Choreografie der rusteloosheid

Over reportable portraits van deufert + plischke

Programme note 30 Jan 2008Dutch

item doc

Contextual note
Deze tekst verscheen in een programmaboekje naar aanleiding van de Belgische première van 'reportable portraits' in deSingel in Antwerpen. Het is een vertaling (door Kristien Van Den Brande) en lichte bewerking van de recensie die op 24 september 2007 in het Engels in corpus verscheen.

Een vrouw (danseres Hanna Sybille Müller) komt op en loopt naar voren terwijl ze het publiek glimlachend aankijkt. Eens vooraan ontspant ze haar kaakspieren, keert zich naar binnen, sluit haar ogen en buigt voorover. We herkennen haar toestand, die schemerzone waarin de slaap op onze oogleden drukt, waarin we te moe zijn om te denken en te rusteloos om te voelen. Onze herinneringen houden ons halfwakker, half in slaap. De pauze waarin we ons even kunnen terugtrekken uit het leven schuiven ze vooruit.

Nog iemand die zich in die zone ophoudt, is Fernando Pessoa’s semi-heteroniem Bernardo Soares, een hulpboekhouder die een dagboek bijhoudt dat we vandaag kennen als de vele fragmenten van het onafgewerkte Het Boek der Rusteloosheid. Soares beweert stellig dat schrijven beter is dan proberen te leven. Zijn notitieschrift biedt hem een plek waar hij troost vindt, de droom kan omarmen en zich bezinnen over de rusteloosheid teweeggebracht door de hardnekkige onmogelijkheden waarin ons leven gedrenkt is. Eén van de dingen die de solitaire ruimte van het schrijven nochtans niet kan uitwissen, is het bestaan van de anderen – dat is de misvatting van de literatuur: te denken dat de anderen zijn en voelen zoals wijzelf. Toch kan het schrijven ons eraan herinneren dat we reeds velen zijn voor onszelf. Een menigte van onderling vreemde mensen, die elk anders denken en anders voelen, maar toch slechts één schaduw werpen omdat ze samenvallen met één enkel lichaam – in dit geval Soares’ schrijvende lichaam.

Portretten

“Leven is haken met een intentie van de anderen,” schrijft Soares. Dit inspireerde de Duitse podiumkunstenaars Kattrin Deufert en Thomas Plischke tot een poëtica van het breien in hun directory-trilogie (2003-06). Hun respectievelijke herinneringen werden aan elkaar gebreid tot een narratief weefsel, te vergelijken met een eindeloos paar broekkousen die een leven bij elkaar houden. In het groepsstuk reportable portraits laten deufert + plische hun broekkousen en private mythologie acterwege, maar Soares’ poëtica en zijn rusteloze mentale ruimte zijn alomtegenwoordig.

reportable portraits vertrekt vanuit een specifieke praktijk van formuleren en herformuleren. Het bewegingsmateriaal is ontstaan uit zelfportretten die door de vijf performers werden gedanst, op video vastgelegd en vervolgens al schrijvend geanalyseerd aan de hand van enkele parameters. Deze notities werden uitgewisseld en herhaaldelijk geherformuleerd door de anderen, een proces waarin persoonlijke herinneringen en materialen loskwamen van hun eenduidige oorsprong en een accuratere vorm kregen. Via een gedeeld dagboek – dat als medium zowel de notitieboekjes, het schrijven als de interventie van de anderen omvat – verhoudt die collectieve praktijk zich tot de onmogelijkheid zijn eigen portret te dansen of te schrijven zonder de aanwezigheid van anderen. Dit proces krijgt een verlengstuk op de scène: reportable portraits zouden we een ‘semi-heteronieme’ choreografie kunnen noemen. Niet zozeer het heteroniem van de ‘kunstenaarstweeling’ deufert + plische staat centraal, wel de vele dubbelgangers die de lichamen van vijf personen in een groepsconstellatie bevolken.

We bevinden ons dus samen met Sybille Müller en Bernardo Soares in die rusteloze zone waar de slaap ons overvalt, maar ons nog net niet overmeestert. Doorheen de performance zullen de andere performers (Kattrin Deufert, Helena Golab, Thomas Plischke en Benjamin Schoppmann) ons daarin vergezellen via allerlei gebaren en houdingen die slaap verraden, van liggende lichamen tot een wazige blik verdwaald in dromen. Hier en daar neemt iemand uit het publiek de uitnodiging letterlijk en dommelt in – zijn zij nog bij ons, in die meervoudig singuliere ruimte, of hebben ze zich al te ver teruggetrokken? De sequenties van reportable portraits worden onderbroken door lange black-outs, momenten van stilte en rust.

