Balanceren in de leegte

Financieel-Economische Tijd 26 Jan 2000Dutch

item doc

Met ‘In Bilico’ maakte hij zijn zevende werk op rij over de nomadische kunstenaar. De Napolitaanse choreograaf Enzo Pezzella reist ditmaal met vier dansers en twee acteur/zangers doorheen de leegte van het podium, die tegelijk een gaping is in de mythe van Oedipoes. Balancerend in de ruimte, tussen de rijkdom die het geheugen laat, en het weinige dat de presentie biedt, is er plaats voor introspectie, op zoek naar een begrip van de menselijke existentie. De reizigers houden deze week halt bij Klapstuk, in de Leuvense brandweerkazerne.

Na een drietal maanden rustige maanden zonder verrassingen, gaat Klapstuk voor het eerst sinds zijn laatste festival terug in het offensief. Choreograaf Enzo Pezzella woont en werkt al zeven jaar in Brussel, maakte in die tijd evenveel stukken, maar is niettemin weinig bekend bij het Vlaamse publiek. Misschien zit een communautaire verkaveling van de Belgische dans er voor iets tussen – al maakte Pezzella meermaals zijn opwachting bij Dans in Kortrijk. Wat er ook van zij, voor een choreograaf die het reizen als thema hoog in het vaandel draagt, lijkt een oversteek naar Leuven alvast een dramaturgisch correcte zet. Een persoonlijke odyssee bracht Pezzella reeds naar New York, waar hij studeerde aan de Martha Graham School, later naar Cie Karin Vyncke in Parijs. Recent was hij als danser aan het werk te zien in het gezelschap van Nicole Mossoux en Patrick Bonté. ‘In Bilico’ ging reeds een half jaar geleden in première in het Brusselse Théâtre les Tanneurs voor Charleroi/Danses, maar werd intussen grondig herwerkt.

Voor Pezzella moet een artistieke reis altijd op een bepaald punt vertrekken: ‘Er moet iets achter een stuk zitten, een concept, een idee, een gevoel. Zonder zo’n begin kan ik niet de repetitieruimte in. De fysische ruimte als dusdanig interesseert me niet als danser en choreograaf. Als het idee er is verzamel ik op maniakale wijze alles wat ermee te maken heeft. Tijdens het maakproces kunnen er nog genoeg keuzes gemaakt worden, al is daar openheid voor nodig. Om die reden trekt het verraad me aan, het zelfverraad, als een moment waarop de eigen merites en aspiraties even wijken. Zo’n moment kan leiden tot een kleine openbaring, tot een inslag van iets onopgemerkt, iets onverwachts. Dan resten er vragen, moet je ineens voor alles klaarstaan en kan het theater boeiend worden.’

Tragedie

Hoewel onbestemdheid hem op een of andere manier fascineert is Pezzella ook een vakman, met ambities en uitdagingen: ‘‘In Bilico’ breng drie elementen samen, namelijk zang, woord en dans. Dat ambitieuze project wil ik vergelijken met de tragedie, bij de Grieken gingen alle disciplines op een haast natuurlijke wijze samen, er werd gewoon niet aan gedacht de kunsten zorgvuldig op te splitsen in vakjes. Vandaag komt het er terug op aan multimediale voorstellingen te creëren, al vind ik het woord tragedie rijker aan betekenis dan dat multimediale. De uitdaging bestaat erin trachten te begrijpen hoe de disciplines kunnen samengaan op het podium. Niet zomaar in een mengeling, een acteur zal bijvoorbeeld niet dansen in het stuk, maar een onderzoek naar het ontmoetingspunt van de drie. Alsof ze alledrie dezelfde richting uitgaan en elkaar plotseling kruisen. Over eclectisme heb ik weinig te zeggen, ik wil peilen naar de gronden. Odysseus is steeds de man geweest die al reizend tot inzicht wilde komen. Ik denk dat een acteur of danser eveneens tot inzicht wil komen.’

De mythische held Odysseus is de inspiratiebron voor Pezzella, al jaren aan een stuk: ‘Ik werk steeds rond dezelfde onderwerpen, en licht er een ander aspect uit, op zoek naar nieuwe dimensies. Sinds 1993 ben ik nog niet van idee veranderd, het reizen leidt mijn intuïties. Het is zoals het bekijken van een kop koffie langs verschillende zijden. Misschien zal mijn demarche op een dag uitgeput zijn, maar momenteel levert Odysseus nog steeds inspiratie. Het theatrale onderzoek is voor mij nog steeds een kennisact, maar niet zozeer pedagogisch. Het draait om een tocht doorheen het innerlijke, om gevoelsmatige kennisneming, het gaat onszelf aan, onze eigen ordening en menselijkheid. Het is een zoektocht om groter te kunnen worden, om te kunnen begrijpen, de wereld rondom beter te kunnen vatten.’

Een tweede mythe maakte de reis wat concreter voor Pezzella: ‘Het uitgangspunt voor ‘In Bilico’ werd geleverd door Sophocles’ mythe van Oedipoes, zij het een gaping in het verhaal. Namelijk tussen het moment waar deze als koning Thebe verlaat en zijn leven in de tuin van Kolonos resten tien jaar, waarin een reis, een nieuwe tijd en introspectie hebben plaatsgevonden. Oedipoes komt tot zichzelf, hij gaat anderen herkennen. Daarover gaat ‘In Bilico’, maar in de grootste choreografische vrijheid, er komt namelijk geen woord van Sophocles in het stuk voor. We hebben zelfs de idee van Oedipoes tijdens het werkproces min of meer over boord gegooid, het schemert nog slechts van heel ver in het stuk door. Er rest slechts de reis van een blinde. Wat kan een reis nog zijn voor iemand die niet ziet? Wat gaat er uit van zijn innerlijk?’

