Artaud, Joyce and the woodworm

Performance essay

Sarma 5 Nov 2002Dutch

item doc

Contextual note
This text was written by Pieter De Buysser and performed together with Benjamin Verdonck in the framework of B-Visible at Arts centre Vooruit in Ghent.

Trismegistus en Asclepius zitten aan de knoppen. Zij zijn van het planbureau. Zij hebben het gezien. Altijd. Waarom, zo zult u zich tijdens het komende toneelkwartiertje afvragen, zitten uitgerekend deze twee lieden aan de knoppen? Omdat toen zij inzagen dat alles naar de knoppen gaat, zij op het plan kwamen ook naar daar te gegaan. Met een bezwaard gemoed maar met een plan.



O



TRISMEGISTUS :Dag vriend.

ASCLEPIUS: Zo vriendelijk en veilig als de compensatie de conversatie voor vannacht

TRISMEGISTUS : vervolledigd in een verdwaalde roeptoeter

ASCLEPIUS: de voorbereiding van het galzingend licht.

TRISMEGISTUS : Dag vriend, hier is mijn gezicht,

ASCLEPIUS : vriend, hier is mijn gezicht en meer zal er niet zijn, want weer is meer teloor onder de afgeprijsde dagschotel.

TRISMEGISTUS : Wat is 't?

ASCLEPIUS: Andijvie met hesp.

TRISMEGISTUS : Ik gesp mijn gilet tot een harnas.

ASCLEPIUS: Waarom?

TRISMEGISTUS : Want van andijvie is groot geworden het strottehoofd van De Man Die Het Tegenhoudt.

ASCLEPIUS: zwijg vriend, zwijg me van hem en zijn sloten en zijn palen

TRISMEGISTUS : te veel stoef is al op zijn stinkende kop wortel geschoten. Maar ik lik hem geen seconde want mijn tong klikt en klakt als een cowboy naar de voorbereidingen, O de voorbereidingen ongetroffen draven ze verder.

ASCLEPIUS: o vriend, uw woorden totteren toch uit uw mond verloren de schamele schietmotten op de terugtocht

TRISMEGISTUS : Hier, vriend, eet, laat de andijvie liggen en eet alleen de hesp

ASCLEPIUS : We moeten spreken.

TRISMEGISTUS : Want Goedheid verbrandde haar handen aan de veel te warme melk voor de meewarige sukkels, en de splinterbom van het ene is de staand stervende Waarheid geworden, en de Schoonheid is op de markt gezet.

ASCLEPIUS : we moeten spreken want het hek gaat dicht

TRISMEGISTUS : en we zijn nog niet klaar

ASCLEPIUS : het hek is alweer dichter dan daarnet

TRISMEGISTUS : het gaat snel

ASCLEPIUS : het gaat veel te snel

TRISMEGISTUS : hoe is't?

ASCLEPIUS : Er zijn betere dagen denkbaar maar klagen dat doe ik niet.

TRISMEGISTUS : Ik heb een plan.

ASCLEPIUS : Nog maar eens een plan.

TRISMEGISTUS : Het is een plan ter verbetering.

ASCLEPIUS : Zoals het vorige?

TRISMEGISTUS : Eet uw hesp op en luister.

ASCLEPIUS : Ik sta open gelijk uw graf.

TRISMEGISTUS : We moeten...

ASCLEPIUS : Ik vind het al moeilijk.

TRISMEGISTUS : We moeten...

ASCLEPIUS : Ja maar u had een plan ter verbetering en u begint met " we moeten"

TRISMEGISTUS : Daar kunt u nu eenmaal niet omheen.

ASCLEPIUS : Als u nu uw plan laat beginnen met: de mogelijkheid nodigt ons uit...

TRISMEGISTUS : Goed, de mogelijkheid nodigt ons uit om ter verbetering van de algemene...

ASCLEPIUS :..dan kan ik bijvoorbeeld nog altijd kiezen: aha deze invitaie is een valpijp maar deze invitatie is...

TRISMEGISTUS : de weg naar de verbetering van de algemene toestand in onze kunsten, onze politieken en onze gedragingen ...

