Het Nederlands Danstheater

Festival van Vlaanderen

De Nieuwe 18 Sep 1964Dutch

item doc

Misschien was u, zoals mij zonder het ooit gezien te hebben, het Nederlands Danstheater sympathiek. In een fijne fotopocket (Zwart Beertje 258-59) werd het danswerk van het gezelschap ‘biezonder’ dynamisch voorgesteld. Uit de tekst die aan de foto’s voorafgaat kon men een en ander vernemen over de manier waarop de dansers leefden en over hun danswerk spraken in de zeer moeilijke beginperiode van het groepje. Dat is nu vijf jaar geleden, en sedertdien heeft het Danstheater heel wat successen geboekt in binnen- en buitenland (o.a. op het Théâtre des Nations te Parijs, waar Hans van Manen de prijs voor de beste choreografie wegkaapte). De moderne geest waarin zij aanvankelijk werkten is gebleven. Ballet ontdaan van alle klatergoud - uiterlijk en innerlijk. Weg van de ivoren-toren-mentaliteit, balletomanie en negentiende-euwse sterrenadoratie. Daarom zijn de danseuses op de scène geen wonderlijke sprookjesfiguren of knappe mechaniekjes meer, maar mensen zoals u en ik. Op zoek naar een hedendaagse danstaal, steunende op groepswerk.

Drie balletten van Hans van Manen stonden op het programma. De maan in de trapeze (op muziek van Benjamin Britten) behandeld in een pas-de-deux, het thema van de dichter die de droom verkiest boven de werkelijkheid. Gelukkig wordt er aan de literair-symbolische kant weinig aandacht geschonken. Het zou ook niet veel toevoegen aan de met heel wat verbeelding uitgewerkte passen. Op overtuigende wijze worden objecten, zoals een koord, in de dans ingeschakeld. Zij staan ten dienst, verrijken, ‘verlengen’, wijzigen het voorkomen van de dans. Het valt op dat Van Manen de beweging doeltreffend tot uiting weet te brengen. Zo wanneer de man in zijn omarming de vrouw toch laat ontglippen. Diezelfde overtuigingskracht in de beweging treft men ook in zijn Jazzballet Klaar Af (op muziek van Duke Ellington). Het dagdromen van een vrouw wordt uitgebeeld in een pas-de-trois, waarin de oerfiguur ontdubbeld wordt. Maar, en dit is volgens mij een belangrijke opmerking, hij stelt de krachtige mouvementen niet ten dienste van een plot of enig ander literair gegeven. Het is geen bewegingssymbool ter vervanging van een literair dramatisch gegeven. In Klaar Af lijkt wel het volledige menselijke bewegingsscala te zijn gebruikt. Het is verbluffend qua inventieve techniek. Maar het mist het voornaamste wat men van zo’n jazzballet mag verwachten: de vanzelfsprekendheid in de bewegingen. Alles zou zo maar moeten groeien en vloeien, spontaan, als een geïmproviseerd spel. Uit vlotheid kan dan humor en tragiek voortvloeien. De slotindruk bij dit ballet is zeker niet die van een gezocht denkspelletje, maar eerder van vertoon van een schier onuitputtelijke technische vaardigheid. Imaginatie zonder inspiratie. En vermits men bij zo’n ballet toch altijd geneigd is vergelijkingen te trekken met Robbins (in dit geval, N.Y. Export, Opus Jazz) laten we ons dan maar afvragen of juist in die ‘vanzelfsprekendheid’ een element van niet-Amerikaanse, jazz-balletkunst aanwezig is? Zo ja, dan zal men toch een rijper en voller werk moeten afwachten, om deze mogelijk nieuwe stijl te ontwaren.

Het sterkste werk van Van Manen op deze avond vertoond is beslist Symphony in Three Movements, een van zijn laatste balletten op muziek van Stravinsky. De drie dansers en negen danseressen worden in een soepele ritmiek en melodie tegen elkaar uitgespeeld. Vooral de vrouwelijke bewegingspatronen zijn boeiend. Zit de muziek van Stravinsky hier voor iets tussen? Verschillende accenten in Van Manen choreografie herinnerden wellicht aan die van Béjarts Le Sacre du Printemps. De beïnvloeding is echter niet eenzijdig, wat men uit sommige vondsten van Klaar Af kon opmaken. Trouwens, dat er tussen vakgenoten die al met elkaar werkten overeenkomsten te bespeuren vallen, is normaal. Wat Van Manen echter van Béjart doet verschillen – en het karakteriseert tevens duidelijk de Nederlandse choreograaf – is diens helderheid. Dit kan men, in deze nochtans verschillende balletten, als constante merken. Nooit wordt het echt tragisch of echt grotesk. Het blijft voortdurend overzichtelijk, licht speels, met heel wat afwisseling, en nooit in de ‘roes van het dansgenot’ vervallend. Natuurlijk treft men hier ook niet de barokke overdaad, de dramatische expressiviteit en soms wereldvreemd cerebralisme van een Béjart aan. Al deze kenmerken worden op sublieme wijze gereveleerd in Sympfony in Three Movements.

Met Madrigalesco, een uiterst gaaf werk van de aan het gezelschap verbonden Amerikaanse choreograaf, zette Benjamin Harkarvy de avond in. Enkel in aankleding (in Chirico-stijl hangende decorelementen van N. Wijnberg), en in weinige attitudes en handbewegingen de Italiaanse Renaissance oproepend, is dit ballet vooral merkwaardig door zijn dynamische ruimteverdeling. De op elkaar inwerkende danscellen worden diagonaal-perspectivistisch uitgewerkt. Deze ruimteordening heeft wel niets gemeen met de symmetrische opstelling uit vorige eeuw, die pastten in het symmetrisch opzet van de scène, de zaal (en de maatschappij?). Vivaldi werkt deze werkwijze natuurlijk in de hand, de partituur wordt trouwens door Harkarvy op de ‘noot’ gevolgd, zodat een osmose plaatsvindt en men werkelijk niet meer weet of het ‘ene’ uit het ‘andere’ groeit, of omgekeerd. De losse ruimtebehandeling doet denken aan sommige (vroeg-)renaissancistische schilders die het perspectief op en voor zichzelf, in kleine brokjes analyseren, om dan alles in de architectuur van het gehele schilderwerk samen te brengen.

Hoe dan ook, dit dissociatief, met-scherven-werken, om uiteindelijk aan de toeschouwer de zorg over te laten zelf te combineren en te reïntegreren tot een dynamisch geheel, is kenschetsend voor een groot deel van de kunst van nu. Niet alleen een fraai maar ook een sterk werk. Het werd, samen met de twee werken van Van Manen, door de Vlaamse televisie opgenomen. Maar de vrees bestaat dat het voornaamste uit dit ballet – de dynamische ruimte - door het tv-medium moeilijk kan vertaald worden, omdat het nu juist de essentie is van de toneelruimte, die door haar simultaniteit, volledig afwijkt van de film- of tv-ruimte. Niettegenstaande deze verminking blijft het wellicht ook daar nog genietbaar.