De keuzen van een festival

De Standaard 11 Oct 1991Dutch

item doc

Tot 31 oktober vindt in Leuven de vijfde editie van het tweejaarlijkse internationale dansfestival Klapstuk plaats. Als opwarmertje bracht men de voorbije week vier SF-fims uit de jaren '50 tot '80. En wel onder de noemer Het lichaam in een veranderende omgeving. Dat is niet de enige link die Klapstuk 91 legt tussen film en dans. Het programmaboek van het festival is geen boek, maar een videomontage, samengesteld door Herman Asselberghs. Nog verwonderlijker, het is een compilatie van filmfragmenten van 1900 tot nu die nauwelijks wat met dans te maken hebben. De montage toont een tendens in de representatie van lichamen, hoe we langzaam opgeschoven zijn van de romantische beeldvorming waarin twee geliefden als het ware één worden, naar de totale desintegratie van het lichaam in films als Robocop of Predator. Bruno Verbergt, algemeen leider van het festival, verklaart nader:

"De Klapstukformule bleek bij de vorige editie nog succesvol, al constateer je dat de dansrage van het voorbije decennium over haar hoogtepunt heen is. De vraag die daarbij onvermijdelijk rijst, is of het niet opportuun zou zijn het festival open te trekken naar andere media."

"Maar dat willen we toch liever niet doen. Het lijkt mij niet zinvol een algemeen kunstenfestival te houden met ‘het beste' uit elke kunsttak. Het is daarentegen wél relevant vanuit de dans andere disciplines te verkennen, en vice versa."

"Dat deden we reeds met de vorige edities, en ook nu weer, deze keer met film. Bedoeling is het medium dans kritisch te bevragen. Wat is de relevantie ervan nu? Werden de podiumkunsten geen marginaal fenomeen? Is film geen beter uitdrukkingsmiddel voor deze tijd? Dergelijke vragen moet een festival als Klapstuk stellen?"

‘Daarbij constateer je dat de dans in bijvoorbeeld Frankrijk een echte crisis doormaakt. Wat men op dit ogenblik maakt, voegt weinig toe aan de geschiedenis van het medium, en is zelden maatschappelijk relevant. Terwijl ik precies geloof dat de kracht van het medium gelegen is in het scheppen van betekenissen in onze maatschappij."

"Het dansende lichaam is een uniek fenomeen dat zich inschrijft in maatschappelijke en culturele betekenisgehelen. Wanneer je de filmmontage bekijkt die Herman Asselberghs maakte, lijkt de waarde van eenvoudige lichamelijke dingen verloren te gaan."

"Dans kan helpen hun waarde ondanks alles levend te houden. Ik denk bijvoorbeeld aan de sensualiteit, die bij uitstek in de dans tot uitdrukking kan komen. Een van de belangrijkste momenten van Klapstuk 89 vond ik dat, waarop Pep Ramis het haar van Maria Munoz kamt in de Mal Pelo-voorstelling Quarere. Je kan dat een moralistische benadering noemen, maar ze is belangrijk voor mij.

Expressionisme

In de vorig editie, die jij programmeerde, kwam de expressionistisch-narratief getinte dans naar voor ten nadele van de fundamentele benadering zoals we die kennen van Amerikanen als Childs, Brown, Paxton en uiteraard Cunningham. Ik vind dat niet altijd een interessante keuze: van verhaaltjes blijft achteraf weinig hangen.

"De namen die je noemde liggen in mijn ogen niet voor de hand omdat andere huizen als deSingel ze programmeren. Klapstuk wil niet alleen gevestigde waarden, maar ook nieuw jong talent tonen en koesteren. Dat is de reden waarom we deze keer nog minder bekende namen op de affiche hebben dan in '89."

"Nieuw talent maakt het ook spannend. Toen ik vorige editie namen zocht, ontdekte ik bij de generatie die opkwam in het zog van Childs, Brown en Paxton weinig oorspronkelijk talent en veel epigonisme.

"Nu ligt dat anders. Iemand die er in '87 reeds bij was, Angelika Oei, evolueert naar een totaal nieuwe bewegingstaal, weg van het verhalende-expressieve. De dramatische opbouw van haar nieuwe stuk ontstaat uitsluitend uit de contrapuntische werking van bewegingssequensen die je, 'off-balance'-experimenten kunt noemen. Een danser als Dennis O'Connor bouwt dan weert op zijn vroegere ervaringen in de Merce Cunningham Company."

Een aantal keuzen lijken mij merkwaardig, Rosette de Herdt bijvoorbeeld. Toen ik destijds haar productie "Zwart Marmer" zag, zag ik iemand die wel authentiek, maar op "autistische" wijze bezig was met haar eigen emoties, en daardoor de controle over de aangewende middelen verloor. Het resultaat was soms op het randje af pathetisch. Is het logisch iemand die nog zo onzeker is in een internationaal festival met anderen te konfronteren?

"Je raakt aan twee belangrijke doelstellingen van Klapstuk. Ten eerste: we willen Vlaams talent de kans geven in een internationale context te werken. Ten tweede: De Herdt had ten tijde van Zwart marmer nauwelijks productiemogelijkheden of begeleiding. Ze moest alles ‘na haar uren' op haar eentje in elkaar boksen. Veel van de gebreken van haar voorstelling zijn alleen daaraan te wijten. De opzet van Klapstuk bestaat er juist in mensen in die situatie een zetje te geven door hen een goede begeleiding en goede werkomstandigheden te geven, zodat ze kunnen groeien.

Taboe

"Wat je ook van het expressionistische genre denkt, Zwart Marmer bleek een voorstelling die na een jaar veel aan kwaliteit won. Alsof De Herdt zich haar eigen voorstelling pas na die tijd eigen maakte, erin was gaan wonen. Die constatering deed me besluiten haar te inviteren. Het is investeren in de toekomst, net zoals met Valenciano."

"Overigens, pathetiek en emotie zijn in onze samenleving een reusachtig taboe geworden: we vinden ze gênant. Precies daarin kan ook het medium dans een moment van bezinning vormen."