Leegte

De kijker vermoedt nog een verhaal, maar ziet vooral een reeks trage bewegingen en gebaren op de minimale muziek van Kaat De Windt. ‘In Bilico’ betekent zoveel als in balans zijn, en daartoe werd het verhaal opgeschort. Een mythe wordt opgediept, maar vervaagt weer van zodra ze wil verschijnen. De balans lijkt er een te zijn tussen een vormelijk skelet, en de rijkdom die het geheugen en de verhalen met zich meebrengen. Pezzella wil immers niet zozeer de tijd of de ruimte als dusdanig zichtbaar maken, maar wel aansturen op introspectie: ‘De filosofische vraag die rest is: kan men zichtbaar maken wat men niet ziet? Ik bedoel niet het onzichtbare, maar dingen die wij om een of andere reden niet zien. Hoe laten voelen wat men niet ziet? In de Griekse tragedies waren er geen fysieke acties te zien op het podium, zulke dingen werden gewoon meegedeeld. Ook de acteur en de zanger in mijn stuk hebben reeds enorm veel avonturen achter de rug wanneer ze op het toneel verschijnen. Dat alles kunnen ze zich nog slechts inbeelden, het affecteert hun gedragingen.’

‘Ik duw de dansers in de leegte,’ zo zegt Pezzella. ‘Ik heb getracht de intriges te ledigen, zodat er iets transparants overblijft. Er resten lichamen op scène. Pas dan creëren de dansers en de acteurs hun eigen verhaal, namelijk het verhaal van hun aanwezigheid en tegenwoordigheid op scène. In het Italiaans wordt de essentie van theater mooi gevat in het anagram teatro-attore. Het theater is gelijk aan de danser of de acteur, en dat komt het best tot uiting in een uitgepuurd stuk, een naakt podium. Op scène is het zaak de ruimte en de tijd te vullen, niet meer of niet minder. Ik heb de indruk dat zelfs dat teveel is. De films van Antonioni of Kiarostami brengen van die enorme landschappen, waarin niets gebeurt, en daar wil ik naartoe.’

‘In het koorddansen, het balanceren is er niettemin voortdurend de indruk dat alles kan gebeuren, maar aan het einde van het verhaal gebeurt er uiteindelijk niets. Het is erg radicaal om de choreografie op te schorten, er zijn nog slechts enkele kleine bewegingen. Er zou vanalles kunnen gebeuren in de overgang van het ene naar het andere, maar dat lukt niet. Er wordt slechts gespeeld met de mogelijkheden van een grote leegte. Dat is de uitdaging, met een sterk uitgepuurd resultaat. Het decor is sober, slechts enkele lijnen, diagonalen.’

Blindheid

Pezzella’s werkwijze doet sterk denken aan de gedachten die de Franse filosoof Jean-François Lyotard formuleerde bij de schilderijen van Valerio Adami. Het trekken van een enkele lijn is de actualisering van een oneindige reeks mogelijkheden, die opgeschort worden. Niettemin is er in die ene lijn nog een herinnering aan de veelheid van verhalen die een lijn of tekening kan voortbrengen. Waar het verhaal ophoudt, volgen de mogelijkheden, en laat de gebeurtenis zich kennen als een passage, als tijdelijkheid. De intrige verdwijnt, de scène zonder scène wordt de inzet van het werk. De landschappen en schaarse motieven geven een ontwarring aan van de lijnen die de intrige representeren, slechts de lijn die het drama aankondigt wordt gezocht. En op die manier is de leegte toch een bewoonde leegte, is de gebeurtenis datgene waar schijnbaar niets gebeurt.

Door het uiteenrafelen is ‘In Bilico’ erg formeel, zelfs sterk onderkoeld. Er is bijvoorbeeld nauwelijks contact tussen de dansers, en dat doet Pezzella bewust: ‘Het contact tussen de dansers is meestal afwezig in mijn stukken, en als het gebeurt dan moet het heel precies en nauwgezet gebeuren. In het dagelijks leven raken we mekaar al zoveel aan. Op scène mag het eens wat anders zijn. Slechts enkele objecten zoals een laken vormen in het stuk een bindmotief tussen de verschillende dansers. Door het ontberen van contact onstaat er uiteindelijk een soort magnetisch spanningsveld dat niet zo eenvoudig te lezen is. Er is een sterk sacraal, mysterieus resultaat.’

En toch licht er nog menselijkheid op, is het niet in het bewegingsmateriaal, dan wel in de stemmen. Want die vormen eens te meer het lichamelijke geheugen van het podiumgebeuren: ‘Er is een scène waarin een man een vrouw draagt, een sterk symbolisch geladen contact. Bij mij is het slechts iets wat daar gebeurt, dat wil zeggen hier en nu op scène. Ik wil een soort blindheid bereiken, een plek waar beelden hun betekenis kunnen verliezen, maar daarom nog niet hun kracht. Een schreeuw kan daar zowel genot als pijn betekenen. Lijden en genot door elkaar, met een sterk fysieke connotatie. Een gebaar, een schreeuw, een diagonaal die tussen lijden en genot in staat, dat wil ik bereiken. Een grote vraag naar betekenis is er dan niet meer, er is slechts een balans, waarin men verwonderd of vertwijfeld kan zijn.’