Bouwkunstboeken over Japan en Belgiƫ : Lappendekens en woontorens

De Standaard 13 Jun 2002Dutch

item doc

Hoewel grote Japanse steden in toenemende mate verwesteren, bezorgt een bezoek aan het land menig westerling nog altijd een cultuurschok. Geert Bekaert en Ronny de Meyer proberen hun indrukken van een tiendaagse reis langs Japans bouwbeton in woord en beeld uit te drukken. Johan Lagae documenteerde het oeuvre van de Frans-Belgische architect Claude Laurens die tussen 1934 en 1971 met riante budgetten het internationale modernisme beoefende.

Uitgevers van architectuurboeken zijn in Vlaanderen op één hand te tellen. Dat is niet verwonderlijk: de hoge kosten van een architectuurpublicatie kunnen zelden gedragen worden door de verkoop binnen een klein taalgebied. Toch dook onlangs een nieuwe uitgever op, de Ghent University Architectural and Engineering Press (kortweg GUAEP), een erfgenaam van Vlees en beton . Kort na elkaar kwam drie uitgaven uit, waaronder een essay van Geert Bekaert over Japanse architectuur en een oeuvrecatalogus over de Frans-Belgische architect Claude Laurens.

Een reis naar Japan. Met het toeval als norm , van Geert Bekaert en foto's van Ronny de Meyer werd geschreven in opdracht van de Belgische organisatie van de cementnijverheid Febelcem en het Nederlandse cementbedrijf Enci. De eerste opzet was een boek te maken over de vermeende superieure kwaliteit van het beton in de Japanse architectuur. Daartoe ondernam een klein gezelschap, waaronder Bekaert en De Meyer, een reis die hen in sneltempo langs belangrijke Japanse gebouwen voerde. Bekaert beperkte zich echter niet braafjes tot de opdracht. Integendeel: over beton in Japan kom je van hem zo goed als niets te weten. Met goedvinden van de opdrachtgever onderzoekt Bekaert de vele vragen die Japan in een westerse geest oproept. Architectuur vormt daartoe veeleer een aanleiding dan een uitgangspunt.

Japan bezoeken blijft een cultuurschok, en zelfs nog meer naarmate de aanblik van Japanse steden in hoog tempo verwestert. Japanners combineren zowat alles met alles, zonder dat er ook maar een spoor van een overkoepelende rationaliteit te bespeuren valt.

Vlaanderen is vaak vergeleken met een lappendeken. Als die vergelijking ergens op toepasselijk is, dan wel op het Japanse landschap. Want die lappendeken wijst nog op een zekere samenhang; bij Japanse landschappen gaat het om een afwezigheid die niet als negatief ervaren wordt, om lappen zonder deken, om de nevenschikking van elementen zonder spoor van gemis of tragiek. Als er verbanden zijn, liggen ze op een ander, onzichtbaar vlak.

Precies daarom is het zinloos om de Japanse wijze van leven en denken te willen vatten in onze categorieën. Het komt er eerder op aan om te trachten in wat zich aandient de sporen van die wereldbeschouwing te betrappen. Geen sinecure, want Japanners beheersen meesterlijk de kunst om betekenissen te laten verdampen, zowel in hun rituelen als in het gewone leven. Roland Barthes beschrijft het land als een wereld van pure, lege betekenaars en Bekaert citeert hem met instemming. Daarom ook gaat hij uitgebreid in op de betekenis van het Japanse schrift: "Het schriftteken is beeld gebleven met al het herkenbare en directe van het beeld, maar ook met het fundamenteel onvatbare en ondefinieerbare ervan. Het blijft leven. [...] We kunnen niet beweren dat er geen samenhang is tussen die tekens die naast elkaar staan, maar die is van een onmiddellijke en niet van een abstracte aard en dus steeds wisselend." De haiku van Murasaki Shikibu die als motto het boek inleidt, zegt dan ook alles over het intellectuele avontuur waarin je je als lezer begeeft: "Er stond een vers op de waaier/ geschreven met de weloverwogen achteloosheid/ die iets wil verbergen."

