Inconsequente zwanen

De Nieuwe 26 Nov 1965Dutch

item doc

Ieder gezelschap zijn eigen Zwanenmeer! Het lijkt er wel op dat dit de wens is van elke dansgroep met een zekere ‘reputatie’. En iedere versie heeft de pretentie rechtlijnig af te stammen van de oorspronkelijke choreografie die Petipa en Lev Ivanov in 1895 op de partituur van Tsjaikovski ontwierpen. Deze rivaliteit is van geen tel en heeft weinig te maken hebben met dans. Maar ze duidt erop hoe moeilijk de omgang is met de zogenaamde klassiekers in de balletwereld. Ballet is een kunst die graag achteruit kijkt, die op het verleden blijft staren. Deze tendens is door en door fout omdat het museale in de balletkunst bijna niet te realiseren is. Dansen gebeurt altijd in de tegenwoordige tijd.

Het Nationale Ballet (dat men zeker geen tekort aan ambitie mag verwijten) heeft voor zijn versie Igor Belski uitgenodigd, van het Maly (Leningrad), geassisteerd door Marina Shamshewa, die het gezelschap vooral technisch voorbereid heeft. De aanpak van Belski heeft bij de Nederlandse zowel als bij de Engelse balletspecialisten gewerkt. Voornamelijk omdat hij de dramatische zijde uit dit werk in vier bedrijven tot een minimum gereduceerd heeft. Nu is deze intrige een typisch romantisch brouwsel en kan er gerust wat gesnoeid worden. Daarbij is de dramatische gebarentaal echter een beproeving voor de hedendaagse toeschouwer. Trouwens het verhaaltje was slechts een raamvertelling, een mogelijkheid en een aanleiding om zoveel mogelijk dansnummertjes aan elkaar te koppelen. Zou het niet mogelijk zijn dat wij het nu zonder draad stellen, en de dansnummertjes op zichzelf waarderen?

Zo ver gaat Belski niet. Integendeel, men zou hem inconsequentie kunnen verwijten. Zo speelt het einde van het eerste en het begin van het tweede bedrijf zich nagenoeg zonder dans en zonder pantomime, als het ware in het luchtledige af. Duidelijker nog valt deze inconsequentie op in het derde bedrijf, Verlovingsfeest in het paleis. Traditioneel beschouwd verloopt dat als volgt: we krijgen een grootse opkomst van figuranten, gehuld in kleurrijke kostuums, die zogezegd het feeërieke karakter verschaffen aan het ballet. Een begripsverwarring tussen modeshow en feeërie! Maar kom, tegen deze achtergrond krijgen we gedanste divertissementen: een Spaanse dans, een Napolitaanse dans, een Hongaarse dans… om de genodigden te ontspannen. Het is flauw en conventioneel, maar niet ontdaan van een zekere logica. Wat gebeurt er bij Belski? De opkomst van het hof beperkt zich tot de koningin, de nar en een paar hofdames. In deze leegte moeten dan die ‘onbenullige divertissementen’ plaatsvinden. Of men speelt het feeëriek romantisch spel volledig uit of men laat het weg en vervangt het door een nieuw feest, een dansfeest dat beantwoordt aan moderne normen.

Maar het is vooral in het tweede bedrijf dat Belski tekortschiet. De zwanen staan daar in steriele opstellingen: meestal parallellen, een enkele keer een diagonaal, en als gedurfd slot een cirkel. Belski zou carrière maken in het leger. De muziek en de sfeer zijn hyperromantisch; dit troosteloos strak geometrisme is foutief aangevoeld. Dit leidt tot een bedenking die men bij het moderniseren niet uit het oog mag verliezen: het karakter van een werk uit het verleden, de tijdsgeest ervan moeten bewaard blijven, maar dan aangepast, vertaald, uitgebeeld in een hedendaagse taal.

Als we de reconstructie uitschakelen (die toch niet mogelijk is), dan bestaat de actualisering van een werk als het Zwanenmeer enkel in het epureren (het weglaten van alle zwanengedoe en maneschijnromantiek) en in het zoeken van een geabstraheerde romantiek, voorbijvliegend als een wervel, ademend en zwelgend in moderne kronkels, geconstrueerd uit een fantastisch imaginaire barok. In die richting had Bourmeister zijn versie uitgewerkt voor het London Festival Ballet en voor de Parijse Opéra.

De uitvoering van zo’n hele avond ballet stelt aan een gezelschap hoge eisen. Wie het aandurft, moet ook op kritiek voorbereid zijn. Welnu, ik kan niet stellen dat het Nationaal Ballet in zijn opzet is geslaagd. Het corps-de-ballet voldoet nog het meest, tamelijk gedisciplineerd bereikt het de gewenste grafische gestrengheid. Maar het is nogal log en komt moeilijk op dreef. Sylvester Campell mist heel wat om een goede Prins Siegfried te zijn; eigenlijk zijn het alleen zijn jetés die veerkrachtig en lenig zijn. Ook Olga de Haas (Odette, de witte zwaan) heeft, naast een afschuwelijke ‘port-de-bras’, weinig stijl. De rol van de Nar vergt schitterende virtuositeit die Pieter Rowaan niet kon bieden. Alleen Calliope Venieris (Odille, de zwarte zwaan) kon voldoening schenken, al was haar techniek niet accuraat en haar interpretatie niet erg muzikaal. Het orkest stond onder leiding van André Presser. De decors en kostuums waren in de traditioneel vermufte stijl van Harry Wich.

Niet tegenstaande bezwaren tegen de choreografie en kritiek op de uitvoering blijft dit een avond en een kennismaking met het Nationale Ballet die de moeite loonde.