Stirred, not shaken

Emio Greco sluit met ‘Extra Dry’ zijn Martini-trilogie en het Klapstukseizoen af

Veto 10 May 1999Dutch

item doc

Deze week dinsdag en woensdag beëindigt de Italiaanse danser en choreograaf Emio Greco het Klapstukseizoen met zijn nieuwste productie. ‘Extra Dry’ is het derde en laatste deel van de Martini-trilogie ‘Fra Cervello e Movimento’, die de spanning tussen brein en beweging onderzoekt. Door het opvoeren van een tweede danser thematiseert Greco de verdubbeling van de dans, om een zoveelste spanningsveld te creëren. En als Dionysos zichzelf kloont, kan dat moeilijk wat anders opleveren dan een duizelingwekkend spektakel, waar de stukken vanaf vliegen.

Zo’n twee jaar geleden was de Leuvense danswereld in zijn nopjes, toen de intussen vierendertigjarige Greco met ‘Bianco’ hier voor het eerst zijn opwachting maakte. Enkele maanden later ging op het festival Klapstuk 97 ‘ROSSO’ in première, en toen stond Leuven werkelijk op zijn kop. Alle publieksmonden vielen eenparig open, op menige straathoek weerklonken gilletjes. Emioooohh! Het derde aperitief laat zich reeds op voorhand smaken.

De trilogie ‘Fra Cervello e Movimento’ onderzoekt de spanning tussen geest en lichaam langsheen enkele etappes. Hoewel danser/choreograaf Emio Greco en dramaturg/regisseur Pieter C. Scholten hunkeren naar een vloeiend samengaan van lichaam en geest, als een unisono, kon een perfecte congruentie nooit de bedoeling zijn. “Op het moment dat beide volledig in elkaar zouden opgaan, was het afgelopen met dansen,” aldus Greco. In de wrijving tussen beide ontvouwt zich een tussengebied dat even duister als gelaagd is. Deze enigmatische marge die bol staat van verlangen neemt haast een sacrale positie in. Precies haar suggestieve intensiteit die het bevattingsvermogen te boven gaat wil Greco op het podium brengen: “Dansen is een manier om jezelf te transformeren, om de illusie te creëren dat je jezelf transformeert van een wezen dat rondwandelt op twee voeten, naar iets dat het puur menselijke overstijgt. Choreografie is in dat opzicht enkel een manier om dit verlangen voor mezelf en voor het publiek zichtbaar te maken.”

Insect

Na een intensieve samenwerking met Jan Fabre wilde Greco terug werken vanuit het bewegende lichaam zelf, niet vanuit een eerder functionele relatie van de dans tot een theatraal geheel. In ‘Bianco’ werden zeven fragmenten aan elkaar geregen waarin Greco onder meer parmantig als een pauw in wijde cirkels een territorium drapeerde over de dansvloer. Even later danste hij op eenzelfde fijnmazige grondtekening in een glamrockgedaante, terwijl de muziek uit de luidsprekers knalde. Lichaam en geest gingen als vanzelfsprekend in elkaar op, met een vergeestelijkt resultaat. Een haast transparante, androgyne Greco danste als een insect – alsof vanuit de lichaamsbouw elke beweging zonder meer gechoreografeerd wordt. Door zijn klassieke balletopleiding heeft Greco zelf als het ware een voorgevormd lichaam, als was hij een insect of een pauw. De fascinatie voor dieren volgt zo als beeld ook uit Greco’s idiosyncratisch bewegingsidioom – elke stilering lijkt voort te vloeien vanuit een organische band met het lichaam.

Waar ‘Bianco’ nog vanuit enkele theatrale aanzetten gelezen en gedanst werd – zoals de pauw, of kersenoorbellen – plooide ‘ROSSO’ volledig terug op het lichaam zelf. Na een overdaad aan intimiteit tussen geest en lichaam, ging het laatste gretig op zoek naar nieuwe sensaties. Langzaamaan werd het lichaam overmeesterd door een onstuitbare bewegingslust. De geest werd voor schut gezet, twee handen voerden onderling een babbeltje, terwijl de danser er met stijgende verbazing naar stond te kijken, bedremmeld.

Icarus

Deze week krijgen we dus het derde deel te zien, ‘Extra Dry’. In een volkomen duistere zaal slaat onder loeihard gedonder de bliksem in, meermaals. Die enkele momenten zien we een strak gespannen Greco, in positie om gelanceerd te worden. Het gaat allemaal te snel om precies te zien wat er gebeurt, maar plots staan ze er met zijn tweeën, Greco en Greco junior, te midden van een gigantisch goudkleurig schrijn. Greco danst een duet met Andy Deneys, een student van P.A.R.T.S., de dansschool van Anne Teresa De Keersmaeker. Hij is een jonge danser die precies even groot is, even breed, en met een even glimmend hoofd. Greco danst een duet met zijn evenbeeld.

Op ongeveer eenzelfde wijze moet Athena geboren zijn uit het hoofd van Zeus, meteen in volle wapenrusting. En zo bestoken Greco en Deneys ook een uur lang de ruimte, in lange voor- en zijwaartse bewegingen chargerend met een virtueel floret in de hand. Als twee klapwiekende motortjes fladderen beide dansers doorheen hun gouden kooi, in talrijke pogingen op te stijgen als engelen. Greco schept er genoegen in om de sacrale wisselwerking tussen lichaam en geest doorzichtig te maken, door haar te symboliseren in het gouden decor, maar eveneens door zich te wentelen in de naïviteit van Icarus die met valse vleugels naar andere sferen wilde vliegen. Voor Greco en Deneys kan de zon echter niet hard genoeg branden.

Klapwiekend

Het duet ontpopt zich aanvankelijk traag, Greco laat als een versteende Zeus zijn post-natale weeën uitwerken, terwijl Deneys zich langzaam van hem losmaakt. In deze frase neemt hij ook afstand van het exploderende lichaam dat ‘ROSSO’ afsloot, en wist zorgvuldig het theater van de handjes uit. In de tabula rasa die voorligt kunnen beide dansers nu hun tabula fabula schrijven, hun evenwicht kerven. Onderling, tussen het profane en het sacrale, tussen brein en beweging, en zich nogmaals uiteenzetten met die eeuwige confrontatie. Intiem trachten beide lichamen zich samen te plooien tot één lichaam, maar met meerdere ledematen, teveel ledematen, teveel voorkant, een exces aan lichaamsbeeld. Uiteindelijk geraken de twee toch op een analoge wijze in het gelid, en slingeren ze rond als tweelingplaneten aan het firmament.

Toch is Deneys niet zomaar een kloon van Greco, al dansen ze gedurende het merendeel van de tijd gelijk. De differentie drijft de voorstelling – hoewel ook muziek en licht een duit in het zakje doen om het geheel een spannend ritme te geven. Deneys beweegt soepel over de scène, hij vloeit en golft snel doorheen een grillige ruimte en danst daarmee een parcours voor aan Greco. Het is de laatste die er op ongedwongen wijze nog enkele scheppen virtuositeit bovenop doet, en stiekem een randje lijmt aan het gedroomde evenwicht. In tal van bewegingen spant Greco een extra spier, toont zijn vlees in de gladde compositie. Met kleine schokjes kleurt hij zijn danspassen in, alsof het lichaam zijn deel weer opeist. De dans weigert te stranden in harmonie, de synchroniciteit lijkt uiteindelijk weer een nieuwe verstikkende ruimte te worden, na de spetterende ontsnappingspogingen uit de ruimte van de bühne.