ASCLEPIUS : daar ben ik het helemaal mee eens, ga voort...

TRISMEGISTUS : nu ben ik de draad kwijt

ASCLEPIUS : hoezo?

TRISMEGISTUS : u hebt mij onderbroken, en nu weet ik het niet meer

ASCLEPIUS : u zijt uw plan vergeten?

TRISMEGISTUS : zwijg nu even, dan kom ik er misschien terug op

ASCLEPIUS : het ging over de verbetering van de algemene stoestand...

TRISMEGISTUS :...de weg naar de verbetering van de algemene toestand in onze, en dan hebt u gezegd dat u het er tot dan toe helemaal mee eens was.

ASCLEPIUS : Ja, dat is zo, en dat zeg ik nog steeds, ik ben het rondborstig met u eens.

TRISMEGISTUS : Goed.

ASCLEPIUS : Erg goed.

TRISMEGISTUS : Toch erg aangenaam het zo eens te kunnen worden.

ASCLEPIUS : Ja, dat kan een echte zaligheid zijn.

TRISMEGISTUS : Ik ben het volkomen met u eens.

ASCLEPIUS : Ik ook helemaal met u.

TRISMEGISTUS : Die hesp is verdomd lekker.

ASCLEPIUS : Ja als u hem zo met zijn tweetjes kunt opeten, en u zijt het helemaal met elkaar

eens, erg lekker die hesp. En uw plan, u wil er niet meer op terugkomen ?

TRISMEGISTUS : Mag het nu niet even zo gewoon goed zijn zoals het is?

ASCLEPIUS : Ja maar u had toch een plan ter verbetering?

TRISMEGISTUS : Waarom toch daar net nu op willen terugkomen nu we het hier eventjes zo goed hebben?

ASCLEPIUS : Ja maar ik dacht dat u zo graag uw plan wou voorstellen en dat ik u had onderbroken.

TRISMEGISTUS : Ja u had mij onderbroken en u onderbreekt mij nu weer. We genieten hier van onze hesp.

ASCLEPIUS : Maar ik houd dat toch niet tegen ?

TRISMEGISTUS : U houdt dat wel tegen want u hangt aan mijn lippen om er een plan ter verbetering uit te ontfutselen.

ASCLEPIUS : En met de kinderen, alles goed ?

TRISMEGISTUS : Alles goed. Die leren heel goed.

ASCLEPIUS : Dat moet plezant zijn.

TRISMEGISTUS : Hier eet u ook nog maar wat hesp.

ASCLEPIUS : Ik moet u iets zeggen. Het is nu niet dat de toestand hier zodanig van zaligheden bezwangerd is dat u een plan ter verbetering zomaar kunt laten liggen.

TRISMEGISTUS : Heel goei hesp.

ASCLEPIUS : U durft precies niet meer te denken aan De man Die het Tegenhoudt.

Misschien is hij bij u aan het tegenhouden dat u aan hem zou denken. Dat is nog erger dan dat hij bijvoorbeeld een plan van u zou tegen houden. Dan heeft hij waarschijnlijk ne pik op u. U weet toch dat u iedere dag een tiende van uw gedachten aan hem moet afstaan? Als u dat niet doet dan komt hij af en neemt hij heel uw hebben en uw houden in beslag en sluit hij alles af met een onbegrijpelijk zegel.

TRISMEGISTUS : Ik moet die hesp al niet meer hebben.

ASCLEPIUS : Maar het is hele goede hesp en ik geef ze u. <

TRISMEGISTUS : Nee u wou ze hebben, eet ze dan maar op ook.

ASCLEPIUS : Eet mijn hesp!

TRISMEGISTUS : Ik moet niet meer.

ASCLEPIUS : Dat is uitstekend dan eet ik ze alleen op. Njammie njammie.

TRISMEGISTUS : Ik ga er niet meer op terug komen. Ik ga dat zachtjes afronden.

ASCLEPIUS : ' t Had misschien goed geweest.

TRISMEGISTUS : Spijtig.

ASCLEPIUS : Ik vint't ook.

TRISMEGISTUS : Maar 't is nu zo.

ASCLEPIUS : Ja 't heeft niet echt gehoor gevonden eigenlijk uw plan.

