De "minimalistische" choreografie van Lucinda Childs

De Standaard 8 Oct 1991Dutch

item doc

ANTWERPEN -- Lucinda Childs debuteerde in 1963 bij de Judson Group, een avant-garde ensemble van de jaren '60, waartoe onder andere Trihsa Brown, Steve Paxton, en Yvonne Rainer behoorden. Voordien studeerde Childs in de Cunningham Studio modern dance. In de tweede helft van de jaren '60 ontwikkelde ze bijzondere belangstelling voor hoe wij beweging zien. Wegens die overeenkomst met het werk van minimalistische beeldende kunstenaars, omschrijft men haar werk vaak als minimalisme.

Tijdens Child's Judson-periode ging haar aandacht uit naar de ontwikkeling van nieuw materiaal uit alledaagse bewegingen. Dat gebeurde door toepassing van toevalstechnieken zoals bij Cunningham. Maar Childs ontwikkelde een eigen methode: manipulatie van voorwerpen en gebruik van tekstflarden bepaalde haar esthetica. Ze vergelijkt haar toenmalige demarche met Warhols pop-art die zijn eerste films maakt met leden van de Judson group.

Tussen 1968 en 1973 trad Childs nauwelijks op: ze studeerde klassiek ballet, gaf les en dacht na over de problemen van herkenning en waarneming bij dans. In 1973 dook ze weer op met Untitled Trio, twee groepschoreografieën en een solo.

Een koerswijziging, niet alleen omdat ze vanaf dan steeds met een "company" werkte, maar ook omdat attributen en teksten plaats maakten voor zuivere beweging. Toch blijft de basis van haar werk het onderzoek naar de waarneming, al gebeurt dat voortaan door manipulatie van de dansstructuren zelf.

Eenvoudige patronen worden een eindeloos aantal keren herhaald; alleen bij aandachtig toekijken zie je hoe binnen de grenzen van het patroon wijzigingen en omkeringen optreden. Tot ongeveer 1977 gebruikt de choreografe daarvoor een eenvoudig woordgebruik: wandelpassen, springen, vallen en rollen; van muziek of decor is er geen sprake.

Intussen werkt ze samen met Robert Wilson en Philip Glass aan de opera Einstein on the beach, als hoofdvertolkster en choreografe van de danssecties. Ook al blijft Childs in deze ophefmakende productie trouw aan haar minimalistische taal, door een grotere variatie in de beweging -- eerder dan gelaatsuitdrukking of pantomime -- brengt zij toch een karakteruitdrukking, een narratief element, binnen in haar werk.

Later, in 1977, speelt ze als actrice mee in de dubbele Wilson-monoloog I was sitting on my patio This guy appeared I thought I was hallucinating (een voorstelling die Wilson solo ook bracht in Gent omstreeks 1985)

Vanaf 1977 neemt de complexiteit van Child's werk toe: de bewegingen worden sneller en ingewikkelder, er wordt meer bewegingsmateriaal van diverse oorsprong ingebracht. Childs definieert de "postmoderne" dans zelf als dans, gekenmerkt door haar eklektisme, haar verwijzingen zonder totale overgave aan een enkele stijl. Het vindingsproces is voor haar belangrijk, niet de stijl.

Maar ze gaat ook systematisch samenwerkingsverbanden aan met kunstenaars uit andere media voor elke nieuwe productie. De werken die vanaf deze periode ontstaan worden bijna stuk voor stuk als meesterwerken erkend.

In deSingel ziet u enkele van deze werken. Dance ontstond uit de samenwerking met Sol LeWitt en Glass en is gekenmerkt door de synchrone projectie van de dans op een doorzichtig scherm boven de dansers zelf, zodat het aantal gezichtspunten vermenigvuldigt. Field Dance is een uittreksel uit Einstein on the beach. Van de cyclus Relative calm, ook in samenwerking met Wilson, en op muziek van John Gibson, wordt het deel Rise getoond.

Available Light was vroeger volledig in België te zien tijdens Klapstuk'85. Deze gigantische productie van een uur op muziek van John Adams met een bijzondere scènestructuur in twee platforms van Frank Gehry en een verbluffende verlichting van Beverly Emmons met 400 (!) spots, wordt hier in een bescheidener versie, zonder de platforms, en met een ingekorte score getoond: een toegeving aan de haalbaarheid voor gewone theaterzalen van deze voorstelling, oorspronkelijk bedacht voor een "warehouse"-ruimte.

Rhythm plus is een recente creatie met muziek van Ligeti en Ferrari die Elisabeth Chojnacka uitvoert op een elektronisch versterkt klavecimbel. De idee ontstond na de choreografie Ungarian Rock van '84 met dezelfde klaveciniste.