Must the show go on?

De Morgen 27 Sep 2007Dutch

item doc

'Shuffle' heeft het feestje ter gelegenheid van dertig jaar Kaaitheater. The Show Must Go On van Jérôme Bel besluit deze twee weken 'performance'. Merkwaarding ding, die show: terwijl performancewerk het vaak niet verder schopt dan een korte speelreeks (The Show Must Go On 2, een vervolg om deze eerste 'show', zong het bijvoorbeeld ook niet lang uit) stond dit stuk sinds 2001 bijna ononderbroken op de affiche. Waarom?

Johan Reyniers, artistiek leider van Kaaitheater, beschouwt dat stuk als een typisch voorbeeld van waar Kaaitheater voor staat. Het bestaat uit achttien overbekende popsongs. Evenveel dansers illustreren elke song met een dansje of actie. De betekenis of inhoud van dat spektakel is niet moeilijk te achterhalen. Je hoeft enkel de songtitels op een rijtje te zetten om de 'inhoud' van het stuk te kennen. Niets aan, zou je denken.

"Het is inderdaad de triomf van de letterlijkheid", constateert Reyniers. Waarom dan nog gaan kijken? Reyniers ziet dat zo: "Iedere toeschouwer verbindt andere herinneringen en gedachten met die liedjes. Iedereen ziet daarom een ander stuk. Anders gezegd: wat op het podium gebeurt, is slechts de halve voorstelling. De andere helft ontstaat in het hoofd van de toeschouwer. De voorstelling is dus geen kant-en-klaar verpakte boodschap die je enkel nog hoeft te consumeren." Meteen ook een mooie samenvatting waar Kaaitheater voor staat.

Reyniers' definitie van het theater in zijn huis klopt aardig met wat daar doorgaans te zien is. Alleen, voor The Show snijdt die verklaring misschien toch niet echt hout. Is dit werk wel zo open, laat staan grensverleggend, als hij laat uitschijnen? Toevallig stootte ik op een in vitriool gedrenkte bespreking van Rudi Laermans uit 2001 in theatertijdschrift Etcetera. En die liet mij alvast aardig twijfelen.

Bel, aldus Laermans, past een oude dadaïstische truc toe: hij toont de conventies van het genre door ze te ridiculiseren. Een publiek dat geen kaas gegeten heeft van moderne kunst zal dit niet smaken, en dus verontwaardigd zijn. Een geïnformeerd publiek daarentegen prijst zich gelukkig dat het snapt waar het om gaat. In beide gevallen succes verzekerd (al is dat in het eerste een 'succès de scandale') Maar daarna? Is dit meer dan geraffineerd amusement voor de happy few? Wil dit stuk bijvoorbeeld zijn publiek emanciperen? Laermans betwijfelt dat ten stelligste. Bovendien, vervolgt hij, anno 2000 is het belachelijk om zich nog te legitimeren met het dadaïsme van Marchel Duchamp. Dadaïsme anno 2000 is een rituele geste, een leeg gebaar, een ouderwetse strategie. The Show is enkel 'show' dus, niets meer dan dat.

Laermans bewijst zijn gelijk door te verwijzen naar het "gemillimeterd acteren" dat het rechtstreekse gevolg is van effectbejag. Maar is dat wel zo? Ik weet het gewoon niet. Ik herinner mij het stuk in elk geval zo niet. Toch nog maar eens gaan kijken dus. The proof of the pudding is in the eating.

Toch bewijst dit dispuut één ding: het laatste woord over kunst is nooit gezegd. Dat een werk dit soort discussie uitlokt, is een wezenlijk aspect ervan. Alvast zo heeft Reyniers wel gelijk.

The Show Must Go On, 29 september om 20.30 uur, www.kaaitheater.be