Klapstuk '95 biedt zuiver dansfestival van jonge generatie

De Standaard 20 Oct 1995Dutch

item doc

LEUVEN -- Klapstuk '95 blijft in de eerste plaats een dansfestival, ondanks de vele andere uitstappen. De keuze van koreografen toont een duidelijke kontinuïteit met de jaarprogrammatie en de vorige festivals. Naast Meg Stuart zien we zo Vera Mantero, Alain Platel, Lynda Gaudreau, Alexander Baervoets en Annamirl van der Pluijm terug.

Baervoets, Van der Pluijm en Gaudreau beoefenen elk op hun eigen wijze "zuivere" dans. Bij Nievelt van Alexander Baervoets krijgt dat de vorm van een onderzoek naar zuivere beweging in de traditie van Cunningham.

Annamirl van der Pluijm exploreert de danstraditie in korte solo's. Zij zet overbekende foto-beelden van roemruchte dansers en koreografen, naar haar hand. Maar ze beoogt daar geen museale rekonstruktie of pastiche mee. De beelden worden in een koreografie met een zeer eigen tijd- en ruimtegebruik nieuw leven en betekenis ingeblazen. Dat effekt ontstaat door de precizie en gratie, op een uitgekiend ritme, van de uitvoering.

Tijdens Klapstuk voegde zij de nieuwe Solo P toe aan Solo M, waarin de symboolzwangere taal van Martha Graham aan de orde is. De P staat voor Anna Pavlova. De manier waarop Van der Pluijm, gekleed in een nauw hemdje met daaronder een enorme transparante hoepelrok in gouddraad, deze figuur interpreteert, is niet van een zekere ironie gespeend.

De gracieuze poses en de legendarische gewichtsloosheid van Pavlova worden verdubbeld met een dosis koketterie, waarvoor de hoepel symbool staat. Die laat prachtige poses toe, maar wordt bij snel huppelende passen ook een vreemd wiebelend, wat lachwekkend ding. De relativiteit van de illusie van gratie en gewichtsloosheid wordt zo sterk in de verf gezet.

Lynda Gaudreau zoekt voor Anatomie inspiratie bij beelden van Rodin. De opbouw van het werk is expliciet. In de eerste solo en het aansluitende duet worden vooral lichaamsdelen uitgelicht. De dansfiguur komt pas aan bod in de volgende twee solo's. Karakteristiek is de motoriek van de dansers, die erg schichtig en snel van een pose naar een andere overgaan. De beelden lijken zich aan de brute materie te ontworstelen, zoals bewegingsvolle beelden die uit de ruwe steen tevoorschijn komen. De samenstelling van de bewegingen, op het eerste gezicht op retorische wijze expressief, is soms zeer merkwaardig. In het eerste trio houden Annie Roy, Annebruce Falconer en Sylvain Poirier vaak de handen in de lenden op een wijze die hen verhindert van de grond los te komen. Ook hier een worsteling tussen materiaal (de opgelegde posities) en het elan van de dans, dat dit materiaal bijna letterlijk wil ontstijgen.

In het laatste quatuor wordt deze spanning op de spits gedreven. Vier danseressen proberen op een sokkel te dansen, maar blijven toch tot de statische positie van een beeld veroordeeld. Konceptueel zit dit werk sterk in elkaar, maar ik kon mij niet van de indruk ontdoen dat vooral belichting en kostuums dit werk behoeden voor een zekere dorheid.

Alain Platel en Vera Mantero hebben weinig uitstaans met zuivere dans. Platel was op Klapstuk trouwens te gast met een teatervoorstelling, het uitstekende Moeder en kind. Mantero bracht twee stukken, de solo A dança do existir en Para enfastiadas e profundas tristezas. Vooral dit tweede, nochtans leuke, stuk verloor heel wat van zijn impakt door de scène van de stadsschouwburg.

Erger was een werk van Mantero's danseres Silvia Real dat eraan vooraf ging. Real steekt in Pour Bien de draak met de moderne massa-media. Ze doet dat door een satire op een mogelijk tv-programma over de Portugese koningin Philippa van Lancaster. Misschien is een scène geen evidente plaats en dans geen evident medium voor dergelijke kritiek , maar Real trapte niets dan open deuren in. Ondanks enkele spektakulaire gags zag je niets wat je al niet wist; daarmee was deze voorstelling perfekt overbodig op dit festival.

"Anatomie" van Lynda Gaudreau is nog te zien in Tongeren, Gent en Antwerpen (Berchem).