De vorm van de tekst geeft deze ervaring weer op een eenvoudige en doeltreffende manier. Zoals de ondertitel (Met het toeval als norm ) al aangeeft, somt het boek gewoon gebeurtenissen en gebouwen uit die tiendaagse reis op, zonder aan de impressies en gedachten een vooraf geconstrueerde orde op te leggen. Bekaert blijkt een meesterlijke gids te zijn: met zorgvuldig gekozen verwijzingen naar literatuur over Japan en nauwkeurige beschrijvingen van gebouwen tekent zich een beeld af -- een beeld dus, geen afgeronde gedachte -- van de betekenis van de Japanse levenswijze op een ogenblik dat ook bij ons klassieke denkcategorieën en betekenissen aan het schuiven zijn. Alsof Japan van nature een antwoord heeft op de problemen die het laatkapitalisme voor ons denken stelt.

De tekst is maar een deel van het boek. Daarnaast is er een overvloed aan foto's van Ronny de Meyer die met een even schijnbare achteloosheid over de bladzijden uitgestrooid zijn. Zonder ondertitels. Wie de tekst leest, weet meestal snel welke gebouwen het zijn. Soms geven de foto's een eigen commentaar op de tekst. Als Bekaert opmerkt dat alleen bolhoeden ontbreken om je in een prent van Magritte te wanen, zie je in een kleine inzet een man met een bolhoed die onderhandelt met een hoer. Soms maken de foto's tastbaar wat in woorden moeilijk uit te drukken valt: de foto van de krioelende massa arbeiders die een tuin onderhouden, zegt meer dan tien bladzijden tekst. Het heen en weer gaan tussen de fotomontage en de geschreven tekst is een plezier op zich.

Claude Laurens -- Architecture , is iets helemaal anders dan het Japan-boek. Johan Lagae, onderzoeker aan de Universiteit van Gent, documenteert hier het complete oeuvre van een Franse architect die door een speling van het toeval in België belandde en er tussen 1946 en 1970 een indrukwekkend, zij het in omvang beperkt oeuvre realiseerde. Opmerkelijk zijn bijvoorbeeld de woontorens die hij in het toenmalige Leopoldstad in Congo ontwierp voor Sabena. Ze golden lange tijd als icoon voor de modernisering van de kolonie. Het zijn ook toonbeelden van de aanpassingen die de modernistische vormentaal in het evenaarsklimaat onderging. Ook in België en Frankrijk kreeg hij van meet af aan prestigieuze opdrachten. Een van de eerste was, nog voor de Tweede Wereldoorlog, de inrichting van het Musée de l'homme in Parijs. Later volgden vele luxueuze villa's en geraffineerde flatgebouwen. Met zo'n orderportefeuille kon Laurens kieskeurig zijn in de opdrachten die hij aanvaardde.

Laurens was dan ook een zondagskind. Van in zijn jeugd had hij via zijn ouders (zijn vader was de beeldhouwer Henri Laurens) contact met de internationale avant-garde van de beeldende kunst. Toen hij aan zijn carrière als architect begon, had het modernisme voor hem geen geheimen meer. In tegenstelling tot de oudere generatie, die de nieuwe vormentaal met moeite bevochten had, paste hij ze met een opvallend gemak en zelfvertrouwen toe. Van de projecten die in dit boek gedetailleerd gedocumenteerd worden, zijn dan ook nagenoeg geen schetsen terug te vinden die een zoekproces weergeven. De plannen lijken, in hun onverstoorbare logica, in één keer getekend, en weerspiegelen een grote aandacht voor een rationele opbouw en modern comfort.

Laurens' werk kreeg van in het begin veel weerklank in de architectuurpers. Zijn welstellende clientèle en de op representatie beluste koloniale opdrachtgevers bezorgden hem het budget voor zijn technische hoogstandjes.

Het boek nodigt door de uitstekende kwaliteit van foto's en planreproducties uit tot een verkenning van dit oeuvre. Met een dubbele inleiding van Denise Laurens (in het Frans) en Johan Lagae (in drie talen), een uitgebreid gedocumenteerde selectie uit de projecten en een oeuvre-overzicht, biedt het een verrassend inzicht in mainstream-modernisme van topkwaliteit uit de tijd dat ons land nog een koloniaal rijk was.

GEERT BEKAERT & RONNY DE MEYER, Een reis naar Japan. Met het toeval als norm, GUAEP, Gent, 160 blz., 35 euro. JOHAN LAGAE , Claude Laurens. Architecture. Projets et réalisations 1934-1971, Vakgroep Architectuur en Stedenbouw (Universiteit Gent), Gent, 348 blz., 55 euro.

Zie ook de webstek van de Vakgroep Architectuur en Stedenbouw van de Universiteit Gent, arch.rug.ac.be