik naar mezelf en mijn bewegingen gekeken." Aan het belang van het aandachtige kijken als methode en de invloed van Hoghes jarenlange samenwerking met Pina Bausch op zijn werk, waagt geen enkele auteur zich. Hoe werkt Raimund Hoghe eigenlijk?

Throwing the Body into the Fight is opgevat als een collage van teksten, interviewfragmenten en "lettere amorose" van bevriende kunstenaars aan Hoghe: een portret en eerste kennismaking met het werk, maar op enkele teksten na nogal oppervlakkig en vrijblijvend. (Bovendien is het goedkoop uitgegeven: de foto's van Rosa Frank komen niet tot hun recht en het boek valt na één leesbeurt uit elkaar.) De pogingen om het oeuvre van Hoghe te verbinden met een artistieke context en een inkijk in zijn werkwijze, komen helaas niet van de grond. Centraal staan twee langere essays van Gerald Siegmund en Martin Hargreaves, en die maken veel goed.

Aan de hand van Walter Benjamins theorie van de melancholie, analyseert Siegmund de rol van objecten, rituelen, muziek en balletreferenties in Hoghes werk en hoe die hem toelaten "afwezigheid te ensceneren" in een gedeelde ruimte van verhoogde aandacht en communicatie. "Hij structureert tijd en ruimte alsof de wereld zijn samenhang zou verliezen indien de partronen zouden breken. Maar wellicht is de wereld al gebroken, en sticht Hoghe orde waar er geen is, simpelweg door te performen." Als emblemen die samengesteld zijn uit heterogene elementen, creëert Hoghe open beelden die de persoonlijke herinnering en verlangen aanwakkeren zonder ooit tot vervulling te komen. Door voortdurend te wijzen op datgene waarover men niet kan spreken, legt Hoghe "zijn vinger op rouw en verlies, dus precies op datgene wat onze maatschappij van consumptie, liveliness en de zalige en eeuwigdurende aanwezigheid van reality TV ontkent." In de Duitse bundel werkt Siegmund die visie verder uit door de structurele plek van afwezigheid in de symbolische architectuur van het theater uitvoerig te theoretiseren.

In het ensceneren van afwezigheden, zet Hoghe sinds Meinwärts in al zijn voorstellingen zijn kleine, gebochelde lichaam in, een lichaam dat altijd al verschil en een teveel aan geschiedenis ademt. Hargreaves probeert via het werk van Judith Butler te "begrijpen hoe het niet zozeer Hoghes lichaam is, of niet enkel zijn lichaam, dat in de strijd wordt geworpen, maar hoe het gaat om het lichaam, dat altijd een lichaam voor iemand anders is, een sociaal lichaam, een lichaam met een geschiedenis die niet enkel tot zichzelf behoort." Het is een lichaam dat steeds weer subjectiviteit sticht op de scène, autonomie en erkenning claimt, maar tegelijk ook die vormen van individualisering ongedaan maakt door ontmoetingen met rouw en met verlangen. In dat relationele lichaam zit ook de toeschouwer vervat: geraakt worden door het werk van Hoghe is niet onschuldig, het brengt ons buiten onszelf, omdat zijn lichaam lijkt te vragen "Hoe verhoudt dit lichaam zich tot dat van u?" Van die ontmoeting legt Hargreaves op een filosofische én persoonlijke manier getuigenis af. In de Duitse bundel exploreert Jörg Von Brincken eenzelfde thematiek door na te gaan hoe de lichaamsstandpunten en de fenomenologie van buitenstaanders en "onperfecten" de basis vormen voor Hoghes "esthetica van het verschil", waarbij het hem er ook altijd om ging "het individuele uit het collectieve te extraheren."

