Dwaalsporen en inventieve danspatronen: Koreograaf Dennis O'Connor herontdekt beweging op Klapstuk '93

De Standaard 19 Oct 1993Dutch

item doc

LEUVEN -- Amor Omnia is de titel van de voorstelling die Dennis O'Connor maakte voor Klapstuk '93. Inhoudelijk is deze voorstelling een vervolg op Sacra Conversazione, voorgesteld op het "zusterfestival" Springdance in Utrecht in mei van dit jaar. Er is ook een belangrijk verschil, ten goede.

De voorstelling in Utrecht werd ongenietbaar door een vorm van edelkitsch die breed uitgesmeerd werd over de hele voorstelling. De dans was een vehikel om diepere waarheden te tonen. Hogepriesteres was een zekere Christine Baczewska, die met een computergestuurd geneuzel een geheimzinnig melodisch sausje over het geheel goot. Dat verwekte toen nogal wat bevreemding, omdat Dennis O'Connor, vroeger sterdansers bij Merce Cunningham, op Klapstuk '91 al getoond had tot wat een prachtig, intrigerend danswerk hij in staat is. Hoe kan zo iemand het adagium van Cunningham, dat beweging al van zichzelf betekenis heeft, vergeten?

In Amor Omnia schijnt dat besef langs de omweg van een teorie over bio-genetica en de broederschap tussen mensen gelukkig weer de kop op te steken. La Baczewska is er weer om de nodige mist te spuiten, en met de regelmaat van de klok zie je ook beeldkomposities waarbij de uitroeptekens BELANGRIJK aanflitsen. Maar er is meer en beter: op een of andere manier vond O'Connor weer aansluiting bij zijn inventieve danswerk van 1991.

De basis-klanklaag van de voorstelling wordt gevormd door dreunende techno en house, gespeeld door DJ Patrick Butts. Tegen dat grootstedelijk, anoniem klankdecor put de koreograaf zich uit in in de wonderlijkste koreografische vondsten. De basis voor de koreografie, met Corinne Hodges en Rebecca Wortman, ook aanwezig in Utrecht, en Philip Adams, is de virtuoze, vloeiende techniek van Cunningham, met een sterk klassieke inslag. O'Connor borduurt hierop voort en komt tot verrassende kombinaties. Een voorbeeld is een figuur waarbij de beweging van het bovenlichaam vertrekt uit de armen, met een rechte rughouding, terwijl de beweging van de benen helemaal vanuit de heup gestuurd lijkt, alsof boven- en onderlichaam een andere logika volgen.

Hij deinst er ook niet voor terug om ook ontregelde, door heel het lichaam zinderende schokbewegingen te gebruiken. Een andere keer laat hij zijn dansers dan weer gewoon ter plaatse springen, wat een sensatie van nauwelijks te bedwingen ongeduld geeft. Niet alleen in het bewegingsmateriaal zelf, maar ook in de kombinatie tussen de verschillende dansers zit heel wat inventiviteit. Een temaatje is bij voorbeeld hoe een danser in beweging andere, stilstaande dansers kan omverwerpen zonder de handen te gebruiken.

Niet al die vondsten staan helemaal op punt. Storend wordt het echter zelden, en vaak is het een puur genot. Uiteindelijk neem je er dan maar alle hokus-pokus en pseudo-mystiek bij; als dat soort aanleiding voor O'Connor noodzakelijk is, weze het hem gegund, ook al lijkt het mij pure ballast.

Nog te zien dinsdagavond in de Klapstukstudio, Naamsestraat Leuven.