Het humanisme uitzweten

Over Erwin Jans' 'Interculturele intoxicaties'

Oikos 1 Jun 2006Dutch

item doc

Contextual note
Deze recensie verscheen eerder in Oikos 37, lente 2006, pp. 45-47.

Erwin Jans, Interculturele intoxicaties. Over kunst, cultuur en verschil, uitgeverij EPO, Berchem, 2006, 208 pp., ISBN 90 6445 408 6

“Misschien moeten we ons afvragen wat er gebeurt als we de politieke implicaties van multiculticulturalisme omarmen in plaats van ze uit de weg te gaan. Dit hoeft niet ten koste te gaan van creativiteit en artistieke autonomie, maar het vereist wel een kritische kijk op de relatie tussen cultuur, geschiedenis en macht.” (p. 10) die uitspraak van Paul Gilroy is het vertrekpunt van de cultuurcriticus en dramaturg Erwin Jans. Interculturele intoxicaties is een snelcursus in culturele studies, waarin de nadruk ligt op een ruim cultuurbegrip, op de maatschappelijke context en op een vermenging van de disciplines: historiseren, contextualiseren en pluraliseren zijn sleutelwoorden van die methode. Jans traceert de genealogie van een hele resem begrippen die het publieke en culturele debat bepalen in onze postkoloniale samenleving, beginnend bij die uit de titel van zijn boek: ‘intercultureel’, ‘kunst’, ‘cultuur’ en ‘verschil’.

De multiculturele samenleving ziet hij als een uitdaging, de niet enkel op zoek is naar samenlevingsmodellen, maar ook naar een nieuwe woordenschat om de talrijke nieuwe en vaak verwarrende ervaringen te beschrijven, inzichtelijk te maken en te delen. Het debat dat Jans voert gaat over representatie en discours, over de “dekolonisatie van het denken”, over het alomtegenwoordige maar vaak onzichtbare symbolische geweld dat onze verhouding tot anderen kenmerkt, over de manieren waarop cultuur verschillen en uitsluiting produceert. Om de uitdagingen en mogelijkheden van onze postkoloniale samenleving te kunnen omarmen is het van belang “te beseffen hoe vaak denkpatronen uit de 19e eeuw gehanteerd worden wanneer met het heeft over cultuur en cultuurverschillen.” (p. 61) We moeten in de eigen boezem en het eigen verleden kijken als we het debat over multiculturaliteit au sérieux willen nemen: de Vlaamse strijd, het Belgische koloniale verleden en onze omgang met verschillende migrantengeneraties, onze houding tegenover de islam en de integratiepolitiek zijn enkele concrete elementen die Jans aanhaalt.

“We zitten er midden in. Er hebben geen vast punt meer waarop we kunnen steunen en van waaruit we de wereld kunnen overzien,” zo schrijft Jans (p. 8). Een mogelijkheid om kritisch en analytisch naar de wereld te kijken, vindt Jans in een tumult van stemmen en afwegingen, gedragen door een sterk historisch bewustzijn. De metafoor van ‘vrijwillige zelfintoxicatie’, ontleend aan de Duitse filosoof Peter Sloterdijk, zet hem op weg: zoals homeopathische doses gif lichamelijke resistentie opwekken, wil Jans zijn denken besmetten en inenten met het begrippenapparaat dat discussies over cultuur, identiteit en verschil van de Verlichting tot vandaag bepaalt. En het vervolgens ook uitzweten, de symptomen registreren, de koortsige respons van het lichaam documenteren in verhalen. Het lichaam geeft een plek aan het discours, plaatst het denken in de wereld en in de geschiedenis, lokaliseert het, geeft de specificiteit en de grenzen ervan aan en maakt het zwak en kwetsbaar. Voor het westerse denken is dat een oefening in bescheidenheid.

“Cultuur is het snijpunt van de waarden, tradities, mythes, trauma’s, verlangens en toekomstprojecties van een gemeenschap of sociale groep. Cultuur is het vitale netwerk van verwijzingen en samenhangen waarin een gemeenschap of sociale groep zichzelf herkent en bevraagt, en tegelijk openstaat voor anderen. Cultuur is nooit één en ondeelbaar. Cultuur is altijd ‘multi’ en ‘inter’.” (p. 14) Die definitie van cultuur gaat veel breder dan die van het humanistische Bildungsideaal en de traditionele ‘hoge cultuur’. Deze enge cultuuropvatting is wel telkens het repoussoir van Jans’ kritische arbeid, onder meer omdat haar universalistische pretenties samen met de christelijke beschavingsopdracht de kolonisatie van Afrika en Azië ideologisch hebben gerechtvaardigd. Zijn aandacht voor literatuur en de canon heeft nog een functie: “lezen blijft een belangrijke en vitale manier om macht te verwerven in een geletterde samenleving.” (p. 160)

