Twee Creaties van het Ballet Rambert

Kunst en Cultuur 1 Jan 1969Dutch

item doc

Samen met het Western Theatre Ballet is het Ballet Rambert een van die moedige kleine Britse gezelschapjes die trachten te concurreren met mammoetgezelschappen als het Royal Ballet en London’s Festival Ballet. Deze groepjes hebben ingezien - het Ballet Rambert na een jarenlange interesse voor het meer klassieke idioom - dat hun terrein dat van de moderne dans is. De overgang van klassiek naar modern is, wat Rambert betreft, in 1967 gebeurd. Zoals het doorgaans het geval is met zo’n wijziging (of met zo’n evolutie) leunt men eerst aan bij de dramatisch gekleurde, expressieve ‘moderne’ balletten van Amerikaanse choreografen als Martha Graham, Anna Sokolow en Glen Tetley. De laatste twee hebben een paar werken voor het gezelschap ingestudeerd. En zopas creëerde Tetley er een nieuw werk, Embrace Tiger and Return to Mountain op elektronische muziek van Morton Subotnick, een Amerikaanse componist die een laboratorium ter zijner beschikking heeft aan de New York University. Tetleys nieuw werk kan mij, zoals bijna al zijn balletten in het repertoire van het Danstheater, kan mij maar matig boeien. Het lijkt mij weer eens modern ballet te zijn van twintig jaren terug: een soort moderne versie van Le sacre du printemps maar dan zonder de partituur van Stravinsky. Hoewel nergens overdreven oosters aandoende is het basismateriaal voor dit ballet de T’ai-Chi, een Chinese handleiding om fysieke fitheid te verkrijgen door het regelen van de ademhaling en de bloeddruk. Weinig van deze interessante, en naar men mij vertelde ook zware, voorstudie van Tetley met zijn dansers is uitdrukkelijk in het werk tot uiting gekomen. Maar misschien moet de uitwerking op langere termijn gezien worden.

De dansers uit het gezelschap vormen een stevige groep waarmee kan worden gewerkt. Van hun klassieke opleiding hebben ze echter nog al te veel een soort strakheid en droogheid overgehouden die in moderne werken vrij vlug dor overkomt De zelfironie, de fysieke présence en de erotische raffinementen die moderne werken helpen kleuren, ontbreekt hen nog. Dat is vooral te merken in een ander nieuw werk, Pawn to King 5 (een term uit het schaakspel) van John Chesworth. Als muzikale achtergrond worden fragmenten gebruikt uit de laatste lp van Pink Floyd, A Saucerful of Secrets. Ik was benieuwd te zien wat een choreograaf zou doen met deze stevige mengeling van popmuziek en elektronische muziek. Het is niet alleen een goede basis voor choreografie, maar ook, zoals elke goede popmuziek, erg dansante muziek (1). Maar Chesworth spijkert gewoonweg danspatronen zonder heel veel gebondenheid op de muziek. Het is een soort collage van verschillende thema’s, die nergens krachtig genoeg uitgewerkt worden en daarom ook niet contrastrijk genoeg zijn. Een absurd nummertje wordt even ernstig gedanst als een rituele moord door harakiri; de bidmotieven van ‘geweld’ en ‘seks’ lijken al even arbitrair. Wat er uiteindelijke overblijft is een monotoon gedans in een vrij pretentieus decor van Michel Carney. Een ouder ballet van Norman Morrice Hazards maakt duidelijk dat het Ballet Rambert eigentijdse dynamiek mist, ongedwongenheid die ook excessen toelaat. Modern ballet dat even ‘fashionable’ wil zijn als het klassieke is niet alleen vervelend, maar is dubbel zo steriel als het klassieke, dat nog het excuus kan aanvoeren een ‘cultuurstuk’ te zijn.

(1) André Simon van het Nationale Ballet gebruikt dezelfde plaat voor een ballet geïnspireerd door de werken van Jeroen Bosch.