In de werken vanaf Tanzgeschichten (2003) zijn de dansgeschiedenis en canonieke balletten steeds meer op de voorgrond getreden, waardoor de historische lading van Hoghes werk (persoonlijk en collectief), zich ook nadrukkelijker verhoudt tot een verlangen die te overschrijden in momenten van pure, vormelijke schoonheid op scène. "Ik ben op zoek naar schoonheid, omdat ik de breuk altijd gelijk mee in scène zet," aldus Hoghe. Volgens Von Brincken zijn Hoghes rituelen dan ook een manier om de scène te reinigen en een kader te creëren waarin de alledaagse clichés en lading van lichamen en dingen opgeschort worden. Franz Anton Cramer gaat nader in op de belofte van transformatie die een rituele schoonheid en vorm inhouden en verbindt die met de romantische esthetica en het Japanse theater (zijn bijdrage werd vertaald in Etcetera 131).

Nogmaals: hoe werkt Raimund Hoghe eigenlijk? Throwing the Body into the Fight biedt alvast het begin van een antwoord in enkele interviewfragmenten, ook al mystificeren ze evenveel als ze verhelderen. Naar eigen zeggen zijn muziek, mensen, emoties en een lege ruimte de belangrijkste bouwstenen van zijn werk. De gebaren en bewegingen van zangers (Edith Piaf, Dusty Springfield, Maria Callas,...) en dirigenten (Leonard Bernstein) hebben hem altijd gefascineerd. Hoghe: "Ik kan enkel werken zonder druk en ik wil niet dat de dansers enige druk voelen. Soms drinken we samen thee of bekijken een video. (...) Soms realiseren ze zich niet dat ik al begonnen ben, het lijkt alsof ik enkel aan het voorbereiden ben. Maar we filmen de gehele repetitie zodat we er achteraf naar kunnen kijken. De eerste keer is altijd de beste, en soms zijn mensen zich niet bewust van wat ze doen; daarom is het goed om een opname te hebben. Ik begin met muziek te draaien en zie wat de dansers doen, (...) kijk welke muziek bij de performers past. Het heeft geen zin indien ik van de muziek houdt maar de performers dat niet doen of zich er niet toe weten te verhouden."

Hoghe kijkt toe en geeft sporadisch aanwijzingen, maar meer komen we niet te weten. Welke bijdrage levert zijn jarenlange artistiek medewerker Luca Giacomo Schulte? Schulte vertelt: "Soms vraagt hij me om muziek of een object mee te brengen naar de repetitie, of we spreken een beetje over dit of dat, maar het gaat er vooral om te kijken hoe dingen in de ruimte werken... en dan te beslissen. Theorie komt er niet aan te pas. Het is belangrijk om een toeschouwer te zijn in de repetitie of de theaterruimte." Hoghe zelf zegt dat Schulte degene is die hem voortdurend aanmoedigt om bepaalde dingen te doen: "Het is belangrijk dat iemand je werk volgt en begrijpt wat je aan het doen bent." En is dat niet precies de rol die hij zelf speelde als dramaturg aan de zijde van Pina Bausch? "Ik voelde de nood daar te zijn en te zeggen 'doe wat je voelt, wat je wil.'"

Dat aandringen, dat insisteren op bepaalde gebaren, handelingen en rituelen om een kader te creëren waarin de eigen kwetsbaarheid kan spreken, is ook een centrale kwaliteit van Hoghes oeuvre. De enige die de invloed van Hoghe op zijn werk verwoordt, is choreograaf Philipp Gehmacher, die wijst op een specifieke belofte van de buhne: "You go out there as who you are, you do things the way you feel you need to do them and the moment of theatre will frame you, allow you to be and hold you together."

 

Katja Schneider en Thomas Frank (eds.), Schreiben mit Körpern. Der Choreograph Raimund Hoghe, Munchen: K. Kieser Verlag, 2012, 200 pp. De bijdrage van Franz Anton Cramer werd vertaald in Etcetera 131 als 'De zichtbaarheid van verandering'.

 

Mary Kate Connolly (ed.), Throwing the Body into the Fight. A Portrait of Raimund Hoghe, London/Chicago: Live Art Development Agency/Intellect, 2013, 140 pp.

 

Het dossier Soirée composée verschenen in Yang (september 1998) omvat het essay 'De blauwe jurk van de toiletdame' door Raimund Hoghe en is beschikbaar op www.sarma.be.