Jans kadert zijn thema’s historisch, bekijkt ze vanuit niet-westerse perspectieven, construeert ‘tegenverhalen’, bespreekt bondig tal van auteurs en vertrekt daarbij telkens van de analyse van ketens van begrippen. Interculturaliteit, diversiteit, verschil. Globalisering, kapitalisme, decentralisatie, delokalisering, netwerking, flexibiliteit en mobiliteit. Kolonialisme, evolutionisme, cultuurrelativisme, nationalisme, Romantiek, ras, hybriditeit, degeneratie, oriëntalisme, imperialisme. Négritude, ‘herschrijven’, ‘terugschrijven’, creolisering, witheid. Culturalisme, mobiliteit, migratie, nomadisme, diaspora, gesitueerde kennis, ontheemding. De ander, vreemdeling, gastvrijheid, interculturele competentie. Enzovoort.

Een terugkerende kwestie in alle discussies is hoe we kunnen omgaan met de tegenstelling tussen relativisme en universalisme, tussen de specificiteit van een culturele inbedding en de verworvenheden van de Verlichting. Neem bijvoorbeeld de discussie omtrent cultuurrelativisme, die ons in een problematische situatie brengt die uiteindelijk leidt tot cultuurdeterminisme: we zijn gevangenen van de cultuur waarin we opgroeien. “Niemand kan oordelen over een andere cultuur omdat dat oordeel alleen de eigen culturele categorieën zou weerspiegelen. Oordelen hebben dus maar geldigheid binnen de eigen culturele context. Dit is vanuit een bepaald hedendaags perspectief (bijvoorbeeld de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens) zeer problematisch.” (p. 53) En verder: “Zijn waarden als individuele vrijheid en emancipatie, of de fysieke en morele integriteit van een persoon relatief en dus beperkt tot de westerse cultuur omdat ze in die cultuur hun oorsprong zouden hebben?” (p. 57) “Door de nadruk op culturele continuïteit besteedt het cultuurrelativisme weinig aandacht aan geschiedenis, aan culturele verandering en vernieuwing.” (p. 58)

Het slothoofdstuk gaat expliciet kunst, of beter over het artistieke veld, over machtsrelaties en over ‘interactieve netwerken van verantwoordelijkheid’. Hier stelt Jans vast dat we onzichtbaarheid van subalterne kunstenaars produceren door essentialisering en afwijzing: “Terwijl de kern van de westerse kunst wordt gekenmerkt door een moment van maatschappelijke en culturele vervreemding, wordt een soortgelijk vervreemdend moment bij een subalterne kunstenaar nog vaak beschouwd als inauthentiek of als een imitatie van de westerse moderne kunst.” (p. 181) Ook in de geëmancipeerde kunstwereld is er een ‘multicultureel tekort’ op alle niveaus: “In de publieke culturele sector neemt diversiteit een marginale positie in.” (pp. 187-188) Multiculturele initiatieven hebben dan weer een artistiek tekort, maar ook een discursief, evaluatief, informatief en zichtbaarheidstekort.

Ondanks alle goede bedoelingen en politieke correctheid werken 19de-eeuwse denkschema’s dus nog volop door en leiden tot scherpe tegenstellingen, categorisering, uitsluiting, productie van onzichtbaarheid en een hypertrofie van de ander. Jans besluit: “Te veel en te vaak wordt nog ‘over’ diversiteit gepraat en niet ‘te midden van’ diversiteit. Te veel en te vaak wordt er nog ‘over’ de anderen gepraat en niet ‘met’ hen.” (p. 194)/p>

De auteurs die Jans bespreekt in Interculturele intoxicaties stellen allerhande strategieën en tussenposities voor die een uitweg kunnen bieden uit de patstelling die de extremen van relativisering en universalisering als uitgangspunt neemt. Maar eerder dan er een waarheid, boodschap of definitief antwoord uit te distilleren, laat Jans al die stemmen op elkaar inwerken als een open vraag en laat het project ook aan ons lezers. Wederzijdse intoxicatie en een taal om die ervaring te delen is iets waar we zelf aan moeten werken. Het boek van Jans wil, met de Japanse filosoof Nishida, brokstukken bieden om een vlot te bouwen en de open zee op te gaan. Nattigheid voelen is de enige weg die het denken vandaag nog kan gaan.