De dingen moeten zichzelf uitwijzen

Bach/ creatie 1993

Notes 1 Jan 1993Dutch

item doc

Notes vroeg cultuursocioloog en free-lance criticus Rudi Laermans om met Anne Teresa De Keersmaeker te praten over haar nieuwe produktie voor het Holland Festival, Bach/Creatie 1993.

Muziek. Anne Teresa De Keersmaeker maakt geen choreografieën waarin een directe dialoog wordt aangegaan met de klassieke ballettaal. Maar de wijze waarop ze haar eigen bewegingstaal voortbrengt, getuigt van een quasi-traditionele, klassiek (niet: classicistisch) aandoende visie op de relatie tussen muziek en dans. Want voor De Keersmaeker is muziek geen choreografisch hulpmiddel of louter functioneel instrument, en al helemaal niet een secundair ingrediënt van een dansvoorstelling. Choreograferen is voor haar synoniem met het zoeken naar een bewegingstaal die in alle opzichten recht doet aan de muzikale taal waarmee wordt gewerkt. De titel van één van de voorstellingen van De Keersmaeker - Bartok/Aantekeningen - kan daarom worden uitgebreid tot bijna heel haar choreografisch oeuvre. Met uitzondering misschien van Elena's Aria zijn al haar dansvoorstellingen primair 'belichaamde aantekeningen' bij muzikale composities. Niet dat de dans in dienst staat van de muziek: De Keersmaeker wil geen mooie prentjes maken bij aangename melodieën. Ze beoogt integendeel steeds een bewegingsschriftuur - het woord 'schriftuur' is haar dierbaar - die met de muzikale partituur op een spanningsvolle, contrapunktische wijze dialogeert. Daarom mag ook het choreografische materiaal het basismateriaal nooit overstemmen, laat staan toedekken. Zoals ze zelf opmerkt: 'Over het algemeen zegt de muziek al zoveel, dat ze niet verdraagt dat je er nog iets anders bij gaat zeggen. De muziek bezit uit zichzelf al zoveel intensiteit en dichtheid dat je er alleen maar afbreuk aan kan doen door als choreograaf ook nog zelf iets te willen zeggen'.
Het overbrengen van persoonlijke intenties of het communiceren van boodschappen vindt de choreograaf De Keersmaeker dan ook van weinig of geen belang. Dansen beschouwt ze voor alles als het 'verlichamelijken' van muziek (en dat houdt altijd ook een 'muzikalisering' van het lichaam in). 

 

BACH/'BACH'  

In haar nieuwe voorstelling, die einde juni tijdens het Holland Festival in première gaat, voorziet De Keersmaeker vier klavierstukken van Bach - onder meer een Franse Suite, een Sonate en een Toccata - van 'lijfelijke notities'. Het wordt een kleinschalige voorstelling: één muzikant (pianist Jos van Immerseel, die mee de muziekkeuze maakte) en vijf dansers (waaronder De Keersmaeker zelf), die echter nooit alle tezamen op het podium zullen staan. De Keersmaeker omschrijft de muziek van Bach als tegelijk 'limpide' - helder, doorzichtig, transparant - en 'complex'. Juist deze spanning trekt haar aan in Bachs composities en streeft ze, zij het op een andere manier, ook in haar bewegingstaal na: 'Ik hou van klassieke lijnen, van een klassieke architectuur die wordt opengebroken door een veel minder geometrische of symmetrische bewegingstaal. Daar ben ik ook in Bach mee bezig. Want een té klassieke architectuur op Bachs muziek enten, zou het geheel al te braaf maken, en ook historisch oninteressant. Er moet een spanningsveld gecreëerd worden tussen het verleden en het heden - maar dat klinkt eigenlijk te simplistisch - tussen de kracht en de zuiverheid die klassieke lijnen bezitten en daarvan verschillende bewegingselementen.

 

'HOW TO GENERATE MOVEMENT?'  

