"Het kind van de smid", spannende tocht door wereld

De Standaard 24 Dec 1990Dutch

item doc

BRUSSEL -- "Het kind van de smid" is een verhaal van Josse de Pauw en Peter van Kraaij. Er kroop aardig wat research in, als je afgaat op de massa historische details en citaten die voorkomen in dit relaas van twee halfbroers.

"Het kind" en Pomp zijn halfbloeden met een Indiaanse moeder en een Ierse smid en een Canadese soldaat als vader. Via hun levensverhaal beleef je ook de grote veroveringen van het westen van de VS in het begin van de 19de eeuw, de onlusten in het Ierland van die tijd en de kolonizering van Australië.

De tekst kiest voor de underdog, het standpunt van de verliezer of de vrijgevochten outlaw. Maar dat betekent allerminst dat de voorstelling de toer van het vormingsteater opgaat. Dat soort expliciete bedoelingen zijn ver te zoeken. Het is vooral de specifieke vorm van de voorstelling, veel meer verhaal verteld door vier akteurs dan teater met personages, die borg staat voor een lange nawerking: ze laat een grote ruimte over aan de verbeelding.

En toch zitten er massa's details in het verhaal, namen, uitspraken, hele beschrijvingen van het leven van de Indianen en de veroordeelde Australiërs. Dat geeft juist een kwaliteit van waarachtigheid aan het verhaal, die prikkelt tot een grotere inleving in wat niet getoond maar alleen verteld wordt. Een kwaliteit die door de patos van de vertellers extra in de verf gezet wordt.

Een zin als: "Ik had het woord (omheiningen nvdr.) pas na mijn vertrek bij de Soshones leren kennen. Nu was mijn wereld er vol van. Omheiningen." in de mond van De Pauw, zegt veel meer over de verbijstering van de Indianen als de blanken eraan kwamen dan een lange uiteenzetting over die ontzetting. De patos en de subjektieve invalshoek zinderen nog lang na; je moet een hart van steen hebben om niet gepakt te zijn door de jongensachtige romantiek van het verhaal.

Dat alles neemt niet weg dat er ook schoonheidsfoutjes kleven aan de voorstelling. Het tandem Josse De Pauw, die vooral het kind belichaamt en Willy Thomas, die als een cynische kommentator optreedt, werkt perfekt. Frank Vercruyssen als Pomp kan daar met zijn meer minimalistische speelstijl -- hij verbeeldt het leven van de blinde Pomp op een sterk geïnteriorizeerde manier -- niet tegenop, al klopt het wel met het personage dat hij oproept.

Maar een verteller hoeft zijn personage niet zo nauw "over te doen", kan het best wat meer kracht bijzetten. Dat gebrek aan evenwicht wordt nog versterkt door het lange uitspinnen van het Australische verhaal met De Pauw-Thomas. De laatste scène waarin Pomp terug op de proppen komt, valt bijna van het stuk af. De spanningsboog tussen het eerste deel in de VS en het slot is door deze twee tekorten aan evenwicht bijna verdwenen.

Om gelijkaardige redenen raakt het stuk moeilijk op dreef: José Verheire leest voor uit het dagboek van de smid, die werk vond als verkenner van de Missouri-streek voor de Amerikaanse regering. Het gewoon voorlezen was, in het licht van de struktuur van de voorstelling, sterker geweest dan te doen alsof het gevonden was en moeizaam ontcijferd werd: het is een overbodige enscenering. Verheire valt daar bovendien als akteur nogal door de mand. Deze schoonheidsfouten maken de spanning van de voorstelling gelukkig niet ongedaan.

Studio Kaaitheater, O.L.-Vrouw van Vaakstraat 81, 1000 Brussel; op 25, 26, 27, 28 en 29 december; 2, 3, 4 en 5 januari 1991 (om 20u30).