Tamme 'Fiesta', vitale 'Lentewijding' en gezellige 'Jazz Impressions'

Ballet in de Munt

De Nieuwe 1 May 1964Dutch

item doc

Fiesta, het eerste en enige ballet dat Béjart dit seizoen in de Munt brengt, is beslist geen hoogvlieger. Het bestaat uit enkele tafereeltjes, met een exotisch accent, gedanst in een zuiver klassieke stijl op Mexicaanse volksmuziek. Natuurlijk is ook zelfs hier de vakkennis van Béjart merkbaar, maar daarmee wordt nog geen goed ballet gemaakt. Een aantal technische vondsten en choreografische gags kunnen deze tamme Fiesta zeker niet redden.

Op hetzelfde programma staat Le Sacre du Printemps: sterker contrast kan men zich niet indenken, want Lentewijding blijft werkelijk een van Béjarts meesterwerken. De krachtige collectieve mannelijke dynamiek, de scherpomlijnde ‘tekens’ van de solist (de buitengewone G. Casado), die doen denken aan Japanse kalligrafie, de vloeiende ritmiek van de vrouwengroep, en de hijgende schokjes van de vrouwelijke soliste (T. Bari), worden gesynthetiseerd en smelten samen in de uiteindelijke losbarsting van de twee groepen. Regelmatig wederkerend als een punctuatie, werkt het verticaal uitschieten van gestrekte armen bijzonder sterk. Dit ballet is als een teug frisse lucht, een zweepslag die de toeschouwer uit zijn zetel optilt. Het doet deugd om zoveel vitaliteit in een werk terug te vinden. Hier blijkt dat kunst ook nog iets anders kan zijn dan een pietluttig gepruts met gevoelens, een uiteenrafeling van complexen, een catalogeren van experimenten, een opstapelen van ideeën. Het is primitief, zonder de pejoratieve betekenis van dat woord. Le Sacre is op zichzelf zo sterk dat men nauwelijks merkt dat de vertolking niet de gewenste exactheid heeft. Het ‘laisser-aller’ dat het Ballet van de XXe eeuw de laatste tijd begint te teisteren, neemt een jammerlijke omvang aan. Het orkest van de KNS onder leiding van Guy Barbier bleef ook aan de matige kant.

Om uit het slop van de klassieke danstraditie te geraken, kijken onze westerse choreografen wel eens met (begerige) blikken naar de soepelheid waarmee hun Amerikaanse collega’s jazzmuziek weten te integreren in hun danswerken. Jazz doet bij ons stroef, gezocht, intellectualistisch aan. Maar Vittorio Biaggi is erin geslaagd een grote spontaneïteit aan zijn Jazz Impressions (op muziek van Thelonious Monk, Art Blakey, Miles Davis en Charles Mingus) te verlenen. Hij voelt ongedwongen de typische ‘mood’ aan, volgt soepel de grilligheid van het ritme, en kan deze kwaliteiten bij zijn acht vertolkers overbrengen. Vooral zijn groepsharmonieken zijn buitengewoon geslaagd. Maar de solonummertjes doen het niet zo goed. Joëlle Roustan en Roger Bernard hebben de choreografie in een strenge witzwart lay-out gevat. Er werd gedanst in sportpak en op turnsloefjes. Wat aanvankelijk ongewoon en verrassend aandeed, bleek achteraf een van de redenen voor de geslaagde relax-stijl. De gewone aankleding (al zijn voor dansers collant en chaussons veel natuurlijker) verplichtte de vertolkers hun klassieke of modern klassieke scholing (voorlopig) maar eens te vergeten, om zo te kunnen vertrekken van een stevige basis. Wat tenslotte Jazz Impressions zo gezellig ongedwongen, jong en onpretentieus maakte, was de juistheid van het vertrekpunt: de ‘alledaagsheid’ van jazzmuziek te doen vertolken in een alledaagse plunje.

Met veel interesse zal men Biaggi naast Béjart zien evolueren. Want dat is de eerste werkelijke revelatie uit het Ballet van de XXe eeuw: een persoonlijkheid die zich aan Béjarts invloed kan onttrekken om zo een eigen stijl te bevestigen.