Juist omdat voor De Keersmaeker in het choreograferen 'de muziek het primaire discours vormt,' dwingt elke nieuwe voorstelling per definitie tot een nieuwe zoektocht naar bruikbaar bewegingsmateriaal.
'De muziek verplicht je altijd weer van nul te herbeginnen,' zo zegt ze. 'Maar je vindt wel in de loop van de tijd een aantal manieren om bewegingen voort te brengen, je weet beter hoe je het basisprobleem van het genereren van bewegingen moet aanpakken. Je kan niet zeggen: in Erts heb ik het zo gedaan, in Mozart/Concertaria's zo. Maar je kan wel denken: 'in Erts hebben we het bewegingsmateriaal zó gevonden, in Mozart weer op een andere wijze.' Zo'n eerdere manier van zoeken kan je helpen tijdens het werken aan een nieuwe voorstelling. Maar omdat het muzikale werk verschilt, zit je al weer snel op andere wegen'. Hoe De Keersmaeker in samenspraak met haar dansers bewegingselementen bij elkaar sprokkelt en vervolgens transformeert of bijvijlt, wordt goed duidelijk in de door Anna Torfs en Jürgen Persijn gemaakte video Mozart/Materiaal. Basiselementen in Mozart/Concertaria's werden onder meer gevonden in lichamelijke imitaties van kruipende dieren en in contactimprovisaties tussen een mannelijke en een vrouwelijke danser. Voor Erts maakten De Keersmaeker en haar dansers onder meer gebruik van een clip van Madonna en het doofstommenalfabet. Met dat laatste wordt ook in het werken aan Bach (overigens slechts een voorlopige werktitel) geëxperimenteerd. Voor het Franse Suite-gedeelte greep De Keersmaeker terug naar een aantal figuren uit de barokke hofdans - sarabande, allemande ...-, zonder die echter meteen te willen imiteren of deconstrueren. Wat haar interesseerde waren vragen als 'wat is de basis ervan, hoe verhouden deze figuren zich tot het muzikale ritme?'. De gevonden antwoorden vormden in het werkproces geen eind - maar enkel beginpunten, of beter nog: aanknopingspunten voor het genereren van weer andere bewegingen, van nieuw materiaal. Haar choreografische arbeid karakteriseert De Keersmaeker dan ook als een onophoudelijk permutatieproces, een gedurig zoeken naar interessante bewegingselementen, die vervolgens worden getransformeerd en (her)bewerkt - tot tenslotte een voldoende 'passende', een spanningsvolle en tegelijk respectvolle verhouding met het muzikale basismateriaal is gevonden. 

 

DE SCÈNE  

Haar grote en binnen de context van de hedendaagse dans, tamelijk uitzonderlijke respect voor de gebruikte muzikale partituur, heeft Anne Teresa De Keersmaeker reeds meermaals scènisch gevisualiseerd. Zo kregen in Mozart/Concertaria's de zangeressen een centrale plaats op het podium, en werd voor Erts een soort van podium-op-het-podium gebouwd voor het Arditti Kwartet. In Bach zal pianist Jos van Immerseel goed zichtbaar zijn: een dubbele helling in de voorziene scène moet ervoor zorgen dat hij volledig mee deel uitmaakt van de voorstelling. De Keersmaeker wil zo niet enkel het belang van de muziek voor haar choreografisch werk beklemtonen. Het is haar ook te doen om de bewegingen van de muzikant(en). Want deze lichaamstaal draagt als het ware de bewegingstaal van de dansers: pas door de bewegingen van de muzikant(en) wordt het muzikale basismateriaal gegeneerd dat de andere bewegingen op de scène mogelijk maakt. Als choreografe is De Keersmaeker overigens ook gefascineerd door zowel de materialiteit als de eigen schoonheid van 'muziek makende bewegingen'. Die zullen in Bach ook nog worden benadrukt door de afwezigheid van andere in het oog springende decorstukken: van Immerseels piano zal als het ware het belangrijkste rekwisiet vormen (maar een muziekinstrument in een voorstelling van De Keersmaeker natuurlijk juist alles behalve een simpele scenische benodigdheid). Daarnaast zullen op het podium alleen enkele stoelen staan. Zetels of stoelen vormen zo onderhand een druk besproken waarmerk van De Keersmaekers voorstellingen: geen De Keersmaeker zonder 'zitmiddelen'. Zelf vindt ze het haast vanzelfsprekend om voortdurend stoelen of fauteuils te integreren in haar bewegingstaal: staan, liggen en zitten zijn immers de drie basisposities van het menselijk lichaam. Is onze alledaagse cultuur overigens niet ook voor alles een 'zitcultuur' waarbinnen maar weinig wordt rechtop gestaan of gelopen?
In het werken aan Bach speelt Anne Teresa De Keersmaeker sinds lange tijd opnieuw een dubbele rol: ze is tegelijkertijd choreografe en danseres. Juist met het oog op het ontwikkelen van nieuwe bewegingselementen vond ze het nodig de regiestoel voor het podium in te ruilen voor een plaats op de scène. Deze wisseling heeft - nogmaals - niets te maken met een zekere wil tot eigenheid. Het gaat er De Keersmaeker niet om een meer persoonlijke, op het eigen lichaam geënte danstaal te ontwikkelen. Wat haar interesseert in het 'zelf meedoen' is uitsluitend het vinden van andere mogelijkheden: door opnieuw ook zelf te dansen, kunnen wellicht andere bewegingselementen worden gegenereerd dan voorheen. Want zoals ze zelf zegt: 'De lichamelijkheid van bewegingen wordt heel anders gedefinieerd wanneer ik kijk dan wanneer ik het zelf doe.' En tenslotte is het Anna Teresa De Keersmaeker toch ook om het lichaam te doen: haar bewegingstaal bestaat primair uit een voortdurend veranderende reeks van 'lichamelijke aantekeningen' bij composities van Reich, Bartok, Mozart, Beethoven,... en nu dus ook Bach.