Othello in de Munt

De Linie 7 Feb 1964Dutch

item doc

Tijdens de voorstelling van Othello heb ik mij voortdurend zitten afvragen – met het gevoel van onbehagen dat alle science-fiction-mijmeringen begeleidt – of ik nu werkelijk in een andere eeuw terecht was gekomen. Op de scène, een kolossaal decor, met trappen, bogen, hellende vlakken, en in de verte (bewegende!) donderwolken. Alles overgoten met indrukwekkende bliksemschichten (van het lichtorgel) en dondergeroffel (uit de orkestbak). In dit decor raakt een leger figuranten en choristen in een kunstzinnige paniek. Het staat geen minuut stil. Dit is de openingsscène van de opera van Verdi zoals regisseur Sandro Sequi, dirigent Alberto Erede en decorateur Thierry Bosquet hem brachten in de Munt. De volgende bedrijven worden in dezelfde stijl behandeld: stoere decors met eindeloze perspectieven, fakkels die indrukwekkende schaduwen op de muren werpen, hoge baldakijnen, steile trappen, een conventioneel doorvoeld spel van hoofdvertolkers en figuratie. Het werd een historisch curiosum: de Renaissance van Shakespeare gezien door een laat-romantische bril.

Natuurlijk moeten de opera’s van Verdi opgevoerd worden in een zekere stijl. Maar moet men daarom per se terug willen naar een getrouwe archeologische reconstructie? Opvoeren betekent toch ‘actualiseren’, voelbaar maken voor de tijd waarin we leven. Of zouden we terug op weg zijn naar een (nieuwe) ‘neo’-periode? Er schijnt een mode te zijn voor al het romantische van de vorige eeuw. Men gaat de tekeningen van Victor Hugo herontdekken; een pocketreeks illustreert zijn boeken met gravures van Gustave Doré. En in München bouwt men een nieuwe ‘opera à l’italienne’! En als men weet dat op de 2.111 plaatsen de helft slechts een glimp van het toneel zal kunnen zien (321 rechtstaande en 104 toeschouwers helemaal niets!), dan voel ik mij toch een beetje ongezellig worden.

Ik denk aan de leden van Jeugd en Muziek die de opvoering van Othello bijwoonden, voor wie het een kennismaking was met de opera, en die zeker zullen gedacht hebben dat ‘de opera wel was zoals zij het zich ingebeeld hadden’. Met deze opvoering mag men niet de draak steken. Het kan trouwens moeilijk, want het is uiterst verzorgd werk, tot in de kleinste details, in een welomlijnde visie consequent volgehouden. Men kan alleen – onbegrijpend – het hoofd schudden. Voor de liefhebbers van de Italiaanse opera of voor amateurs van antiquiteiten, maar dan niet om dezelfde redenen, een uitzonderlijke voorstelling.