Haperingen, leemtes, fricties

In hoeverre kunnen we onszelf en elkaar portretteren? Bernardo Soares herkent zichzelf niet in een foto, vindt dat hij er op een weinig menselijke manier op staat en is verveeld wanneer hij vaststelt dat zijn collega’s het eens zijn over de treffende gelijkenis tussen hem en de afbeelding – zij lijken maar al te goed weten wie hij is! In reportable portraits richten de performers zich continu tot elkaar en tot de toeschouwers, ze gebruiken de wederzijdse blik als een gebaar van onderhandeling. Tegelijkertijd zijn ze gewoon op zoek naar aansluitingsmomenten tijdens het uitvoeren, herhalen en nevenschikken van de bewegingsfrasen en van het geherformuleerde materiaal. Hoewel duur en onderbreking deel uitmaken van de choreografie, drijft reportable portraits ook op interactie en flow. De performers moeten soms wachten op de cues van de anderen, maar ze laten die haperingen, leemtes en fricties expliciet toe. Ondanks de existentiële boventonen is reportable portraits daardoor ook een oefening in socialisatie die licht en speels overkomt.

reportable portraits verwijdert zich van deufert + plischke’s hypergeformuleerde choreografisch universum. Hoewel het stuk vastligt, verlenen de vele aarzelingen en haperingen het geheel een scherp randje. Dat maakt van reportable portraits nog geen real time-compositie, maar het herinnert ons eraan dat het sociale niet enkel uit een hoop regels en representaties bestaat, maar evenzeer een reeks praktijken is. Je ziet niet enkel performers maar vooral vijf mensen op scène, met iets onbeholpen in hun blik en houding dat zowel praktische beslommeringen als fundamentele vragen verraadt. En inderdaad zijn ze alle vijf anders, er is geen gedeelde esthetica of bewegingstaal, er zijn wel vijf verschillende registers, vijf verschillende perspectieven, vijf verschillende betekenisruimtes. Wat op de bühne zichtbaar wordt, is de virtuele menigte van de vele dubbelgangers die tot leven komen door onze sociale interacties, die ons mee maken tot wie we zijn, maar ook voorkomen dat we ooit met onszelf samenvallen.

Weerbericht

De dansers hebben misschien wel elk hun eigen tics en voorkeuren, toch zijn hun bewegingen niet alledaags. Hoewel duidelijk uitgedacht en gestileerd, hebben de bewegingen hun idiosyncratisch karakter niet verloren – ze bedekken het lichaamsoppervlak, maar weerstaan leesbaarheid. De bewegingen krijgen een haast emblematische vorm, wat zich het duidelijkst manifesteert in het gesturale karakter van de handen. Als antennes strelen handen of vingers zachtjes de lucht, exploreren ruimtes nabij het lichaam, of schermen gelaat of schouderbladen af. In die gebaren zijn de anderen een herinnering en een symbool geworden en wordt het zintuiglijke op een haast rituele manier behandeld.

Deze gecondenseerde gebaren doen denken aan de vele uitvoerige beschrijvingen van het weer in het dagboek van Soares, beschrijvingen die hem herinneren aan zijn lichaam dat de realiteit absorbeert. Weerberichten worden geformuleerd in een eloquent idioom, ze zijn als een dagelijks ritueel dat narrativiteit borduurt rond de ongemakkelijke leemtes van ons bestaan. Zoals die ene levenskwestie waar Soares maar moeilijk in kan geloven: ook de anderen bestaan echt. Als de anderen verdwijnen, voelen we pas hoe hun afwezigheid ons eigen narratief weefsel perforeert. Rituelen van het zintuiglijke begeleiden onze rusteloosheid, ze verlenen een kader aan de plaats van de ander en de onmogelijke blik op onszelf.

Paradoxaal genoeg is het precies in de eenzaamheid van zijn schrijven dat Soares dat bestaansconflict aanwakkert. In reportable portraits gebeurt precies hetzelfde. De vijf dansers delen hun portretten via een semi-heteronieme choreografie, ze zijn van de intimiteit van notitieschrift en dansstudio naar de publieke ruimte van het theater gereisd – een traject dat weerspiegeld wordt in het decor van Herman Sorgeloos dat lijkt op een halfopen kamer. De laatste scène drukt dat alles weer samen: een levende praktijk van sociale interactie wordt gereduceerd tot een emblematisch beeld. De vijf dansers bevinden zich dichtbij elkaar in gelijkaardige houdingen, ze zijn in zichzelf gekeerd en verbergen hun gezicht met de handen. Vijf geschreven lichamen, teruggetrokken in zichzelf als vraagtekens, ergens tussen waken en slapen, doordrongen van een rusteloosheid die hen zonder ophouden naar de complexiteit van het sociale zal stuwen.