TRISMEGISTUS : Ik ga daar geen spel meer van maken.

ASCLEPIUS : U leert dat wel op de duur zeker?

TRISMEGISTUS : Dat is een kwestie van slikken en dan gaat dat over.

ASCLEPIUS : De Man die het Tegenhoudt kan ook tegenhouden dat u nog slikt. Dat is heel venijnig, dat begint links onder in uw keel, u wilt naar 't schijnt een tuf doorslikken en 't gaat gewoon niet, u begint dan met uw hoofd te bewegen als een haan die een ei probeert te leggen en

TRISMEGISTUS: (de olifant gaat eraan)

ASCLEPIUS : Hebt u het gehoord van dat woord?

TRISMEGISTUS : Ik heb juist niks gehoord.

ASCLEPIUS : Dat had u beter wel gedaan.

TRISMEGISTUS : Ik wil het niet weten.

ASCLEPIUS : U gaat het moeten weten.

TRISMEGISTUS : Waarom ?

ASCLEPIUS : Dat zeggen ze. Ze zeggen dat het woord haar heeft gekregen en dat iedereen het gaat geweten hebben.

TRISMEGISTUS : Wat?

ASCLEPIUS : Er is een woord dat haar heeft gekregen. En de Man die het Tegenhoudt heeft het niet kunnen tegenhouden. Hij zou geprobeerd hebben maar hij kon er niet opkomen.

TRISMEGISTUS : Welk woord.

ASCLEPIUS : Dat weten we niet. En als we het ooit weten is de kans groot dat geen mens het ooit over zijn lippen krijgt.

TRISMEGISTUS : Wat weten we wel?

ASCLEPIUS : Dat het een heel oud woord is of wel een pasgeboren.

TRISMEGISTUS : Dan weten we dus niet veel.

ASCLEPIUS : Toch wel. Er zijn er die vermoeden dat er haar op het woord komt omdat dat dat woord aan het bederven is, dat het belegen en rot wordt. Ze denken dat de dood er in is getreden en er haar opzet.

En er zijn er anderen die denken dat dat haar er juist opkomt omdat het woord begint te leven. Die geloven dat het het eerste levende woord zou zijn, en dat het al harekes krijgt.

TRISMEGISTUS : En wat denkt u?

ASCLEPIUS : Ik kan er niets over zeggen voor ik zelf het woord heb gehoord of gezien.

TRISMEGISTUS : Misschien hebben ze alle twee gelijk.

ASCLEPIUS : Dat dat haar op het woord komt te staan omdat dat woord sterft en geboren wordt tegelijk?

TRISMEGISTUS : Dat denk ik. Tegelijk geboren wordt en sterft.

ASCLEPIUS : U zijt zot u.

TRISMEGISTUS : Ik denk nog meer.

ASCLEPIUS : Het is wellekes zo.

TRISMEGISTUS : Ik denk dat dat woord met haar op de naam is van het plan.

ASCLEPIUS : Dat is gemakkelijk gezegd nu.

TRISMEGISTUS : Ik ben er zeker van.

ASCLEPIUS : Dus dan heeft de Man die het Tegenhoudt uw plan toch niet kunnen tegenhouden!

TRISMEGISTUS : Precies.

ASCLEPIUS : Dus uw plan is nu bezig.

TRISMEGISTUS : Exact.

ASCLEPIUS : En het heet een woord met haar op dat sterft en geboren wordt tegelijk.

TRISMEGISTUS : Precies.

ASCLEPIUS : Kunnen we iets doen om het te helpen dat het zich realiseert?

TRISMEGISTUS : Dan zult u het op zijn minst moeten uitspreken.

ASCLEPIUS : Maar nu is het onnoembaar en dus onvindbaar voor De Man Die Het Tegenhoudt.

TRISMEGISTUS : Precies.

ASCLEPIUS : Maar ook onnoembaar en onvindbaar voor ons.

TRISMEGISTUS : Helaas.

ASCLEPIUS : Wat moeten wij dan doen?

TRISMEGISTUS : Zoals altijd, stilletjes voortdoen.

ASCLEPIUS EN TRISMEGISTUS : O